35 440 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Wet toezicht trustkantoren 2018 en enige andere wetten in verband met het herstel van gebreken en omissies bij de implementatie van Europese regelgeving op het terrein van de financiële markten (Herstelwet financiële markten 2020)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 juli 2020

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel S, wordt «artikel 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» vervangen door «artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme».

B

In artikel I wordt na onderdeel S een onderdeel ingevoegd, luidende:

Sa

Aan artikel 3:29 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De uiteindelijk belanghebbende van een wisselinstelling met zetel in Nederland verschaft die wisselinstelling alle informatie die noodzakelijk is om te voldoende aan dit artikel.

C

In artikel I, onderdeel AA, wordt in de tweede wijzigingsopdracht «stemmen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel d, of stemmen als bedoeld in artikel 5:45, tiende lid» vervangen door «stemmen die kunnen worden uitgebracht op aandelen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, of op aandelen als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, onderdeel b, onder 3° en 4°».

D

In artikel I, onderdeel II, onder 1, vervalt telkens «artikel».

E

In artikel II, onderdeel I, wordt «artikel 27, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 27, tweede en derde lid,».

TOELICHTING

Algemeen

Deze nota van wijziging bevat twee aanvullingen op het onderhavige wetsvoorstel. De eerste aanvulling ziet op een meer specifieke definitie van «uiteindelijk belanghebbende» in artikel 3:9a van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De tweede aanvulling zorgt ervoor dat de kennisgevingsverplichting van artikel 3:29 Wft ook van toepassing wordt op uiteindelijk belanghebbenden van wisselinstellingen in Nederland of met een bijkantoor in Nederland. Daarnaast wordt een verschrijving in het wetsvoorstel verbeterd en wordt een tweetal onjuiste verwijzingen hersteld.

De verschillende onderdelen worden hieronder nader toegelicht.

Artikelsgewijs

A

Artikel I, onderdeel S, van het wetsvoorstel voegt een nieuw artikel 3:9a toe aan de Wft. In het vierde lid van dit artikel 3:9a wordt voor een definitie van het begrip «uiteindelijk belanghebbende» verwezen naar artikel 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Met de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten1 wordt een meer specifieke definitie van dit begrip opgenomen in de Wwft. Dat begrip is voor artikel 3:9a Wft passender omdat het ziet op de uiteindelijk belanghebbende van een entiteit en niet zo zeer op de uiteindelijk belanghebbende van een cliënt in de zin van de Wwft. Zo wordt bewerkstelligd dat in artikel 3:9a Wft wordt gedoeld op de uiteindelijk belanghebbenden van wisselinstellingen met zetel in Nederland.

B

In de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn is onder andere bepaald dat de uiteindelijk belanghebbenden van trustkantoren, wisselkantoren, kantoren voor het omwisselen van cheques, aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta geschikt en betrouwbaar dienen te zijn. Met onderhavig wetsvoorstel wordt die eis aan uiteindelijk belanghebbenden van aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta geïmplementeerd in de Wwft. Ten aanzien van trustkantoren wordt de betreffende richtlijnbepaling met dit wetsvoorstel geïmplementeerd in de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018) en voor wisselkantoren en kantoren voor het omwisselen van cheques in de Wft. Ten aanzien van trustkantoren en aanbieders van bewaarportemonnees en aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta wordt daarbij (in respectievelijk artikel 8, derde lid, Wtt 2018 en artikel 23e, derde lid, Wwft) bepaald dat de uiteindelijk belanghebbenden de instelling informatie moeten verschaffen die de betreffende instelling nodig heeft om te voldoen aan de in die artikelen bedoelde kennisgevingsverplichtingen. Het gaat hier om kennisgevingsverplichtingen die rusten op de instelling en zien op (veranderingen in) bepaalde gegevens die voor de toezichthouder DNB van belang zijn voor het houden van toezicht op die instelling. Voor een deel van die kennisgevingsverplichtingen geldt dat de instelling mede afhankelijk is van informatie vanuit de uiteindelijk belanghebbende. Om deze reden wordt aan de uiteindelijk belanghebbenden de verplichting opgelegd de instelling te informeren. Zie hierover nader artikel I, onderdeel G, en artikel III, onderdeel B, van het wetsvoorstel alsmede de daarbij behorende onderdelen van de memorie van toelichting.

In het wetsvoorstel was ten onrechte nagelaten ook aan uiteindelijk belanghebbenden van wisselinstellingen de verplichting op te leggen de wisselinstelling te informeren. Daarom wordt met onderhavige nota van wijziging een onderdeel ingevoegd in artikel I van het wetsvoorstel. Hiermee worden uiteindelijk belanghebbenden van in Nederland gezetelde wisselinstellingen verplicht die instellingen te informeren zodat die instellingen kunnen voldoen aan de kennisgevingsverplichting die op grond van artikel 3:29 Wft op hen rust. Via artikel 3:49 Wft geldt dat ook voor in het buitenland gezetelde wisselinstellingen met een bijkantoor in Nederland.

C

In artikel I, onderdeel AA, is een wijziging opgenomen van artikel 5:38, tweede lid, Wft op grond waarvan aandeelhouders hun stembelang in beursgenoteerde ondernemingen moeten melden indien deze bepaalde drempelwaardes bereikt, onderschrijdt of overschrijdt. In de tweede wijzigingsopdracht is – in tegenstelling tot in de eerste wijzigingsopdracht met betrekking tot aandelen – abusievelijk melding gemaakt van artikel 5:45, tiende lid, Wft terwijl de cash settled instrumenten uit artikel 5:45, tiende lid, Wft reeds als potentieel stembelang (respectievelijk aandelenbelang) gemeld (behoren te) worden ingevolge artikel 5:45, tiende lid, jo. artikel 5:38, tweede lid (respectievelijk artikel 5:38, eerste lid), Wft. Dit wordt hierbij hersteld. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat de meldplicht van stembelangen uit artikel 5:38, tweede lid, Wft mede omvat de rechten ingevolge een overeenkomst tot verkrijging van stemmen die kunnen worden uitgebracht op aandelen.

D

In artikel I, onderdeel II, onder 1, worden in de opsomming van artikelen de verschillende artikelnummers niet voorafgegaan van het woord «artikel». Deze fout wordt hierbij hersteld.

E

Dit onderdeel herstelt een verwijzingsfout in het wetsvoorstel. Artikel II, onderdeel I, van het wetsvoorstel beoogt «Europese toezichthoudende autoriteiten» te vervangen door «Europese Bankautoriteit». Het onderdeel verwijst daarbij naar het eerste en tweede lid van artikel 27 van de Wwft. In het eerste lid wordt echter niet gesproken over «Europese toezichthoudende autoriteiten». In het tweede en derde lid van artikel 27 wel. Deze foutieve verwijzing wordt hierbij hersteld.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Het wetsvoorstel is op 23 juni jl. door de Eerste Kamer aanvaard (zie Kamerstuknummer 35179).

Naar boven