Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35447 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35447 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijk kader te scheppen voor de gezamenlijke verwerking van gegevens door bepaalde samenwerkingsverbanden ten behoeve van een doelstelling van zwaarwegend algemeen belang en daarbij de nodige waarborgen op te nemen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de categorieën van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming;
als deelnemers van een samenwerkingsverband aangewezen overheidsinstanties, overheidsorganen en private partijen als bedoeld in artikel 1.3;
persoonsgegevens en andere gegevens;
door de deelnemers van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum aangewezen personen, groepen van personen, gebieden of branches, waarover bij de deelnemers van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum dusdanige aanwijzingen zijn dat de vigerende wet- en regelgeving structureel niet wordt nageleefd, dat dit duidt op verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit;
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
verband van deelnemers die gezamenlijk gegevens verwerken voor een bij of krachtens deze wet vastgestelde doelstelling van zwaarwegend algemeen belang;
melding van een of meer deelnemers in een samenwerkingsverband dat bepaalde gedragingen of situaties betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen of fenomenen aanleiding kunnen zijn om ten behoeve van het doel van het samenwerkingsverband gezamenlijk gegevens te verwerken;
gegevens betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen of fenomenen, inhoudende een eerste vermoeden dat sprake is van onrechtmatige activiteiten, of voornemens daartoe, op de bestrijding waarvan het samenwerkingsverband is gericht, met inbegrip van de onderliggende gegevens uit een risicoanalyse, ten behoeve van de uitvoering van publiekrechtelijke taken of uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden.
1. Deze wet heeft betrekking op het gezamenlijk verwerken van gegevens door deelnemers van een samenwerkingsverband in de zin van deze wet.
2. Deze wet laat onverlet dat deelnemers van een samenwerkingsverband onderling gegevens kunnen blijven verwerken bij of krachtens een andere dan deze wet.
1. De deelnemers zijn de bij of krachtens deze wet aangewezen overheidsinstanties, overheidsorganen en private partijen.
2. Aanwijzing van een overheidsinstantie of overheidsorgaan als deelnemer kan geschieden, indien deelname noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband.
3. Aanwijzing van een private partij als deelnemer kan geschieden, indien het doel van het samenwerkingsverband redelijkerwijze niet kan worden bereikt zonder deelname van deze private partij en indien tevens overheidsinstanties of overheidsorganen deelnemen.
4. De aanwijzing als deelnemer brengt geen wijziging aan in de publiekrechtelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers.
5. De deelnemers vormen een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan de deelname worden beëindigd indien deelname niet meer noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband.
1. De deelnemers van een samenwerkingsverband zijn gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens door het samenwerkingsverband.
2. De deelnemers wijzen één van de functionarissen voor gegevensbescherming van de deelnemende overheidsinstanties of overheidsorganen aan die als coördinerend functionaris voor gegevensbescherming voor het samenwerkingsverband optreedt.
3. De deelnemers wijzen personeel aan ten behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband, dat in dienst blijft van de betreffende deelnemers. Een private deelnemer wijst ten behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband slechts personen aan die niet tevens worden belast met commerciële werkzaamheden voor die private partij.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de werkwijze en de respectievelijke verantwoordelijkheden van de deelnemers, waaronder met betrekking tot de uitoefening van de rechten van betrokkene en hun respectieve verplichtingen om de informatie te verstrekken, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van de Algemene verordening gegevensbescherming;
b. de aanwijzing van een deelnemende overheidsinstantie of deelnemend overheidsorgaan als contactpunt voor betrokkenen voor de uitoefening van de rechten op grond van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming.
1. Elke deelnemer verstrekt de bij of krachtens deze wet aangewezen categorieën van gegevens aan het samenwerkingsverband, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de deelnemer zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Deze verplichting tot verstrekking is mede van toepassing indien een specifieke geheimhoudingsbepaling van toepassing is die het toelaat dat een ander wettelijk voorschrift daarop een uitzondering maakt.
2. Voor zover een specifieke geheimhoudingsbepaling van toepassing is die het niet toelaat dat een ander wettelijk voorschrift daarop een uitzondering maakt, verstrekt een deelnemer de gegevens op grond van de volgende uitzonderingen:
a. artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens;
b. de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
c. artikel 1:93ga van de Wet op het financieel toezicht;
d. artikel 63ea van de Wet toezicht accountantsorganisaties;
e. artikel 56a van de Wet toezicht trustkantoren 2018;
f. de artikelen 22d en 23aa van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
g. artikel 10i van de Sanctiewet 1977;
h. artikel 6a van de Wet toezicht financiële verslaggeving;
i. artikel 3.3 0a van de Wet handhaving consumentenbescherming;
j. artikel 208c van de Pensioenwet;
k. artikel 202c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. Het eerste lid is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
4. Onverminderd artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens, verstrekt de rijksbelastingdienst, bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geen gegevens aan deelnemers voor zover dit private partijen zijn.
1. Het samenwerkingsverband verwerkt gezamenlijk gegevens ten behoeve van een bij of krachtens deze wet vastgestelde doelstelling van zwaarwegend algemeen belang.
2. Het eerste lid is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
1. Tenzij naar het oordeel van een of meer deelnemers op wier gegevens de resultaten zijn gebaseerd zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten, worden de resultaten van de verwerking binnen het samenwerkingsverband verstrekt aan een of meer deelnemers, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor:
a. de vervulling van een publiekrechtelijke taak die aan de deelnemer is opgedragen, wanneer deze taak verenigbaar is met het doel van het samenwerkingsverband, of
b. de behartiging van de gerechtvaardigde belangen of uitvoering van wettelijke verplichtingen van een private deelnemer, wanneer deze belangen of verplichtingen verenigbaar zijn met het doel van het samenwerkingsverband.
2. Tenzij een deelnemer daartegen bezwaar heeft, kunnen de resultaten van de verwerking binnen het samenwerkingsverband aan een derde worden verstrekt, voor zover de verstrekking bij of krachtens deze wet van een grondslag is voorzien, de verstrekking door de rechtmatigheidsadviescommissie, bedoeld in artikel 1.8, zesde lid, op rechtmatigheid is getoetst en de verstrekking noodzakelijk is voor:
a. de vervulling van een publiekrechtelijke taak die aan de derde is opgedragen, wanneer deze taak verenigbaar is met het doel van het samenwerkingsverband, of
b. de behartiging van de gerechtvaardigde belangen of uitvoering van wettelijke verplichtingen van een private derde, wanneer deze belangen of verplichtingen verenigbaar zijn met het doel van het samenwerkingsverband.
3. Voor zover de verstrekking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard aan derden is toegestaan, vindt deze verstrekking uitsluitend plaats nadat de deelnemers die deze persoonsgegevens aan het samenwerkingsverband hebben verstrekt, hiermee hebben ingestemd.
4. Degenen die op grond van het eerste of het tweede lid resultaten ontvangen, koppelen daarvan ten minste jaarlijks de effectiviteit en de bruikbaarheid terug aan het samenwerkingsverband, en, indien de ontvangst van de resultaten niet tot vervolgacties heeft geleid, de redenen hiervan.
5. De deelnemers evalueren periodiek de gehanteerde werkwijze en, indien van toepassing, de gehanteerde patronen en indicatoren, aan de hand van de ontvangen terugkoppelingen, bedoeld in het vierde lid, ten behoeve van de verbetering van de patronen en indicatoren.
6. De resultaten bedoeld in het eerste en tweede lid, worden, voor zover zij mede gebaseerd zijn op gegevens van de rijksbelastingdienst, met uitzondering van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, niet aan een private partij verstrekt in het kader van een gerechtvaardigd belang als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b.
7. Dit artikel is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan alle verwerkingen van gegevens op grond van deze wet.
2. Uitsluitend door de deelnemers geautoriseerde personen hebben toegang tot de systemen waarin de deelnemers gezamenlijk persoonsgegevens verwerken. De deelnemers onderhouden een systeem van autorisaties dat voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en evenredigheid. Geautoriseerd worden slechts personen die zijn aangewezen ten behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband en die zijn belast met:
a. de uitvoering van de gegevensverwerking voor de doelen van het samenwerkingsverband,
b. de toetsing op rechtmatigheid, of
c. het onderhoud of de ondersteuning van de systemen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de betrouwbaarheidsvereisten aan geautoriseerde personen als bedoeld in het tweede lid.
4. De deelnemers dragen zorg voor de vastlegging langs elektronische weg (logging) van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te beschrijven verwerkingen van persoonsgegevens in geautomatiseerde systemen van het samenwerkingsverband. De vastgelegde gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de persoonsgegevens en voor gerechtelijke procedures.
5. De deelnemers treffen passende organisatorische maatregelen om te waarborgen dat per geval de gegevens enkel voor het vooraf vastgestelde doel worden verwerkt.
6. De deelnemers stellen een rechtmatigheidsadviescommissie in, die tot taak heeft de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in het samenwerkingsverband structureel te beoordelen bij nieuwe verwerkingen en wijziging in verwerkingen en om voorstellen aan het samenwerkingsverband te doen om onrechtmatigheden op te lossen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de werkwijze en de samenstelling van de rechtmatigheidsadviescommissie, de wijze van benoeming en ontslag van haar leden en de instelling van één gezamenlijke rechtmatigheidsadviescommissie ten behoeve van een cluster van samenwerkingsverbanden.
7. De persoonsgegevens die door het samenwerkingsverband gezamenlijk worden verwerkt, worden vernietigd of geanonimiseerd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van het samenwerkingsverband, en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd uit de systemen van het samenwerkingsverband of geanonimiseerd, tenzij een wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat of de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. In bijzondere gevallen en voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband kunnen persoonsgegevens die worden bewaard, in opdracht van de deelnemers, na verkregen instemming van de deelnemer die de betreffende persoonsgegevens heeft verstrekt, ter beschikking worden gesteld voor hernieuwde verwerking.
8. Binnen het samenwerkingsverband worden persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in systemen waarvoor een adequaat beveiligingsniveau geldt. Daarbij worden persoonsgegevens beveiligd ten minste volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde richtlijnen.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de waarborgen, waaronder opleidingseisen voor personen die zijn aangewezen ten behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband.
1. De deelnemers dragen zorg voor adequate en uniforme technische en organisatorische maatregelen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de gezamenlijke geautomatiseerde gegevensanalyse alsmede ter bevordering van de juistheid en de volledigheid van de gegevens die daarbij worden verwerkt.
2. Een resultaat van geautomatiseerde gegevensanalyse kan uitsluitend aan een deelnemer of derde worden verstrekt na menselijke tussenkomst waarbij wordt beoordeeld of het resultaat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van deze tussenkomst.
3. Indien een samenwerkingsverband gezamenlijke geautomatiseerde gegevensanalyse verricht, verschaft het, voor zover naar het oordeel van een deelnemer zwaarwegende redenen zich daartegen niet verzetten, aan het publiek op toegankelijke wijze uitleg over de gehanteerde patronen en indicatoren of andere onderliggende logica.
4. Mocht gedurende de geautomatiseerde gegevensanalyse blijken dat persoonsgegevens onjuist zijn, dan worden deze onverwijld gecorrigeerd en wordt een melding gedaan aan de organisatie waarvan de persoonsgegevens afkomstig zijn, opdat ook in haar gegevensbestanden kan worden gecontroleerd of de persoonsgegevens juist zijn geregistreerd en na validatie de gegevens kunnen worden gecorrigeerd.
5. Indien binnen een samenwerkingsverband persoonsgegevens geautomatiseerd geanalyseerd worden, vindt dit op zodanige wijze plaats dat de persoonsgegevens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde fasen van de gegevensanalyse niet meer aan een specifieke betrokkene kunnen worden gekoppeld zonder dat er aanvullende gegevens worden gebruikt. Zij laten deze aanvullende gegevens apart bewaren en nemen technische en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens niet aan een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon worden gekoppeld. De deelnemers koppelen alleen die gegevens opnieuw aan de persoon wanneer die op basis van de resultaten van een gegevensanalyse duiden op een verhoogd risico met betrekking tot het doel waarvoor het samenwerkingsverband gegevens verwerkt.
1. Het samenwerkingsverband doet de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gegeven regels en de Algemene verordening gegevensbescherming controleren door middel van het periodiek doen verrichten van privacy audits.
2. Het samenwerkingsverband zendt een afschrift van de controleresultaten van de privacy audits aan de Autoriteit persoonsgegevens.
3. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, laat het samenwerkingsverband binnen een jaar een hercontrole uitvoeren op die onderdelen die niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Een ieder die betrokken is bij een controle als bedoeld in dit artikel is verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarover hij de beschikking heeft gekregen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de inhoud en wijze van uitvoering van controle, bedoeld in het eerste en derde lid.
1. Eenieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het samenwerkingsverband en daarbij de beschikking krijgt over persoonsgegevens, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover artikel 1.7 of enig ander wettelijk voorschrift voorziet in de bevoegdheid of verplichting om de gegevens te verstrekken of voor zover de gegevensverstrekking noodzakelijk is voor het afleggen van verantwoording door een medewerker aan de deelnemer die hem heeft aangewezen voor de inzet in het samenwerkingsverband.
2. De ontvanger van het resultaat van de verwerking voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift voorziet in de bevoegdheid of verplichting om de gegevens te verstrekken.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere gegevens waarvan degene die betrokken is bij de werkzaamheden van het samenwerkingsverband het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.
1. Een samenwerkingsverband stelt jaarlijks een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de op grond van artikel 1.7, vierde lid, ontvangen terugkoppelingen van de effectiviteit en de bruikbaarheid van de resultaten, voor zover de bekendmaking van deze gegevens de verwezenlijking van de doeleinden van het samenwerkingsverband niet onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen.
2. Het jaarverslag wordt bekendgemaakt door plaatsing op internet.
Als samenwerkingsverband in de zin van deze wet wordt aangewezen het Financieel Expertisecentrum.
1. Met het oog op risico’s van inbreuken op de integriteit van het financiële stelsel, of onderdelen daarvan, verwerkt het Financieel Expertisecentrum gegevens, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van publiekrechtelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers.
2. Onder risico’s als bedoeld in het eerste lid worden verstaan risico’s met betrekking tot de integriteit van natuurlijke of rechtspersonen die binnen het financiële stelsel werkzaam zijn, alsmede risico’s als gevolg van het doen en nalaten van partijen binnen het financiële stelsel of onderdelen daarvan, met betrekking tot financieel-economische criminaliteit en andere ernstige vormen van criminaliteit of van terrorismefinanciering.
Als deelnemers van het Financieel Expertisecentrum worden aangewezen:
a. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
c. de Financiële inlichtingen eenheid, voor de taak, bedoeld in artikel 13 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
d. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling, voor het uitoefenen van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van voornoemde wet, de Invorderingswet 1990 en het toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
e. de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
f. de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor de uitoefening van haar wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet handhaving consumentenbescherming, Wet op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet toezicht financiële verslaggeving, Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977 en bindende rechtshandelingen van de Europese Unie;
g. De Nederlandsche Bank N.V., voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Bankwet 1998, Wet op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wet toezicht trustkantoren 2018, Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977, Wet toezicht effectenverkeer 1995, en bindende rechtshandelingen van de Europese Unie;
h. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen overheidsorganen of overheidsinstanties en private partijen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband en het om daarbij beschreven specifieke verwerkingen of onderdelen daarvan gaat.
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.5, zijn de door de deelnemers te verstrekken categorieën gegevens:
a. personalia en andere identificerende gegevens van betrokkene, waaronder persoonsnummers;
b. identificerende gegevens betreffende vermogensbestanddelen;
c. gegevens die zicht geven op de relatie tussen betrokkene en zijn vermogensbestanddelen;
d. gegevens betreffende eerdere onrechtmatigheid in de relatie tussen betrokkene en vermogensbestanddelen;
e. gegevens die zicht geven op relevante relaties of contacten van personen die mogelijk in verband gebracht kunnen worden met mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen of witwasconstructies, met mogelijke financiering van terrorisme of andere financieel-economische criminaliteit;
f. gegevens die zicht geven op het opzetten van mogelijke constructies voor witwassen of financiering van terrorisme of andere financieel-economische criminaliteit;
g. gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van personen door de toezichthouders;
h. politiegegevens die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens worden verstrekt;
i. justitiële en strafvorderlijke gegevens die op grond van de artikelen 8b en 39fa van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van gegevens worden aangevuld en kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën van gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig zijn. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Door het Financieel Expertisecentrum worden de volgende activiteiten verricht:
a. signalenoverleg; en
b. gegevensanalyse.
1. Indien een deelnemer signalen heeft inzake bedreigingen of risico’s van inbreuken op de integriteit van de financiële sector als bedoeld in artikel 2.2 kunnen deelnemers daarover overleggen. Daarbij verstrekken zij elkaar gegevens voor zover dat noodzakelijk is om het signaal te kwalificeren als sturingsinformatie.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de criteria om een bepaald signaal voor te dragen voor het signalenoverleg, waaronder over de aard, de eisen van kwaliteit en betrouwbaarheid waaraan het signaal moet voldoen.
1. De deelnemers kunnen hun gegevens op verzoek van een of meer van hen, gezamenlijk analyseren ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2.2.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van de gegevensanalyse. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de wijze waarop de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nader wordt gewaarborgd;
b. de methoden waarop de gegevens vergeleken kunnen worden;
c. voorzieningen ter bevordering van de kwaliteit van de gehanteerde methodiek;
d. het voorzien van de gegevens van een indicatie over betrouwbaarheid;
e. de wijze waarop de verbanden zichtbaar gemaakt worden.
Als samenwerkingsverband in de zin van deze wet wordt aangewezen de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen.
Met het oog op het in kaart brengen van onverklaarbaar of crimineel vermogen, het bestrijden van witwas- of fraudeconstructies, het kunnen innen van overheidsvorderingen die oninbaar dreigen te worden en het uitoefenen van toezicht op de goede werking van de markt, verwerkt de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen in opdracht van een of meer deelnemers gegevens voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van publiekrechtelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers.
Als deelnemers van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen worden aangewezen:
a. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
c. de Rijksrecherche, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
d. de Financiële inlichtingen eenheid, voor de taak, bedoeld in artikel 13 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
e. het Centraal Justitieel Incassobureau, ter uitoefening van de taken omtrent het verrichten van innings- en incassowerkzaamheden en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
f. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling, voor het uitoefenen van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van voornoemde wet, de Invorderingswet 1990, het toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Algemene douanewet en het Douanewetboek van de Unie en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
g. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 3 van die wet, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
h. de Autoriteit Consument en Markt, voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de Mededingingswet en de overige taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
i. De Nederlandsche Bank N.V., voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Bankwet 1998, Wet op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wet toezicht trustkantoren 2018, Pensioenwet, Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977, Wet toezicht effectenverkeer 1995, en bindende rechtshandelingen van de Europese Unie;
j. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen overheidsinstanties en overheidsorganen die belast zijn met toezicht op de naleving, opsporing of de inning van overheidsvorderingen.
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.13, zijn de door de deelnemers te verstrekken categorieën gegevens:
a. personalia en andere identificerende gegevens van betrokkene, waaronder persoonsnummers;
b. gegevens over inkomen en vermogensbestanddelen;
c. gegevens die zicht geven op de relatie tussen betrokkene en zijn vermogensbestanddelen;
d. gegevens betreffende eerdere onrechtmatigheid in de relatie tussen betrokkene en vermogensbestanddelen;
e. gegevens die zicht geven op relevante relaties of contacten van personen die mogelijk in verband gebracht kunnen worden met mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen of witwas- of fraudeconstructies;
f. politiegegevens, die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens worden verstrekt;
g. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die op grond van de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden uitsluitend verstrekt, voor zover deze betrekking hebben op:
a. personen die potentieel in verband gebracht kunnen worden met onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen of witwas- of fraudeconstructies;
b. relevante relaties van personen die mogelijk in verband gebracht kunnen worden met mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen of witwas- of fraudeconstructies;
c. personen ten aanzien van wie een overheidsvordering bestaat die oninbaar dreigt te worden;
d. personen die in verband gebracht kunnen worden met financieel toezicht of andere aan de bestrijding van financieel-economische criminaliteit gerelateerde taken dan wel met taken waarmee marktwerking wordt bewaakt en bevorderd.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën van gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig zijn. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen kan de ontvangen gegevens op verzoek van een of meer deelnemers geautomatiseerd analyseren om:
a. een rapportage op te stellen die een overzicht geeft van het vermogen en inkomsten van een of meer natuurlijke of rechtspersonen (iRVI),
b. een rapportage op te stellen over de financieel-zakelijke relaties rondom natuurlijke of rechtspersonen (iRR),
c. een geanonimiseerde rapportage op te stellen die aan de hand van vooraf vastgestelde indicatoren en gegevens over bepaalde gepseudonimiseerde natuurlijke personen of rechtspersonen een ontwikkeling of trend in een bepaalde regio of met betrekking tot een bepaald fenomeen weergeeft teneinde inzicht te krijgen in problematiek met betrekking tot het in artikel 2.10 vastgelegde doel (iRT NN);
d. op basis van een rapportage als bedoeld onder c een rapportage als bedoeld onder a of b op te stellen (iRT compact).
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop indicatoren als bedoeld in artikel 2.13 worden vastgesteld, met inbegrip van regels over de kwaliteit van de hypothese waarop deze zijn gebaseerd.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de uitvoering van de gegevensanalyse. Deze regels hebben betrekking op:
a. de wijze waarop de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nader wordt gewaarborgd;
b. de methoden van verwerking;
c. voorzieningen ter bevordering van de kwaliteit van de gehanteerde methodiek;
d. het voorzien van de gegevens van een indicatie over hun betrouwbaarheid;
e. de wijze waarop de verbanden tussen gegevens zichtbaar worden gemaakt;
f. de vereiste kwaliteit van de gegevens die ten behoeve van de uit te voeren analyse worden verwerkt.
1. Als samenwerkingsverbanden in de zin van deze wet worden aangewezen de Regionale Informatie- en Expertisecentra.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de territoriale werkgebieden van de Regionale Informatie- en Expertisecentra.
De Regionale Informatie- en Expertisecentra verwerken uitsluitend gegevens voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers op het terrein van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscaalrechtelijke handhaving in het belang van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
1. De Regionale Informatie- en Expertisecentra verrichten met oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, de volgende activiteiten ten behoeve van het bepalen en uitvoeren van gezamenlijke strategieën voor de uitoefening van de wettelijke taken en de inzet van hun wettelijke bevoegdheden door de deelnemers:
a. het aanwijzen en analyseren van handhavingsknelpunten;
b. het voeren van casusoverleggen;
c. het verrichten van gebiedscans en thematische scans bij misstanden in maatschappelijke sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor innesteling van georganiseerde criminaliteit.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, en kunnen aanvullende activiteiten, waaronder geautomatiseerde gegevensanalyse, worden aangewezen, voor zover die noodzakelijk zijn voor het doel, bedoeld in artikel 2.17.
1. Als deelnemers worden aangewezen:
a. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling, voor het uitvoeren van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Algemene douanewet en het Douanewetboek van de Unie, en de hoofdstukken 2 en 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
c. de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, voor de uitoefening van de wettelijke taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
d. de Koninklijke marechaussee, voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens artikel 4 van de Politiewet 2012;
e. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
f. de Immigratie- en Naturalisatiedienst, voor de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van toezicht en handhaving bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap;
g. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
h. de burgemeester voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde bij of krachtens hoofdstuk XI van titel III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet 2012, artikel 13b van de Opiumwet of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens artikel 3 en de paragrafen 4 tot en met 8 van de Drank- en Horecawet, paragraaf 2 van titel VA, titel VIa en titel VIb van de Wet op de kansspelen en de artikelen 26 tot en met 28 van de Paspoortwet;
i. het college van burgemeester en wethouders voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens hoofdstuk X van titel III en hoofdstuk XV van titel IV, van de Gemeentewet, titels I, Ia en VIb van de Wet op de kansspelen, de artikelen 5, 10, 10b en 10c van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, artikel 7 van de Participatiewet, de hoofdstukken 2, 3 en 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 17 en hoofdstuk VI van de Woningwet, de artikelen 8, 21, 22, 25 en 26 en hoofdstuk 6 van de Huisvestingswet 2014, artikel 1.4, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen en de wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van toezicht en handhaving bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en een gemeentelijke verordening;
j. het provinciebestuur voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Provinciewet, de hoofdstukken 2, 3 en 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of een provinciale verordening;
k. de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor de uitoefening van de wettelijke taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden en de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 8:1 van de Arbeidstijdenwet, de Warenwet, artikel 13 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel 14 van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, artikel 18a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Wet op de loonvorming en artikel 5 van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.
l. de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, voor de uitoefening van de wettelijke taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers waarvoor gegevens kunnen worden verwerkt binnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere overheidsorganen of overheidsinstanties of private partijen als deelnemer worden aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17, en het om daarbij beschreven specifieke verwerkingen of onderdelen daarvan gaat.
1. De deelnemers van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum kunnen, ter uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.18, gegevens uitwisselen met de deelnemers van de andere Regionale Informatie- en Expertisecentra voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17.
2. Verstrekking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard aan de deelnemers van een ander Regionaal Informatie- en Expertisecentrum vindt uitsluitend plaats nadat de deelnemer of deelnemers die deze persoonsgegevens aan het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum heeft of hebben verstrekt, hiermee heeft of hebben ingestemd.
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming kunnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17, persoonsgegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid verwerken. De deelnemers kunnen voor het doel, bedoeld in artikel 2.17, gebruikmaken van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en het burgerservicenummer.
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.18, zijn de door de deelnemers aan het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum te verstrekken categorieën gegevens:
a. ten aanzien van de betrokkene of betrokkenen over wie of de rechtspersoon of rechtspersonen waarover een signaal is ontvangen:
1°
– identificerende en contactgegevens;
– het burgerservicenummer;
– gegevens betreffende de verblijfsstatus;
– gegevens omtrent de woonsituatie;
– voertuiggegevens;
– financiële gegevens;
– kadastrale gegevens;
– bedrijfsgegevens;
– inkomensgegevens;
– gegevens betreffende zakelijke relaties;
– gegevens betreffende vergunning- of subsidieaanvragen, hierop genomen besluiten en juridische procedures;
– gegevens inzake toezicht en handhaving alsmede getroffen bestuurlijke maatregelen;
2°
– fiscale gegevens;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 8 en 13 van de Wet politiegegevens die krachtens artikel 20, derde lid, van die wet aan de deelnemers worden verstrekt;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die door het openbaar ministerie op grond van de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aan de deelnemers worden verstrekt;
– gegevens over het seksueel gedrag of seksuele gerichtheid;
3°
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 9 en 10, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet politiegegevens die op grond van artikel 20, derde lid, van die wet aan de deelnemers worden verstrekt.
b. ten aanzien van personen uit de directe kring van betrokkene of betrokkenen of personen die in direct verband staan met de rechtspersoon of rechtspersonen:
1°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 1°;
2°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 2°;
3°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 3°;
c. ten aanzien van medewerkers van deelnemers:
– identificerende en contactgegevens;
– autorisatieniveau;
– de wijze waarop deze medewerker is gescreend.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de categorieën van gegevens en de concretisering daarvan, bedoeld in het eerste lid, de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig zijn en kunnen aanvullende categorieën gegevens worden aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een deelnemer kan bij een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum een signaal dat verband houdt met het doel, bedoeld in artikel 2.17, melden en daartoe gegevens verwerken.
2. De deelnemers beoordelen of het signaal in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.17.
3. Bij de afweging of een signaal voldoende aanleiding geeft tot gezamenlijke verwerking van gegevens in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, toetsen de deelnemers aan:
a. het type signaal;
b. het aantal signalen alsmede de aard en omvang daarvan;
c. het gewicht van het signaal en de reeds gepleegde interventies ter zake van het signaal of de signalen, en
d. het aantal deelnemers dat overeenkomstige signalen meldt, alsmede het verband tussen de signalen.
4. Indien dit signaal naar het oordeel van de deelnemers aanleiding geeft tot het verrichten van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum en dit noodzakelijk is met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de deelnemers overgaan tot verzameling en uitwisseling van, alsmede samenvoeging met andere relevante gegevens, bedoeld in artikel 2.22, die beschikbaar zijn bij de deelnemers.
5. De deelnemers beoordelen welke deelnemers met het oog op het doel in de zin van artikel 2.17 moeten worden betrokken bij de te verrichten activiteit en daarbij gegevens mogen verwerken.
6. Bij de verwerking van gegevens in het kader van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. indien een signaal aanleiding geeft tot gezamenlijke verwerking van gegevens in het kader van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de betrokken deelnemers relevante gegevens, bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 1°, en onderdeel b, onderdeel 1°, verwerken;
b. indien de deelnemers gezamenlijk gegevens verwerken ter uitvoering van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, en dat noodzakelijk is met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de deelnemers in aanvulling op de gegevens, bedoeld in onderdeel a van dit lid, de gegevens verwerken, bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 2°, en onderdeel b, onderdeel 2°;
c. indien de deelnemers gezamenlijk gegevens verwerken ter uitvoering van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onderdelen a of b, en dat noodzakelijk is met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de deelnemers in aanvulling op de gegevens, bedoeld in onderdelen a en b van dit lid, de gegevens verwerken, bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 3°, en onderdeel b, onderdeel 3°.
7. Indien dit naar het oordeel van de deelnemers noodzakelijk is met het oog op het doel in de zin van artikel 2.17, kunnen de deelnemers in afstemming afspraken maken over interventies, kunnen zij interventieadviezen geven aan een of meer deelnemers en kunnen zij daartoe gegevens verwerken. Indien de deelnemers in afstemming afspraken hebben gemaakt over interventies die ten aanzien van een betrokkene of betrokkenen of een rechtspersoon of rechtspersonen worden ingezet, kunnen zij ter uitvoering daarvan gegevens verwerken.
8. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de gezamenlijke verwerking van gegevens op grond van dit artikel aan een derde worden verstrekt.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de gezamenlijke verwerking van gegevens ter uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.18, waaronder over de criteria waaraan een signaal moet voldoen en de criteria voor verstrekking van de resultaten van de gezamenlijke verwerking van gegevens aan een derde.
1. Als samenwerkingsverbanden in de zin van deze wet worden aangewezen de Zorg- en Veiligheidshuizen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de territoriale werkgebieden van de Zorg- en Veiligheidshuizen.
De Zorg- en Veiligheidshuizen verwerken bij de behandeling van complexe casuïstiek uitsluitend gegevens ten aanzien van een betrokkene voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van de wettelijke taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen en bestrijden van criminaliteit en ernstige overlast en het voorkomen en verminderen van onveilige situaties voor personen of binnen een gebied.
De Zorg- en Veiligheidshuizen verrichten met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.25, de volgende activiteiten:
a. het voeren van casusoverleggen, waarbij betrokken deelnemers afspraken maken over interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, de uitvoering, evaluatie en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede overleggen over afsluiting van de casus, ten behoeve van het bepalen en uitvoeren van een gezamenlijke strategie voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast alsmede daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden die worden verricht door de deelnemers;
b. het vaststellen van lijsten met geprioriteerde casussen ten behoeve van het bepalen en uitvoeren van een gezamenlijke strategie voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast alsmede daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden die worden verricht door de deelnemers.
1. Als deelnemers worden aangewezen:
a. de Raad voor de Kinderbescherming, voor de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 255 en 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel 3.1 van de Jeugdwet en de artikelen 5, eerste lid, 6, 10 en 25 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie;
b. de Dienst Justitiële Inrichtingen, voor de uitvoering van de wettelijke taken op grond van artikel 2 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, artikel 2 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, artikel 2 van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 2.2, eerste en tweede lid, van de Wet forensische zorg, alsmede de daaruit voortvloeiende bevoegdheden en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
c. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, en de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 5:3, 7:3, 8:1, 8:2, 8:10 en 13:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de artikelen 28b, tweede lid, en 33 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
d. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, en de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 5:3, 5:16, 5:17, eerste lid, 5:18, 5:19, 7:7, eerste lid, 7:11, eerste lid, 8:1, eerste en derde lid, 8:17, zevende lid, 8:18, derde lid, onderdeel b, en tiende lid, 8:19, derde lid, aanhef, 13:3, eerste, vierde en vijfde lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de artikelen 28a, derde lid, aanhef, 28b, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2.3 van de Wet forensische zorg;
e. de burgemeester voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde bij of krachtens hoofdstuk XI van titel III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet 2012, artikel 13b van de Opiumwet of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet tijdelijk huisverbod en de artikelen 7:1, 7:2, 7:4 en 8:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de artikelen 29 tot en met 36 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
f. het college van burgemeester en wethouders voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de artikelen 2.1.1, eerste lid, 2.1.7, 2.3.1 tot en met 2.3.6, 2.3.9, 2.3.10 en 2.4.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, artikel 7 van de Participatiewet, artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 16 van de Leerplichtwet 1969 en de wettelijke taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:1, 5:2, 5:3 en 5:16 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel 28c van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
g. een instelling voor gemeentelijke gezondheidsdienst voor het in opdracht van het college van burgemeester en wethouders uitvoeren van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet publieke gezondheid en artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2. Als deelnemers worden aangewezen de volgende private partijen die bij of krachtens de wet taken of bevoegdheden uitoefenen of daartoe door een bestuursorgaan gemandateerd zijn of van een bestuursorgaan de opdracht daartoe hebben gekregen of daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden verrichten, of krachtens een behandelingsovereenkomst als bedoeld in afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of de Jeugdwet diensten verlenen en die verband houden met het doel, bedoeld in artikel 2.25:
a. de door Onze Minister op grond van artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995 erkende reclasseringsinstelling voor de taken bedoeld in hoofdstuk 3 van de Reclasseringsregeling 1995 en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
b. de door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aangewezen organisatie van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling voor de taken bedoeld in artikel 4.1.1, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
c. de gecertificeerde instelling die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die jeugdreclassering of een kinderbeschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet uitvoert;
d. een instelling voor geestelijke gezondheidszorg die werkzaamheden verricht, bedoeld in de artikelen 1:1 en 2:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, artikel 1.1 van de Wet forensische zorg, de artikelen 1 en 5 tot en met 9 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, artikel 1.1 van de Jeugdwet, de artikelen 1.1.1 en 2.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of een behandeling uitvoert uit hoofde van een behandelingsovereenkomst, bedoeld in artikel 446 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
e. een instelling die in opdracht van het college van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht ter uitvoering van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, artikel 7 van de Participatiewet of artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
3. In afwijking van artikel 1.4, eerste lid, zijn uitsluitend de deelnemers, bedoeld in het eerste lid, gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de gezamenlijke verwerking van persoonsgegevens door de Zorg- en Veiligheidshuizen. Artikel 1.4, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden waarvoor gegevens kunnen worden verwerkt binnen de Zorg- en Veiligheidshuizen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere overheidsorganen of overheidsinstanties of private partijen als deelnemer worden aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
1. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een Zorg- en Veiligheidshuis die gegevens over een betrokkene verwerken ter uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.26, kunnen ter vaststelling of die betrokkene bekend is bij een ander Zorg- en Veiligheidshuis, identificerende en contactgegevens alsmede het burgerservicenummer van die betrokkene uitwisselen met de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een ander Zorg- en Veiligheidshuis voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
2. Indien na het uitwisselen van identificerende en contactgegevens alsmede het burgerservicenummer van die betrokkene blijkt dat de betrokkene bekend is bij een ander Zorg- en Veiligheidshuis, kunnen de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, overgaan tot het uitwisselen van andere relevante gegevens, bedoeld in artikel 2.30, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
3. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een Zorg- en Veiligheidshuis, die gegevens van een betrokkene verwerken, kunnen tijdens de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.26, gegevens, bedoeld in artikel 2.30, aan de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een ander Zorg- en Veiligheidshuis verstrekken indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat de verstrekking noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
4. Verstrekking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard aan de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een ander Zorg- en Veiligheidshuis vindt uitsluitend plaats nadat de deelnemer of de deelnemers die deze persoonsgegevens aan het Zorg- en Veiligheidshuis heeft of hebben verstrekt, hiermee heeft of hebben ingestemd.
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen de deelnemers van de Zorg- en Veiligheidshuizen, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, persoonsgegevens over gezondheid verwerken. De deelnemers kunnen voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, gebruikmaken van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
2. In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, verstrekt een deelnemer waarop het bepaalde in artikel 457 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of artikel 7.3.11 van de Jeugdwet van toepassing is, uitsluitend gegevens aan een Zorg- en Veiligheidshuis indien betrokkene daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, behoudens de gevallen waarin enig wettelijk voorschrift een deelnemer verplicht gegevens te verstrekken of enig wettelijk voorschrift toestaat gegevens zonder uitdrukkelijke toestemming van betrokkene te verstrekken of de verstrekking van gegevens noodzakelijk is uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap.
3. Een deelnemer die op grond van artikel 1.5, eerste lid, de in artikel 1.5, tweede lid, genoemde bepalingen, of overeenkomstig artikel 2.29, tweede lid, gegevens verstrekt aan het Zorg- en Veiligheidshuis kan voorwaarden en beperkingen stellen aan het verstrekken van de resultaten aan deelnemers of derden op grond van artikel 1.7, eerste en tweede lid en artikel 2.31, elfde lid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en het burgerservicenummer.
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.26, zijn de door de deelnemers aan het Zorg- en Veiligheidshuis te verstrekken categorieën gegevens:
a. ten aanzien van de betrokkene of betrokkenen waarop een melding als bedoeld in artikel 2.31 betrekking heeft dan wel die voldoet of voldoen aan de criteria voor plaatsing op de lijst met geprioriteerde casussen, bedoeld in artikel 2.32, eerste lid:
– identificerende en contactgegevens;
– het burgerservicenummer;
– gegevens omtrent de woonsituatie;
– financiële gegevens;
– inkomensgegevens;
– persoonsgegevens over gezondheid;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 8 en 13 van de Wet politiegegevens die krachtens artikel 20, derde lid, van die wet aan de deelnemers worden verstrekt;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die door het openbaar ministerie op grond van de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aan de deelnemers worden verstrekt;
– gegevens betreffende relaties met gezinsleden en andere directe sociale contacten;
– gegevens inzake toezicht en handhaving alsmede getroffen bestuurlijke maatregelen of opgelegde beperkingen;
– gegevens over geïndiceerde en toegekende zorg of voorzieningen in het sociaal domein;
– gegevens over begeleiding, zorg en hulpverlening;
b. ten aanzien van natuurlijke personen uit de directe kring van betrokkene:
dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a;
c. ten aanzien van medewerkers van deelnemers en medewerkers van andere instanties, overheidsorganen of instellingen die betrokken zijn bij de begeleiding, zorg- en hulpverlening van betrokkene: identificerende en contactgegevens.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën van gegevens, bedoeld in het eerste lid, de concretisering daarvan, de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig zijn, en kunnen aanvullende categorieën gegevens worden aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Een deelnemer kan een casus voor overleg aanmelden bij een Zorg- en Veiligheidshuis naar aanleiding van gedragingen van een betrokkene of een situatie waarin een betrokkene verkeert, die verband houden met het doel, bedoeld in artikel 2.25, en daartoe gegevens verwerken.
2. De deelnemers bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, beoordelen of de melding van een casus in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.25.
3. Indien de melding van een casus naar het oordeel van de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.25, kunnen deze deelnemers overgaan tot verzameling en uitwisseling van, alsmede samenvoeging met andere relevante gegevens die beschikbaar zijn bij de deelnemers. Hierbij kunnen zij deelnemers als bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, betrekken.
4. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, beoordelen welke deelnemers met het oog op het doel in de zin van artikel 2.25 moeten worden betrokken bij de behandeling van de casus en daarbij gegevens mogen verwerken. Hierbij kunnen zij deelnemers als bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, betrekken.
5. Bij het casusoverleg kunnen de betrokken deelnemers overgaan tot het verder verzamelen en uitwisselen van en samenvoegen met andere relevante gegevens. Indien dit naar het oordeel van de betrokken deelnemers noodzakelijk is met het oog op het doel in de zin van artikel 2.25, kunnen de deelnemers in afstemming afspraken maken over interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet en kunnen zij daartoe gegevens verwerken.
6. Indien de deelnemers in afstemming afspraken hebben gemaakt over interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, kunnen de betrokken deelnemers gegevens verwerken die met het oog op het doel in de zin van artikel 2.25 noodzakelijk zijn voor de uitvoering, evaluatie en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede voor het overleggen over afsluiting van de casus.
7. Bij de verwerking van gegevens, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, kunnen de deelnemers ten aanzien van betrokkene en natuurlijke personen uit de directe kring van betrokkene de categorieën gegevens verwerken, bedoeld in artikel 2.30, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
8. Indien de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, de casus afsluiten, worden de persoonsgegevens die in de casus zijn opgenomen, na afsluiting afgeschermd totdat uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.8, zevende lid.
9. Indien noodzakelijk voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, kunnen de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, derden op incidentele basis laten deelnemen aan het overleg, bedoeld in het vijfde en zesde lid. Deze derden krijgen uitsluitend toegang tot de persoonsgegevens die in het Zorg- en Veiligheidshuis worden verwerkt voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
10. Bij toepassing van het negende lid zijn de artikelen die bij of krachtens deze wet van toepassing zijn op de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, van overeenkomstige toepassing en zien de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, erop toe dat derden die op incidentele basis deelnemen aan het casusoverleg voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming en het bepaalde bij of krachtens deze wet.
11. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de gezamenlijke verwerking van gegevens op grond van deze bepaling door de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, aan een derde worden verstrekt.
12. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de gezamenlijke verwerking van gegevens bij het casusoverleg, waaronder over de criteria waaraan een casus moet voldoen om te kunnen worden behandeld in het Zorg- en Veiligheidshuis, de eisen van kwaliteit en betrouwbaarheid waaraan de casus moet voldoen, de criteria voor verstrekking van de resultaten van de gezamenlijke verwerking van gegevens aan een derde, over incidentele deelname van derden aan het overleg alsmede de criteria die daarvoor gelden en de werkwijze die daarbij wordt gevolgd.
1. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, stellen objectieve criteria vast op grond waarvan de casus van een betrokkene op de lijst met geprioriteerde casussen van een Zorg- en Veiligheidshuis wordt geplaatst en maken deze criteria openbaar.
2. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, kunnen gegevens, bedoeld in artikel 2.30, verwerken om vast te stellen welke casussen voldoen aan de vastgestelde criteria en welke casussen met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.25, op de lijst geplaatst dienen te worden.
3. Indien de casus van een betrokkene op de lijst wordt geplaatst, wordt de casus behandeld als een melding van een casus aan het Zorg- en Veiligheidshuis die in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.25, en is artikel 2.31, derde tot en met twaalfde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Zodra opname op de lijst niet of niet langer noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, worden de casus van betrokkene en alle op hem betrekking hebbende gegevens onverwijld van de lijst verwijderd.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over deze bepaling.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere samenwerkingsverbanden worden aangewezen als samenwerkingsverband in de zin van deze wet, voor een bij deze algemene maatregel van bestuur omschreven doelstelling van zwaarwegend algemene belang inzake:
a. het voorkomen en bestrijden van ernstige vormen van criminaliteit;
b. het voorkomen en bestrijden van grootschalig of systematisch onrechtmatig gebruik van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen; of
c. het voorkomen en bestrijden van grootschalige of systematische ontduiking van wettelijke verplichtingen tot betaling van belastingen, retributies en rechten bij in- en uitvoer.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de aanwijzing van overheidsinstanties en overheidsorganen als deelnemer;
b. de aanwijzing van private partijen als deelnemer, onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.3, derde lid;
c. de te verstrekken categorieën van gegevens;
d. de grondslagen voor gezamenlijke verwerking van gegevens;
e. de verstrekking van resultaten aan derden overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid.
Een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3.1 of 3.2 wordt aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat bij koninklijk besluit wordt vastgesteld nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
Aan artikel 20 van de Wet politiegegevens wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien de politie of de Koninklijke marechaussee deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, verstrekt de verwerkingsverantwoordelijke, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, aan het samenwerkingsverband politiegegevens, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit lid.
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8a wordt «artikel 39e, 39f, of 39ga» vervangen door «artikel 39e, 39f, 39fa of 39ga».
B
Na artikel 8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het samenwerkingsverband justitiële gegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
C
Na artikel 39f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het samenwerkingsverband strafvorderlijke gegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
D
Na artikel 51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien Onze Minister of het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het samenwerkingsverband tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 1:93g van de Wet op het financieel toezicht wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 1:89, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Artikel 1:93, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 63e van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 63a, eerste lid, aan het samenwerkingsverband vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, en behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de Autoriteit Financiële Markten zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 63b, 63c, 63cc en 63e bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 56 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Nederlandsche Bank verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, aan het samenwerkingsverband gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, en behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van De Nederlandsche Bank zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 56, 57 en 58 bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 22c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthoudende autoriteit verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 22, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, en die behoren tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 22 tot en met 22c bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
B
Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 23, eerste, tweede en vierde lid, verstrekt een instelling, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de instelling zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 10h van de Sanctiewet 1977 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister van Financiën verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 10g, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van Onze Minister van Financiën zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 10g, tweede tot en met vierde lid, en 10h bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 6 van de Wet toezicht financiële verslaggeving wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van de artikelen 2, tweede lid, 3, derde lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de Autoriteit Financiële Markten zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 6 bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 3.3 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Stichting Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de Stichting Autoriteit Financiële Markten zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 208b van de Pensioenwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 204, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 205 bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Na artikel 202b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van artikel 198, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 199 bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
In artikel 28, tweede lid, onder d, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «een regionaal samenwerkingsverband voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit van bestuursorganen, de politie, het openbaar ministerie, de rijksbelastingdienst, de belastingdienst FIOD-ECD, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Koninklijke marechaussee» vervangen door «een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden».
1. Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze wet in de praktijk.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op algemene maatregelen van bestuur waarmee krachtens deze wet samenwerkingsverbanden worden aangewezen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35447-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.