Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2020
Tijdens het wetgevingsoverleg van 7 december jl. inzake het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking
door samenwerkingsverbanden (WGS) (Kamerstuk 35 447) heb ik toegezegd uw Kamer voor de stemmingen nader te informeren over de wenselijkheid
van parlementaire betrokkenheid bij de totstandkoming van verschillende amvb’s op
grond van de WGS, zulks naar aanleiding van vragen hierover van het lid Kuiken en
het amendement van het lid Van Nispen dat een nahangprocedure introduceert voor het
bij amvb aanwijzen van nieuwe deelnemers aan samenwerkingsverbanden (Kamerstuk 35 447, nr. 11).
De WGS stelt regels over de gezamenlijke gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.
Het voorgestelde hoofdstuk 2 bevat regels voor gezamenlijke gegevensverwerking door
vier bestaande samenwerkingsverbanden: FEC, iCOV, de RIEC’s en de Zorg- en Veiligheidshuizen.
Bij of krachtens amvb kunnen deze regels worden uitgewerkt. Wanneer bij amvb de categorieën
gegevens die zij verwerken, zouden worden uitgebreid, is daarop een voorhangprocedure
van toepassing. Bij een voorhangprocedure wordt het ontwerp voor een amvb voorgelegd
aan beide Kamers van de Staten-Generaal, vóórdat dit ontwerp wordt aangeboden aan
de Afdeling advisering van de Raad van State.
Bij een nahangprocedure vindt de voorlegging aan de beide Kamers van de Staten-Generaal
pas plaats na vaststelling van de amvb en publicatie in het Staatsblad, maar vóór
de inwerkingtreding ervan. Anders dan bij voorhang, zijn bij nahang ook het advies
van de Afdeling advisering en het nader rapport van de regering beschikbaar.
Het voorgestelde hoofdstuk 3 regelt dat met een nahangprocedure nieuwe samenwerkingsverbanden
onder de werking van de WGS kunnen worden gebracht. Deze nahangprocedure houdt in
dat na publicatie van een vastgestelde amvb elk van beide Kamers van de Staten-Generaal
een periode van vier weken krijgt waarin zij bij meerderheid van stemmen kan verzoeken
om het in de amvb geregelde onderwerp bij wet te regelen. In dat geval wordt de amvb
onverwijld ingetrokken en wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk
ingediend. Een dergelijke amvb zou een gescheiden traject vormen ten opzichte van
een amvb op grond van hoofdstuk 2, zodat hierbij geen samenloopproblemen optreden
tussen voor- en nahangprocedures.
Het amendement van het lid Van Nispen op Kamerstuk 35 447, nr. 11 beoogt in het voorgestelde hoofdstuk 2 in het geval van toevoeging van deelnemers
aan de vier in de WGS geregelde samenwerkingsverbanden FEC, iCOV, de RIEC’s en de
Zorg- en Veiligheidshuizen een nahangprocedure in te voeren die nagenoeg gelijkluidend
is aan de nahangprocedure van hoofdstuk 3. In dit verband wijs ik erop dat het wetsvoorstel
reeds voorziet in een voorhangprocedure op uitbreiding bij amvb van de categorieën
gegevens die deze vier samenwerkingsverbanden mogen verwerken. Ik heb evenwel begrip
voor de wens om ook bij uitbreidingen ter zake van de vier in de WGS geregelde samenwerkingsverbanden
met nieuwe deelnemers, meer parlementaire betrokkenheid te garanderen. Daarom heb
ik het lid Kuiken aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventueel amendement
dat ertoe strekt een voorhangprocedure in te voeren bij alle uitbreidingen van de
vier in de WGS geregelde samenwerkingsverbanden met nieuwe deelnemers. Invoering van
een voorhangprocedure zou ervoor zorgen dat het parlement op eenduidige wijze wordt
betrokken bij alle uitbreidingen van de vier in de WGS geregelde samenwerkingsverbanden.
Een daartoe strekkend amendement laat ik aan het oordeel van de Kamer. Een nahangprocedure
ligt voor dit onderwerp niet in de rede, omdat er dan in hoofdstuk 2 een verwarrende
samenloop van voorhang- en nahangprocedures zou ontstaan. Daarom ontraad ik het amendement
op Kamerstuk 35 447, nr. 11.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus