35 447 Regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden)

F BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Vice-President van de Raad van State

Den Haag, 12 juli 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij na haar commissievergadering van 29 juni 2021 verzocht onderstand voorlichtingsverzoek – na vaststelling door de Kamer – naar U door te geleiden. Vaststelling heeft plaatsgevonden in de plenaire vergadering van 6 juli 2021.

Bij de Eerste Kamer is aanhangig wetsvoorstel 35447 – regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden).

Na bestudering van het wetsvoorstel zouden de leden graag het oordeel vernemen van de Afdeling advisering van de Raad van State, in het bijzonder ten aanzien van onderstaande aspecten.

Te ruime reikwijdte en gebrek aan specificatie (rechtsonzekerheid)

In het wetsvoorstel zelf zijn voorbeelden van samenwerkingsverbanden toegevoegd. Andere samenwerkingsverbanden kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden toegevoegd, die aan een nahangprocedure is onderworpen. Is hiermee sprake van een toereikende inperking van de reikwijdte van het wetsvoorstel? Is het voldoende specifiek? Zijn de beperkingen op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals vervat in artikel 10 van de Grondwet, voldoende ingekaderd? Wat zijn de consequenties van artikel 1.7 voor de grondrechten van burgers? Zijn de extra waarborgen nodig?

Discriminatierisico’s

Is naleving van artikel 1 van de Grondwet voldoende geborgd, gelet op de beoogde inzet van profilering? Welke risico’s ziet de Afdeling advisering van de Raad van State?

De Kamer ziet met belangstelling uit naar de gevraagde voorlichting.

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, J.A. Bruijn

Naar boven