Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift wordt na «de bestrijding» ingevoegd: van.
B
In artikel I wordt het voorgestelde artikel 14.7 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt:
a. in de aanhef na «de betreffende aanbieder» ingevoegd: , hetgeen wordt afgeleid
uit hoogstens één registratie van verkeersgegevens per eindapparaat per uur;
b. in subonderdeel 1° na «de betreffende aanbieder» ingevoegd: , waarbij uitsluitend
gebruik wordt gemaakt van de registratie van de gemeente waarin het eindapparaat verbinding
had ten behoeve van de totaalaantallen, bedoeld in de aanhef.
2. In het zevende lid wordt «1 januari 2020» vervangen door: zes maanden voor de datum
waarop de verplichting, bedoeld in het eerste lid, in werking treedt.
Toelichting
Artikel 14.7, tweede lid
Zoals aangekondigd in de nota naar aanleiding van het verslag regelt de wijziging
in het tweede lid van het voorgestelde artikel 14.7 van de Telecommunicatiewet de
maximale frequentie van metingen ten behoeve van de totaalaantallen en het vaststellen
van de afgeleide herkomst. Per telefoon wordt ten behoeve van de tellingen maximaal
één keer per uur de gemeente waar deze verbinding maakt met het netwerk geregistreerd.
Dit is niet een vast tijdstip: uit de verkeersgegevens die ontstaan uit het maken
van verbinding met het netwerk wordt via een rekenmethode de meest relevante registratie
van verkeersgegevens geselecteerd. Alleen de gemeente die uit de locatie van de antenne
in die registratie kan worden afgeleid, wordt geregistreerd en bewaard, de rest van
de verkeersgegevens wordt voor dit doel niet bewaard. Wanneer een telefoon in een
bepaald uur geen verbinding heeft gemaakt met het netwerk wordt er voor dat uur geen
locatie geregistreerd en dus ook niets bewaard.
De exacte methode waarop deze data wordt gegenereerd, is afhankelijk van de specifieke
technische kernmerken van de mobiele netwerken en kan daarom per aanbieder verschillen.
Alleen de gemeente waar het toestel ten behoeve van de tellingen voor dat uur aan
is gekoppeld, wordt bewaard, onder een pseudoniem voor het betreffende toestel. Alleen
deze registraties worden gebruikt om de afgeleide herkomst van het gepseudonimiseerde
toestel te kunnen vaststellen, en met dat doel gedurende 30 dagen in die hoedanigheid
bewaard.
Artikel 14.7, zevende lid
De wijziging van het voorgestelde artikel 14.7, zevende lid, bepaalt dat de te verstrekken
informatie niet verder terug mag gaan dan zes maanden voor inwerkingtreding van de
verplichting op grond van het eerste lid, in plaats van tot 1 januari 2020. De reden
daarvoor is dat aanbieders op grond van artikel 11.5 van de wet verkeersgegevens in
ieder geval niet langer mogen bewaren dan zes maanden. Inmiddels is het duidelijk
dat de verplichting op grond van het eerste lid niet per 1 juli 2020 in werking zal
kunnen treden. Gelet op de maximale bewaartermijn en de datum waarop de verplichting
op z’n vroegst kan worden opgelegd, zal er op dat moment geen data bij de aanbieders
aanwezig zijn over de maand januari. Wel is het nuttig en ook nodig om de gegevens
van de zes maanden voor inwerkingtreding van de verplichting ter beschikking te stellen
om inzicht te verkrijgen in de tellingen in de verschillende periodes qua intensiteit
van de maatregelen. Door met deze tellingen te vergelijken kan de actuele informatie
beter worden gebruikt voor signalering en om alarmeringen op te baseren. Zonder data
uit het verleden kan er geen vergelijking, in welke zin dan ook, plaatsvinden en heeft
de dataverzameling nauwelijks toegevoegde waarde.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer