35 458 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 4 juni 2020

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij benadrukken het belang van het effectief tegengaan van witwassen en vragen zich af of met dit wetsvoorstel genoeg stappen gezet worden. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. Deze leden delen de mening dat witwassen een bedreiging vormt voor de integriteit, stabiliteit en betrouwbaarheid van het financiële stelsel en de maatschappij als geheel. Over deze wetswijzigingen hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel ter wijziging van de Wwft BES en de Wet financiële markten BES. Zij onderschrijven het belang dat de regering hecht aan een integer en betrouwbaar financieel stelsel en de noodzaak in dat kader witwassen en financiering van terrorisme tegen te gaan – ook in de Caribische delen van het Koninkrijk – en steunen maatregelen die hier effectief aan bijdragen. Zij hebben enkele vragen aan de regering over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico’s op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben al eerder gewezen op de risico’s op witwassen in de Caribische delen van het Koninkrijk1. De regering beschikte op dat moment nog niet over een accurate inschatting van de omvang van de witwasproblematiek in de Caribische delen van het Koninkrijk. Kan inmiddels wel een inschatting gegeven worden? Kan dit ook gegeven worden voor de BES-eilanden, als bijzondere delen van Nederland? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat ook in de National Risk Assessment BES (NRA BES) het gebrek aan kwantitatieve data over de omvang van witwassen als verbeterpunt wordt beschreven. Welke stappen worden gezet om tot meer kwantitatieve data over de omvang van de witwasproblematiek te komen? Kan de regering aangeven welke stappen gezet zijn, gezet worden en men voornemens is te zetten, al dan niet in samenwerking met de andere landen in het Koninkrijk, om witwassen tegen te gaan?

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de BES-eilanden nog grotendeels «cash economies» zijn. Hoe wordt daar in dit wetsvoorstel rekening mee gehouden? Op welke specifieke wijze wordt «cash» witwassen tegengegaan?

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de NRA BES wordt gewezen op het risico van de instabiliteit van Venezuela op witwasrisico’s op de BES-eilanden, maar wijzen erop dat er nauwelijks specifiek beleid hierop lijkt te zijn. Kan de regering hierop reflecteren? Acht zij specifiek beleid noodzakelijk?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe in dit wetsvoorstel recht gedaan wordt aan de breed in de Kamer gesteunde motie-Van der Linde (Kamerstuk 31 477, nr. 45) die oproept om de straffen voor witwassen te verhogen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de Wwft BES zich verhoudt tot soortgelijke wetgeving van de hen omringende landen. Welke negatieve effecten verwacht de regering als resultaat van de invoering van deze wetgeving, waarbij bijvoorbeeld valt te denken aan het waterbedeffect? Voorts vragen zij de regering te verduidelijken welke economische, culturele en geografische verschillen met Europees Nederland invloed hebben op de risico’s.

1.1. Opzet Wwft BES

De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de reguliere Wwft, daar de regering stelt dat deze wetten «grotendeels» overeenkomen. Zijn de verplichtingen vergelijkbaar, identiek of bij de ene wet strenger dan bij de andere wet? Indien dit laatste, kan de regering dan nader op de verschillen ingaan? Hoe wordt omgegaan met het verhoogde risico op witwassen op de BES-eilanden, en hoe wordt omgegaan met het probleem van «too small to comply»?

De leden van de VVD-fractie vragen welke onderdelen van de Vierde witwasrichtlijn als niet relevant worden beschouwd voor de BES-eilanden, en waarom. Kan een uitputtende lijst gegeven worden?

Kan de regering meer informatie geven over de ongebruikelijke transacties vanuit de BES-eilanden de laatste jaren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Hoeveel ongebruikelijke transacties waren er? Bij hoeveel transacties leidde dit tot een daadwerkelijk opgespoord misdrijf of overtreding? Worden er relatief veel ongebruikelijke transacties gevonden, of juist relatief weinig? Hoe groot is het probleem van non-compliance of niet-melden, en hoe wordt dit tegengegaan?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader in te gaan op de opmerking dat «vooral vanwege de verwevenheid van de financiële sector van de openbare lichamen met Curaçao en Sint-Maarten […] als uitgangspunt van de Wwft BES [geldt] dat zo veel mogelijk is aangesloten bij de (voorziene) wetgeving van die landen». Hoe verhoudt zich dit tot de eerdere constatering van de FATF dat de wetgeving op bijvoorbeeld Sint-Maarten niet adequaat is? Hoe verhoudt zich dit tot de constatering van de FATF dat Sint-Maarten structureel verzuimd heeft om zijn wetgeving te updaten naar de eisen van de FATF?2

De leden van de CDA-fractie lezen dat er wordt gesteld dat de risico’s op witwassen en financiering van terrorisme kleiner zijn in het Caribische gedeelte van Nederland dan in het Europese deel, onder meer omdat de eilanden kleiner zijn dan Nederland. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om uiteen te zetten waarom het risico kleiner is vanwege de omvang van het eiland. Deze leden menen dat de hoogte van het risico vooral bepaald wordt door de mate van regelgeving en handhaving en minder het formaat van een gebied. Ook constateren de leden van de CDA-fractie dat de NRA BES juist grotere risico’s op witwassen in het Caribische gedeelte van Nederland constateert, waarbij de omvang van het witwassen in veel gevallen wel kleiner is. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering dat ziet.

1.2. Achtergrond wetsvoorstel

Knelpunten in de praktijk

De leden van de VVD-fractie vragen welke bevoegdheden de Financial Intelligence Unit (FIU) heeft als het gaat om de BES-eilanden (en de andere landen van het Koninkrijk). Zijn die vergelijkbaar of identiek met de bevoegdheden in Nederland? Hoe komt het dat er weinig sprake was van uitwisseling van informatie?

2. Inhoud wijzigingen

2.1. Risicogebaseerde benadering

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat poortwachters dezelfde risicogebaseerde aanpak moeten volgen als poortwachters in Nederland. Betekent dit ook, zo vragen zij, dat die risicoanalyse even gedetailleerd en diepgaand zal zijn? Hebben de poortwachters de schaalvoordelen die nodig zijn om dat waar te maken? Hoe is invulling gegeven aan de motie-Alkaya/Van der Linde (Kamerstuk 35 245, nr. 15)?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de mate waarin en de manier waarop de verplichting om gedragslijnen, procedures en maatregelen op te stellen geharmoniseerd worden over verschillende instellingen heen. De eenvormigheid in de risicoprotocollen, zo lijkt de memorie van toelichting op dit moment te suggereren, gaat immers pas gelden als daadwerkelijke risico’s geïdentificeerd zijn; onduidelijk blijft of in de manier waarop een instelling haar infrastructuur om risico’s in eerste instantie überhaupt te identificeren geharmoniseerd wordt. Welke standaarden gelden op dit punt, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

2.4. Uitbreiding reikwijdte

De leden van de VVD-fractie vragen waarop de ondergrens van 11.000 USD gebaseerd is. Is overwogen om dit bedrag voor de BES-eilanden te verlagen vanwege het hogere risico op witwassen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de NRA BES blijkt dat de kansspelsector als grootste risico voor witwassen in de BES naar voren komt. Er zijn in de NRA BES geen concrete signalen gegeven dat er op dit moment ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van dit risico en dat daarom er geen aanleiding wordt gezien om wettelijke maatregelen te nemen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie verbazen zich hierover, mede gelet op de ruim ontwikkelde kansspelindustrie op andere – nabijgelegen – eilanden in het Caribisch gebied. Deze leden vragen de regering of het niet verstandig is om een sector die als groot risico wordt aangewezen juist alvast te laten vallen onder de reikwijdte van de Wwft BES, juist vóórdat er sprake is van concrete signalen. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op het bekende waterbedeffect waarbij criminelen altijd nieuwe gebieden of sectoren vinden waar zij hun criminele activiteiten kunnen ontplooien. In het licht van dit waterbedeffect vragen de leden van de CDA-fractie waarom er niet preventief gekozen wordt om een sector met een hoog risico te laten vallen onder de reikwijdte van de Wwft BES. Daarbij vragen deze leden wat de nadelen zouden kunnen zijn van het uitbreiden van de reikwijdte naar ook de kansspelsector.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat handelaren in bouwmaterialen verplicht worden cliëntenonderzoek te verrichten. Zij vragen de regering of zij kan ingaan op de rol die financiële instellingen spelen in deze verplichting voor handelaren. Zijn instellingen in deze context ergens toe verplicht? Dienen zij handelaren bijvoorbeeld te ondersteunen in hun onderzoek?

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie op welke manier een financiële instelling geïnformeerd wordt over het gegeven dat een handelaar in bouwmaterialen die klant is bij de desbetreffende instelling een cliëntenonderzoek uitvoert.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe is onderzocht of kansspelen op afstand wel of niet een risico vormen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor kiest kansspelen op afstand preventief onder de reikwijdte van de Wwft BES te laten vallen. Het potentiële risico van deze activiteit is immers hoog.

Ook de leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de kansspelsector niet opgenomen is als risicosector voor witwassen. Is in het verleden niet regelmatig voorgekomen dat de kansspelsector onderdeel was van criminele activiteiten? Zij vragen de regering waarom deze expliciet niet gereguleerd wordt daar er genoeg signalen zijn van verwevenheid met het criminele circuit en met de bredere financiële sector in Nederland. Voorts vragen zij de regering wat de effecten van dit ontbreken van regulering zijn op de online kansspelsector. Kan de regering met zekerheid zeggen dat deze zich niet in ongewenste mate op deze plekken zal gaan vestigen en dat hier controle en veiligheidsrisico’s optreden?

2.5. Politiek prominente personen

Kan de regering, zo vragen de leden van de VVD-fractie, haar eerste ervaringen delen met de behandeling van politiek prominente personen (PEP’s) in Nederland? Deze leden nemen waar dat PEP’s in toenemende mate worden geweigerd als klant, bijvoorbeeld door kleinere financiële instellingen. Zij hebben hier eerder aandacht voor gevraagd. Dit klemt omdat ook diplomaten en medewerkers van internationale organisaties worden aangemerkt als politieke prominenten; de positie van het vestigingsklimaat staat dus ter discussie. Ook de reikwijdte van het Nederlandse begrip van PEP’s – geen lokale politici en ex-politici, wel een grote kring van familieleden, bestuurders van grote bedrijven en vrijwilligers – zou in de ogen van deze leden een nadere discussie waard zijn. Hoe vertalen deze waarnemingen in Nederland zich naar de situatie op de BES-eilanden? Is dit de reden om het UBO-begrip in lagere regelgeving uit te werken?

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat op advies van de Raad van State aan de definitie van PEP is toegevoegd dat een persoon niet langer als PEP kwalificeert na ten minste een jaar na beëindiging van de functie. Is het een overweging om personen in de laagrisicogroep in te delen in een nieuwe categorie, zodat zij enerzijds niet uit het oog worden verloren en anderzijds worden onderscheiden van de «echte» PEP’s? Hierbij zou een categorie toegevoegd kunnen worden van «politically involved persons» (PIP) of «politically affiliated persons» (PAP).

De leden van de CDA-fractie lezen dat onderhavig wetsvoorstel een wijziging beoogt voor wat betreft de wijze waarop wordt vastgesteld dat iemand een PEP is. Eén van de redenen hiervoor is het verhoogde risico op kwalijke conflicterende belangen bij de politici in Caribisch Nederland, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de voorgestelde wijze van vaststelling van PEP’s in Caribisch Nederland zich verhoudt tot de wijze waarop dat gedaan moet worden in het Europese deel van Nederland. Verder vragen de leden van de CDA-fractie of, de redenatie van de regering volgend, raadsleden in Nederland ook een groter risico lopen op kwalijk conflicterende belangen vanwege het parttime karakter van het raadslidmaatschap.

2.6. Versterking handhavinginstrumentarium toezichthoudende autoriteiten

De leden van de VVD-fractie lezen dat de verplichting om mee te werken aan een onderzoek op basis van de Wwft BES wordt aangevuld met de mogelijkheid van een dwangsom of het opleggen van een boete indien medewerking wordt geweigerd. Kan de regering aangeven hoe hoog deze boete is en binnen welke termijn actie wordt ondernomen op het moment dat er niet wordt betaald?

De leden van de VVD-fractie juichen toe dat toezichtautoriteiten gegevens of inlichtingen kunnen verstrekken aan de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD), de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie, het Meldpunt ongebruikelijke transacties en het Openbaar Ministerie. Deze leden begrijpen dat deze deling van gegevens in het voorstel is voorzien van concrete doelbinding, conform AVG-vereisten. Indien aan meer partijen dezelfde informatie kan worden verstrekt kunnen deze partijen onderling ook deze informatie uitwisselen, bespreken en analyseren. Deze leden vragen dan ook of er een speciaal platform wordt opgezet dat aansluit bij een risicogebaseerde aanpak met als doel de informatie-uitwisseling vertrouwelijk, veilig en efficiënt te laten plaatsvinden.

2.7 Geheimhoudingsplicht notariaat en advocatuur

De leden van de D66-fractie vragen of er een inhoudelijk overleg met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is geweest met betrekking tot het gegeven dat «voor zowel de medewerkingsplicht als de meldplicht expliciet wordt opgenomen dat de geheimhoudingsplicht van het notariaat die volgt uit hoofde van hun beroep niet geldt». Zo ja, wat is uit dit overleg gebleken?

Terecht lezen de leden van de D66-fractie dat de vertrouwelijkheid tussen rechtszoekende en advocaat een grondrecht is. Tegelijkertijd wordt ook gezegd dat men op dit moment de mogelijkheden onderzoekt om de inrichting van het toezicht op het verbreken van dit grondrecht af te stemmen waarbij gekeken wordt naar de verhouding tussen de geheimhoudingsplicht en de Wwft. Wanneer is dit onderzoek gereed en worden advocaten ook bij dit onderzoek betrokken?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering nader kan toelichten wat de benodigde voorzieningen zijn in de toezichtssfeer om ook advocaten onder het bereik van de Wwft BES te kunnen laten vallen. Deze leden vragen daarnaast op welke termijn de regering verwacht meer duidelijkheid te kunnen geven aan de Kamer op dit punt. Daarnaast vragen zij de regering of laatstgenoemde reeds een beeld kan schetsen van de verwachte wijzigingen op dit punt. Is het bijvoorbeeld redelijkerwijs te verwachten dat er op dit punt een wetswijziging noodzakelijk is, zo vragen deze leden.

2.8 Grensoverschrijdende geldtransporten

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom bij onbegeleid transport van liquide middelen gekozen wordt voor een kennisplicht in plaats van een vorm van verplichting voor de afzender van de goederen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader in te gaan op de doeltreffendheid en doelmatigheid (inclusief gewenste en ongewenste neveneffecten) van een verlaging van het drempelbedrag voor vervoer contanten, in plaats van enkel een clausulering met betrekking tot kennisgeving bij geldtransporten onder het drempelbedrag.

2.9 Definitie uiteindelijk belanghebbende (UBO)

De leden van de VVD-fractie vernemen graag in hoeverre het UBO-begrip overeen zal komen met het Nederlandse begrip, in het bijzonder waar het gaat om stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen.

4. Financiële gevolgen en administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie signaleren dat FIU-Nederland volgens de Wwft BES-wetgeving aangewezen is als enige dienst in Caribisch Nederland waar de dienstverleners hun ongebruikelijke transacties dienen te melden. In hoeverre gaat dit wetsvoorstel leiden tot een taakverzwaring van de werkzaamheden van de FIU en is hier budgettair in voorzien, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

4.3 Gevolgen voor de rijksbegroting

De leden van de VVD-fractie vragen meer onderbouwing van de stelling dat dit opgevangen kan worden binnen de capaciteit van de relevante organisaties. Hoe verhoudt zich dit tot eerdere signalen dat de organisaties te weinig capaciteit hebben om witwassen goed te kunnen aanpakken?3

5. Consultatie

De leden van de CDA-fractie lezen in het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) dat de huidige wijzigingen vooral gericht zijn op de compliance aan internationale afspraken, maar dat het van essentieel belang is dat in de praktijk het stelsel ook effectief is. Daarbij stelt de Afdeling dat financiële instellingen steeds minder actief zijn in het Caribisch gebied in het kader van hun de-riskingbeleid. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er meer uitgebreid ingegaan kan worden op dit zeer reële risico. In hoeverre draagt de terugtrekkende beweging die te constateren is bij de financiële instellingen bij tot een meer cash-based samenleving, waarvan bekend is dat dergelijke samenlevingen een hoger risico kennen op corruptie en witwassen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre zij beleid voert dat bevordert dat financiële instellingen zich ook vestigen in het Caribisch gedeelte van Nederland.

In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie aan de regering in hoeverre er op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba sprake is van zelfstandige financiële instellingen, of dat banken, verzekeringsmaatschappijen en andere financiële instellingen feitelijk filialen zijn van bedrijven die opereren vanuit andere landen in het Koninkrijk, dan wel daarbuiten. Hoe verhouden bijvoorbeeld de bank(filial)en op Saba en Sint-Eustatius zich tot de banken op Sint-Maarten: zijn dit niet veelal filialen van banken op Sint-Maarten, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen ook wat dat betekent voor de wetgeving waaronder deze instellingen vallen: de anti-witwaswetgeving op Sint-Maarten of die van Nederland?

5.3 Reactie Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES

De leden van de CDA-fractie maken uit de reactie van de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES (Cbp BES) niet op dat de Commissie groot voorstander is van de voorgestelde wijzigingen. In hoeverre is de regering in gesprek geweest met de Commissie om bezwaren van de Commissie weg te nemen, al dan niet door wijzigingen aan te brengen in het wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen of de kanttekeningen van het Cbp BES met betrekking tot «de uitbreiding van de groep dienstverleners, de term redelijke maatregelen, de rechtvaardiging van de bevoegdheden om gegevens uit te wisselen en het «algehele gevoel van controle» dat de wijziging probeert te creëren» alsnog worden meegenomen in het wetsvoorstel. Terwijl de noodzaak om de groep aanbieders van kansspelen in de Wwft BES op te nemen wordt onderbouwd in de rapporten NRA BES en het Veiligheidsbeeld BES is namelijk besloten de uitbreiding naar de groep kansspelaanbieders niet mee te nemen. Waarom?

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het Cbp BES aangeeft dat toewijzing van een type zakelijke relatie of dienstverlening als vormend een hoog risico, een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van de cliënt. Dit kan volgens het Cbp BES daarom niet in een ministeriële regeling geregeld worden. De regering stelt dat een ministeriële regeling wel van toepassing is omdat dergelijke aanwijzing van technische aard is. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat bedoeld wordt met «technische aard» en vragen om een toelichting waarom een aanwijzing die inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer gezien wordt als een beslissing van «technische aard». Deze leden verzoeken de regering in het licht van deze vragen bovendien nader toe te lichten waarom een ministeriële regeling op dit punt volstaat.

De leden van de SP-fractie vragen de regering welke extra mogelijkheden de FIU nu dan met betrekking tot informatie-uitwisseling krijgt. Zij vragen ook hoe dat zich verhoudt met de mogelijkheden hier. Voorts vragen zij de regering hoe zij gaat toezien op de juiste behandeling van deze persoonsgegevens en de uitwisseling hiervan tussen de BES-eilanden en de toezichthoudende instellingen in Nederland, aangezien de AVG niet van toepassing is op de BES-eilanden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.14 sub Y en Z

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de boete bij besluit geregeld wordt en niet vastgelegd wordt in de wet.

OVERIG

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in 2021 door de FATF wordt geëvalueerd, waarbij ook Caribisch Nederland wordt meegenomen. Deze leden denken dat de evaluatie met de wijzigingen van de Wwft BES te vroeg zal worden uitgevoerd om iets over de effectiviteit van de wet te kunnen zeggen. In hoeverre is het mogelijk om de evaluatie van de Wwft BES in 2022 te laten plaatsvinden? Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de regering deze wet gaat evalueren en welke criteria hierbij van toepassing zijn. Kan de regering een overzicht geven van de toetsingscriteria?


X Noot
1

Zie bijvoorbeeld Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3437.

X Noot
2

Zie voor beide opmerkingen Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3437.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2206.

Naar boven