35 422 Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 30 april 2020

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Algemeen deel

1

 

1.

Inleiding

1

 

2.

Aanleiding

3

 

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

6

 

4.

Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

12

 

5.

Gevolgen

12

 

6.

Advies en consultatie

13

II.

Artikelsgewijs deel

15

 

Artikelen 3 en 4

15

 

Artikel 5

15

 

Artikel 15

15

I. Algemeen deel

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Graag willen zij een aantal opmerkingen maken en de regering een aantal vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Met de regering zijn deze leden van mening dat de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius niet langer mag duren dan noodzakelijk. Deze leden onderschrijven het streven van de regering om zo spoedig mogelijk verkiezingen uit te schrijven voor een nieuwe eilandsraad. Naar de mening van deze leden is de democratische inbedding van het bestuur van Sint Eustatius noodzakelijk voor duurzame terugkeer naar reguliere bestuurlijke verhoudingen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel tot herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Zij delen de inzet van de regering om een geleidelijke overgang naar een reguliere bestuurlijke situatie te faciliteren. Het uitgangspunt dat de ingreep niet langer mag duren dan noodzakelijk, wordt door deze leden gedeeld. De leden van de D66-fractie hebben echter nog enkele vragen over de te nemen maatregelen, het voorgenomen traject en de wijze waarop de bevolking van Sint Eustatius wordt betrokken teneinde de overgang zo vloeiend mogelijk te laten verlopen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel, waarmee de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius wordt verlengd en de huidige voorzieningen in de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius geleidelijk worden afgebouwd. Deze leden hebben grote waardering voor de wijze waarop iedereen zich heeft ingezet voor een duurzame verbetering van het lokale openbaar bestuur en de daarmee samenhangende aanpak van de grote problemen, maar betreuren het vanzelfsprekend zeer dat op dit moment nog geen sprake is van een situatie waarin het eilandbestuur van Sint Eustatius in staat kan worden geacht met democratische legitimatie zelfstandig naar behoren te functioneren. De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarom begrip voor de verlenging van de huidige voorzieningen en de geleidelijke afbouw van de Tijdelijke wet. Nu reeds enkele jaren ervaring is opgedaan met deze uitzonderlijke situatie vragen deze leden om niet alleen over de voortgang te rapporteren, maar vooral ook over welke ervaringen breder in de constitutionele verhoudingen met Caribisch Nederland kunnen worden gebruikt om de onderlinge samenwerking en de kwaliteit van het lokaal bestuur verder te verbeteren.

De leden van de SP-fractie van de hebben in 2018 met veel pijn en moeite ingestemd met het opschorten van de democratie op Sint Eustatius, maar deelden net als alle andere fracties in de Tweede Kamer de opvatting dat het zo niet verder kon met de wetteloosheid, het wanbeheer, de intimidatie en de discriminatie op het eiland. Deze leden waren blij verrast met de vele positieve reacties die ze kregen vanuit de bevolking van het eiland, waarvan een groot en minder mondig deel juist blij was met de ingreep. De leden van de SP-fractie merkten echter ook dat de kritiek op het eiland weer toenam omdat concrete verbeteringen lang op zich lieten wachten. Deze leden steunen de verlenging van de ingreep en zijn het ook eens met de keuze voor een soort «groeimodel» voor het herstel van de lokale democratie. Wel zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetvoorstel Herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius (Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius). De leden van de PvdA fractie merken op dat dit wetsvoorstel tot doel heeft een proces van herstel van taken en democratie te bewerkstelligen. Wil dit herstel succesvol verlopen is het noodzakelijk dat voldoende concrete en tastbare resultaten zijn bereikt. Het besluit tot de bestuurlijk ingreep is niet lichtzinnig genomen. Deze had tot doel de grove taakverwaarlozing te beëindigen en de voorwaarden voor goed bestuur duurzaam te verbeteren, zodat toekomstige eilandsbesturen zelf hun taken naar behoren kunnen vervullen. Er is een twaalftal criteria geformuleerd om zo inzichtelijk te maken op welk moment op Sint Eustatius verkiezingen gehouden kunnen worden. De verkiezingen zouden worden gehouden wanneer de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat mag worden verwacht dat het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken zelf naar behoren te kunnen vervullen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel houdende herstel van de voorzieningen in het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius. Het wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen en de huidige voorzieningen die tot stand zijn gekomen op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius geleidelijk af te bouwen. Deze leden hebben behoefte aan het maken van enkele opmerkingen en het stellen van enkele vragen bij dit wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie vonden het een goede zaak dat er krachtige maatregelen zijn genomen in de Wet taakverwaarlozing Sint-Eustatius om op dat eiland orde op zaken te stellen. Het nemen van die maatregelen was pijnlijk, maar noodzakelijk. Zij hebben er met belangstelling kennis van genomen dat er nu een voorstel voor een nieuwe regeling ligt, gericht op geleidelijk herstel van de voorzieningen in het bestuur. Deze leden hopen dat er binnen afzienbare tijd mogelijkheden zijn om te komen tot stappen gericht op herstel van de normale verhoudingen.

2. Aanleiding

Het wetsvoorstel strekt ertoe de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius te verlengen en de huidige voorzieningen in de Tijdelijke Wet taakverwaarlozing Sint Eustatius geleidelijk af te bouwen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er al het nodige is verbeterd als het gaat om het bestuur en de administratie op Sint Eustatius, maar dat er toch nog de nodige stappen moeten worden gezet. Welke verbeteringen zijn toe te schrijven aan het interim-bestuur en welke gewenste verbeteringen waren wel gewenst c.q. gepland maar niet succesvol ten uitvoering gebracht in deze periode? Deze leden ontvangen graag een toelichting van de regering. Als er sprake is van een transitie naar de volgende fase van bestuur, hoe zal de uitvoering van verbeteringen die onder Nederlands toezicht stonden en niet van de grond kwamen, wel succesvol kunnen zijn in de nieuwe bestuursvorm? Welke garanties geeft de nieuwe bestuursvorm op een succesvolle afronding van zaken die niet gelukt zijn in de eerste fase? Graag een toelichting, op basis van de genoemde criteria, van de regering op dit punt. Wat is het voordeel van de transitie naar normaal bestuur in de vorm van dit wetsvoorstel ten opzichte van uitstel van de transitie? Kan uitstel van de transitie het toekomstige bestuur en de bevolking van Sint Eustatius helpen beter voorbereid te zijn op de transitie? Graag een toelichting van de regering. In het voorliggende wetsvoorstel is sprake van vier fases waarin de reguliere bestuurlijke verhoudingen worden afgebouwd. Het is een goede zaak dat de Staten-Generaal bij ieder overgangsmoment door middel van voorhangprocedures wordt betrokken, zo menen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen dat te allen tijde voorkomen moet worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet. Welke mogelijkheden heeft de regering op grond van dit wetsvoorstel om in te grijpen als de eerder ontstane situatie zich toch weer voordoet, dus zonder dat daarvoor een nieuw wetstraject hoeft te worden doorlopen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen dat het voor de bevolking van Sint Eustatius van groot belang is dat de lokale democratie zo snel als mogelijk hersteld wordt. Verkiezingen zijn wezenlijk voor de lokale bevolking; op deze manier wordt zij vertegenwoordigd.

Zij vragen wat de regering tot nog toe heeft gedaan om de bevolking van Sint Eustatius te informeren over de plannen voor verlenging van de maatregelen, de wijziging in het bestuur en het voornemen tot verkiezing van de eilandsraad in oktober 2020. Kan de regering aangeven of voor de voorgestelde plannen voldoende draagvlak bestaat onder de bevolking van Sint Eustatius?

In de brief van 24 september 2019 is het vertrouwen uitgesproken dat in het najaar van 2020 sprake zal zijn van voldoende institutionele stabiliteit om verkiezingen voor de eilandsraad te organiseren, zo lezen de leden van de D66-fractie. Kan de regering aangeven hoe zij op dit moment aankijkt tegen de institutionele stabiliteit van Sint Eustatius? Is zij nog steeds van mening dat verkiezingen in het najaar in de rede liggen en zo ja, kunnen deze op zorgvuldige wijze worden georganiseerd? Wanneer verwacht de regering uiterlijk duidelijkheid te kunnen bieden – zowel aan de Kamer als aan de bevolking van Sint Eustatius – of de verkiezingen in oktober 2020 al dan niet kunnen doorgaan, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de D66-fractie lezen dat de werklast voor het huidige bestuur maar vooral voor de ambtenaren zwaar is. Wanneer verwacht de regering dat de reorganisatie van het ambtelijk apparaat, inclusief ambtelijke procedures en werkinstructies is afgerond, zo vragen deze leden. De leden van de D66-fractie achten een goede ambtelijke ondersteuning vanuit het eiland zelf van belang voor het op orde krijgen van het bestuur. Kan de regering aangeven hoe zij bij de bemensing van het ambtelijk apparaat van plan is lokaal talent op Sint Eustatius te benutten en wat zij doet om de kennis van de ambtenaren op het gewenste niveau te krijgen, zo vragen deze leden?

De leden van de D66-fractie lezen dat de bevolkingsadministratie, ook van belang voor het kiesregister en andere administraties en afnemers – in de zorg, onderwijs en de sociale voorzieningen – wordt opgeschoond. Dit is een bewerkelijk en arbeidsintensief project omdat vertrekkers en nieuwkomers zich lang niet altijd hebben uit- of ingeschreven. Het onderzoek naar persoonslijsten en de aanwezigheid van brondocumenten loopt tot in de eerste helft van 2020. Het kiesregister is dan gereed voor de verkiezingen, zo lezen de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen naar de laatste stand van zaken wat betreft het op orde brengen van de bevolkingsadministratie, met het oog op het tijdig gereed zijn van het kiesregister voor de verkiezingen.

De leden van de D66-fractie lezen dat wordt toegewerkt naar een goedkeurende accountantsverklaring over het boekjaar 2021. Het verbeteren van ICT-faciliteiten en digitalisering van financiële processen spelen hierbij een belangrijke rol. Tevens constateren deze leden dat sprake is van een tekort aan gekwalificeerde financiële medewerkers. Zij vragen hoe de regering dit tekort gaat aanpakken en op welke termijn.

De leden van de D66-fractie lezen dat bij de overgang naar een volgende fase rekening wordt gehouden met de criteria genoemd onder paragraaf 2.2, die bij de desbetreffende overgang worden betrokken. De Staten-Generaal wordt betrokken bij ieder overgangsmoment omdat het ontwerp van de koninklijke besluiten voor de inwerkingtreding van de afzonderlijke artikelen in een voorhangprocedure aan beide Kamers wordt gezonden met een toelichting waarin het gekozen moment voor de start van een volgende fase worden onderbouwd, zo lezen deze leden. Kan de regering aangeven of de Kamer voorafgaand aan ontvangst van de ontwerpbesluiten voor de voorhangprocedure ook de beschikking krijgt over de tussentijdse voortgangsrapportage, zodat de Kamer zich een goed oordeel kan vormen over de vraag of overgang naar een volgende fase tot volledig herstel van de bestuurlijke verhoudingen op Sint Eustatius aan de orde kan zijn?

Waarom duurt de «wederopbouw» van het eiland zo lang, vragen de leden van de SP-fractie. Heeft dit vooral te maken met de kleinschaligheid en met de geïsoleerde ligging van Sint Eustatius, of ook met het feit dat de kleine eilandgemeenschap in het Caribisch gebied bestuurd wordt vanuit tien ministeries in Den Haag? Waar juist niet ambtenaren zitten die verstand hebben van kleinschalig bestuur en zeker niet van het bestuur in het Caribisch gebied? Waarom is niet beter nagedacht over de huidige positie van de Rijksdienst Caribisch Nederland, die door velen wordt gezien als een extra en overbodige bestuurslaag? Gezien het feit dat op Sint Eustatius sprake was van wetteloosheid, wanbeheer, intimidatie en discriminatie, waarom is er niet voor gekozen om voormalige bestuurders op het eiland strafrechtelijk ter verantwoording te roepen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De leden van de PvdA-fractie menen dat naast het verbeteren van het bestuur en de ondersteuning daarvan, het ook belangrijk is dat er verbetering is van het leefklimaat van de bevolking. Te denken valt aan de sociaaleconomische omstandigheden en de verbetering van infrastructurele voorzieningen. Welke verbeteringen zijn hier doorgevoerd, in welke fase bevinden deze zich en wat moet er nog in concrete zin verbeterd worden? En hierbij bedoelen deze leden niet de noodmaatregelen die nu worden doorgevoerd om de sociaal economische gevolgen van COVID-19 op te vangen en die tijdelijk de noodzakelijke kosten van levensonderhoud verlagen. Zoals een aftrekpost op de rekening ter hoogte van het vaste aansluittarief voor elektriciteit en water vanaf 1 mei tot het einde van het jaar, een aftrekpost op de rekening voor het gebruik van internet met $ 25 per abonnee tot het einde van het jaar en het verbeteren van de ferryverbinding tussen Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten met gereduceerde tarieven en een verhoogde vaarfrequentie voor de duur van twee jaar. Noch het financieren van (lokaal samengestelde) voedselpakketten, inclusief hygiëneproducten, voor de toename van kwetsbare groepen in Caribisch Nederland en, waar nodig, het helpen bij de distributie daarvan. Hoe belangrijk deze noodmaatregelen op dit moment ook zijn, deze zijn tijdelijk en op basis van de gevolgen van een niet voorzienbare crisis. Het gaat om de structurele verbeteringen die vanaf de bestuurlijke ingreep zijn ingezet, welke waren dat, wat is er bereikt en in welke fase bevinden deze zich nu? In het bijzonder noemen de leden van de PvdA-fractie nog het watertekort dat nog altijd niet is opgelost en wat helemaal een groot probleem is in een tijd waarin één van de voorzorgsmaatregelen om besmetting met het coronavirus te voorkomen het veelvuldig handen wassen is. Waarom is dit nog niet opgelost en op welke termijn zal dit opgelost zijn?

De leden van de PvdA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de regering schrijft dat «De nog steeds omvangrijke en arbeidsintensieve bestuurlijke opdracht leidt naar het oordeel van de regering tot de conclusie dat een besluit tot volledig herstel van de democratie en de daarbij behorende reguliere bestuurlijke verhoudingen nog niet verantwoord is. Op basis van de stand van zaken ligt het volgens de regering niet in de lijn der verwachting dat, ondanks alle stappen die inmiddels zijn gezet, de situatie op korte termijn zodanig is verbeterd dat een nieuw bestuurscollege voldoende basis heeft om zijn taken en/of functie naar behoren te kunnen uitoefenen. Dat betekent dat, omstreeks de nu wettelijk voorgeschreven uiterlijke verkiezingsdatum, er naar verwachting nog geen einde zal zijn gekomen aan de grove taakverwaarlozing ten aanzien van de bestuurlijke taken, inclusief het financieel beheer.» Hoe verhoudt dit zich met het uitgangspunt dat het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken zelf naar behoren te kunnen vervullen? Wat moet er gebeuren om daadwerkelijk een volledige normalisatie van de bestuurlijke situatie op Sint Eustatius te bereiken?

Als de regering schrijft dat gezien de huidige situatie op Sint Eustatius en gelet op het tempo waarmee duurzame verbetering bewerkstelligd wordt, verlenging van de ingreep noodzakelijk is om de tot nu toe doorgevoerde verbeteringen duurzaam te borgen en verdere verbeteringen te realiseren, waarom is er dan voor gekozen verkiezingen nog dit jaar te houden? De voorwaarden die gesteld zijn voor het houden van de verkiezingen betekenen een extra belasting bovenop het bereiken van de eerder gestelde doelen. Wat is de planning voor het behalen van deze resultaten en op basis waarvan is de planning realistisch te noemen?

De leden van de ChristenUnie-fractie herinneren zich de aanleiding voor het bestuurlijk ingrijpen in februari 2018. De Commissie van Wijzen concludeerde destijds dat het bestuur van het eiland weigerde de wet toe te passen en zich niet houdt aan de voorgeschreven procedures die juist bedoeld zijn voor een goed bestuur en financieel beheer. Ook de eilandsraad functioneerde niet goed. Er was geen sprake van macht en tegenmacht, het dualisme ontbrak en politieke verhoudingen waren diep verstoord. De Commissie van Wijzen concludeerde dat het bestuur zich buiten de Nederlandse rechts- en staatsorde plaatste en handelde als een zelfverklaard autonoom land binnen het koninkrijk en niet bereid is dit los te laten. Het bestuur had zijn taken verwaarloosd. De wetteloosheid en het plaatsen buiten de rechtsorde, en daarnaast de bestuurlijke, sociale, economische en fysieke staat van het eiland waren doorslaggevend voor de leden van de ChristenUnie-fractie om destijds in te stemmen met het wetsvoorstel Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius. Met deze wet werd een zwaar ingrijpende maatregel voorgesteld om de orde op het eiland te herstellen. De eilandsraad werd ontbonden, de gedeputeerden en waarnemend gezaghebber werden uit hun functie ontheven. Hun bevoegdheden kwamen in één hand te liggen, die van een regeringscommissaris die aanblijft tot het bestuur van Sint Eustatius weer in staat is om zelf zijn taak naar behoren te vervullen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vonden de ingreep om ook de eilandsraad op te heffen heel ver gaan vanuit het oogpunt van de parlementaire democratie. De Raad van State pleitte destijds in haar advies voor een overgangssituatie waarbij als tussenstap de eilandsraad weer geheel of gedeeltelijk in functie is, naast de regeringscommissaris die dan nog de taken van de gedeputeerden en de gezaghebber uitoefent. Deze leden constateren dat de regering met dit wetsvoorstel voorziet in een dergelijke tussenfase.

De leden van de SGP-fractie delen de opvatting dat voorkomen moet worden dat er weer sprake is van terugkeer naar de oude bestuurlijke cultuur en gewoonten. Zij vragen zich af wat de precieze stand van zaken is rond het actualiseren van de verordeningen en de gemeentelijke administratie. Ook vragen zij aandacht voor de precieze situatie ten aanzien van het opleiden van (potentiële) politici. In hoeverre vindt er op dat gebied al concreet iets plaats?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij koninklijk besluit zo spoedig mogelijk de datum van kandidaatstelling wordt vastgesteld voor de verkiezingen die in maart 2021 moeten plaatsvinden. Voordat tot kandidaatstelling kan worden overgegaan is het onder andere nodig dat het kiesregister gereed is. Wat is de stand van zaken daaromtrent, zo vragen deze leden. Kan nader worden ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de geplande verkiezingen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.

De Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius vervalt op 1 september 2024. De wet kan ook bij koninklijk besluit worden verlengd, zo blijkt uit de memorie van toelichting (paragraaf 3.2.6). Maar verder in deze passage gaat het over het indienen van een voorstel van wet. Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk of verlenging bij koninklijk besluit geschiedt of dat er een wetsvoorstel wordt ingediend. Gaarne krijgen zij een verduidelijking van de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de eilandsraad beperkte bevoegdheden krijgt. De meeste bevoegdheden blijven berusten bij de regeringscommissaris. Zo is er vooralsnog geen sprake van een budgetrecht. Deze leden vragen zich af of politieke partijen überhaupt aan de eilandsraadsverkiezingen zullen willen deelnemen, gelet op de beperkte bevoegdheden. Zij ontvangen graag een reactie.

Klopt het dat politieke partijen zich opnieuw moeten registreren bij de Kiesraad om kandidaten verkiesbaar te kunnen stellen voor de eilandsraad? Zo ja, waarom? Hoe verhoudt zich dat tot de verkiezingen voor het kiescollege voor de Eerste Kamer, toen deze partijen zich niet afzonderlijk hoefden te registreren? Kan de regering zich voorstellen dat deze bepaling de indruk wekt dat de regering reeds langer bestaande politieke partijen op Sint Eustatius buiten wil sluiten? Is dit werkelijk de bedoeling en is het niet aan burgers en aan politieke stromingen om hier zelf keuzes in te maken?

De regering stelt terecht dat «de eilandsraad [zijn] controlerende en verordenende taken goed [kan] uitvoeren met een goed uitgeruste griffie» (memorie van toelichting, blz. 6). Kan de eilandsraad dan wel van start gaan zonder eilandgriffier, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zou het niet verstandig zijn om voor deze functie nu al een kwartiermaker aan te trekken?

Het aanbod van opleidingsprogramma’s voor potentiële politici is welkom, maar is de daaraan verbonden verplichting wel democratisch, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering een voorbeeld van Nederlandse bodem geven waarin opleidingseisen gesteld worden aan kandidaat-volksvertegenwoordigers? Is dat niet een verantwoordelijkheid van politieke partijen zelf? Zou het niet verstandiger zijn dit als aanbod en niet als verplichting te presenteren?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering te duiden welke taak en bevoegdheden de nieuw op te richten «Burgerparticipatieraad» krijgt, zeker in relatie tot de eilandsraad. Wordt in de kleine gemeenschap die Sint Eustatius is het speelveld niet erg druk, als naast de eilandsraad ook nog een Burgerparticipatieraad actief is?

De leden van de D66-fractie constateren dat vanaf de eerste helft van 2020 opleidingsprogramma’s voor potentiële politici worden aangeboden. Kan de regering aangeven wat deze opleidingsprogramma’s inhouden, hoelang deze opleidingsprogramma’s duren en of zij een verplichtend karakter hebben en, zo ja, waarom? Hoe wordt aan deze programma’s bekendheid gegeven, wie verzorgen deze opleidingsprogramma’s en worden zij met het oog op de aankomende verkiezingen reeds aangeboden aan potentiële politici? Is de regering bereid om – met het oog op de toekomst – via talentontwikkelingsprogramma’s jongvolwassenen op Sint Eustatius te enthousiasmeren voor grotere maatschappelijke en politieke betrokkenheid?

De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel erop gericht is het functioneren van de eilandsraad te herstellen, terwijl de regeringscommissaris verantwoordelijk blijft voor een deel van de taken van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber en de verdere opbouw van het eiland. Deze leden vragen zich af of politieke partijen onder die voorwaarden zullen willen deelnemen aan de verkiezingen, en of het informatietraject dat de regering op Sint Eustatius – in samenwerking met de Kiesraad, de VNG en het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie – is gestart, heeft geleid tot belangstelling van potentiële politici.

De leden van de D66-fractie constateren dat, omdat belangrijk is dat het openbaar lichaam van Sint Eustatius dichtbij de bevolking staat, de regeringscommissaris een strategisch communicatieplan heeft ontwikkeld. Een belangrijk onderdeel van dit plan is het instellen van een Burgerparticipatieraad die de huidige maatschappelijke adviesraad zal vervangen op het moment dat de nieuwe eilandsraad is aangetreden. Kan de regering aangeven hoe deze Burgerparticipatieraad wordt samengesteld? Hoe wordt gegarandeerd dat de bevolking hierin goed is vertegenwoordigd?

De leden van de D66-fractie lezen dat het noodzakelijk is dat het kiesregister gereed is voor de verkiezingen. Kan de regering aangeven of dit inderdaad haalbaar is voor de geplande verkiezingen van de eilandsraad? Wat is hierin de laatste stand van zaken, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regeringscommissaris als voorzitter van de eilandsraad voor de agendering van een mogelijk strijdig besluit de mogelijkheid heeft om in overleg te treden met de leden van de eilandsraad over de voorgenomen besluitvorming. Deze leden vragen de regering waarom dit overleg in dergelijke gevallen niet verplicht plaatsvindt.

De leden van de D66-fractie lezen dat beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren bij de regeringscommissaris blijven totdat de politieke ambtsdragers en ambtenaren het aangeboden opleidingsprogramma hebben afgerond en het personeelsbeleid op orde is. Deze leden vragen waarom afronding van het opleidingsprogramma voor politieke ambtsdragers in deze noodzakelijk is, nu de eilandsraad in deze fase ook al een griffier voor de ambtelijke organisatie zal hebben benoemd.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit wetsvoorstel erin voorziet dat in vier fasen wordt toegewerkt naar een reguliere bestuurlijke situatie. Deze leden vragen de regering helderheid te geven hoe de afzonderlijke bevoegdheden van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber enerzijds en die van de regeringscommissaris anderzijds zich tot elkaar verhouden. Om welke bevoegdheden gaat het precies, kunnen die bevoegdheden met elkaar in conflict komen en zo ja, hoe worden deze conflicten beslecht? De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de eilandsraad aan de regeringscommissaris wenselijke beleidsvoornemens kenbaar kan maken en dat de regeringscommissaris een verantwoordingsplicht aan de eilandsraad heeft, maar uiteindelijk geen bevoegdheden heeft om gewenste acties af te dwingen of tegen beslissingen van de regeringscommissaris in beroep te gaan. Omgekeerd dienen beslissingen van de eilandsraad te worden goedgekeurd door de regeringscommissaris en kunnen beslissingen in het uiterste geval vernietigd worden. Hoe wordt precies toezicht gehouden op de wijze waarop de regeringscommissaris zijn/haar taak uitoefent en hoe wordt voorkomen dat de eilandsraad al te zeer in zijn functioneren wordt beperkt? Tot slot vragen deze leden in dit verband hoe verschillen van inzicht tussen de eilandsraad en de regeringscommissaris in wat precies in het belang is van het eiland en de eilandbewoners, worden beslecht.

De leden van de SP-fractie zijn het eens met het voorstel voor een «groeimodel» naar herstel van de lokale democratie, maar hebben ook vraagtekens bij de invulling daarvan. Deze leden zijn het ermee eens dat zo snel mogelijk verkiezingen moeten worden gehouden en zij delen eveneens de opvatting dat het nog te vroeg is om de regeringscommissaris terug te trekken. Maar deze leden voorzien problemen als de regeringscommissaris blijft bestaan naast een gekozen eilandsraad en zij voorzien nog meer problemen als deze regeringscommissaris blijft bestaan naast nieuwe eilandgedeputeerden. De leden van de SP-fractie vragen waarom niet is gekozen voor een verkiezing in het najaar van 2020 van leden van een adviesraad die meer dan nu de regeringscommissaris kan «adviseren» en die in het gekozen groeimodel geleidelijk ook meer bevoegdheden kan krijgen. Deze leden menen dat daarmee ook tegemoet kan worden gekomen aan de angst die vaak latent aanwezig is onder de bewoners van het eiland dat met de verkiezingen de oude slechte situatie van vóór de ingreep weer zou kunnen terugkeren. Ook zou het volgens deze leden voor bewoners een minder grote drempel kunnen zijn om zich verkiesbaar te stellen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat van deze geformuleerde criteria er slechts van één beschreven is wat er concreet bereikt is of wanneer het bereikt zal worden. Namelijk «toerusten openbaar lichaam voor uitvoering toezicht en handhaving» waarbij de verwachting is dat begin 2021 het toezicht en handhaving volledig op orde zal zijn. Om inzichtelijk te krijgen waarom de regering meent dat de op basis van de geformuleerde criteria de omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat verwacht mag worden het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken zelf naar behoren uit te voeren, is een toelichting op de concreet bereikte resultaten van alle geformuleerde criteria noodzakelijk om te rechtvaardigen dat een begin gemaakt wordt met de afbouw van het bestuurlijk ingrijpen. Is het opschonen van de bevolkingsadministratie voltooid? Wat is het oordeel over het beheren van administraties als de belastingadministratie en kadasterfunctie? In welke fase bevindt zich de aanpassing van de onjuiste en verouderde verordeningen? Is de reorganisatie van het ambtelijk apparaat aangepast en voorzien in de juiste procedures en werkinstructies? Zijn de beleidskaders openbaar lichaam beschreven? Hoe ziet de ordening van het toezicht- en handhavingsinstrumentarium er uit? Wat is de stand van zaken omtrent het digitaliseren en centraliseren financiële processen? Hoe ver is de inrichting van de planning- en controlcyclus conform de FinBES? Zijn de acties uit het Plan van Aanpak financieel beheer voltooid? Hoe ver is het met het instellen van de rekenkamer(functie)?

En wat zijn de concreet meetbare doelen per afzonderlijk criterium aan de hand waarvan bepaald kan worden of het doel is bereikt? Wat is nu de stand van zaken met betrekking tot de gestelde doelen?

De leden van de PvdA-fractie hebben behoefte aan een meer concreet totaaloverzicht. Wat was de beginsituatie per gesteld doel op het moment van overname en wat is de situatie per gesteld doel op dit moment? Tot welke -voor de bevolking- merkbare en meetbare resultaten heeft het verbeterproces tot nu toe geleid? Het licht voor de hand dat een regeringscommissaris vanuit een Nederlandse invalshoek het beoogde verbetertraject in gang zet. Is er gedurende het proces dat moet leiden tot van herstel van taken en democratie wel voldoende gedacht vanuit het perspectief en de bijzondere situatie van eilandbewoners? En op welke manier is dat perspectief meegenomen en is er rekening behouden met de bijzondere situatie van eilandbewoners?

Als voorkomen moet worden dat dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet, is het dan niet belangrijk om eerst de gestelde twaalftal criteria afgerond te hebben of dat deze zich tenminste in de afrondende fase bevinden?

De leden van de PvdA-fractie zien natuurlijk het belang voor de bevolking van Sint Eustatius dat de lokale democratie zo snel als mogelijk hersteld wordt en de bevolking zich vertegenwoordigd voelt maar zijn de voorgenomen verkiezingen in het najaar van 2020 niet aan de ambitieuze kant? Bovendien houdt de regeringscommissaris een vorm van eindverantwoordelijkheid. Deze kan voorstellen van de (na de verkiezingen ingestelde) eilandsraad onthouden van goedkeuring wanneer een besluit in strijd is met hoger recht, ingaat tegen de belangen van de bevolking van Sint Eustatius, disproportionele administratieve lasten met zich meebrengt, financieel onuitvoerbaar is of het behoorlijk functioneren van het eilandsbestuur in de toekomst belemmert. Ook kan de regeringscommissaris indien toch sprake blijkt van inwerking getreden besluiten die bij nader inzien in strijd zijn met het recht of het algemeen belang, deze aandragen voor vernietiging met toepassing van artikel 223 van de WolBES. Daar bovenop kan de regeringscommissaris als het bestuurscollege taken die voorvloeien uit medebewindswetgeving niet of niet naar behoren uitoefent, in zijn taakuitoefening van gezaghebber tevens in de plaats treden van het bestuurscollege met toepassing van artikel 231 van de WolBES. Wat betekent dit voor het herstel van de lokale democratie? Met de eerstvolgende verkiezingen zal de dan gekozen eilandsraad nog niet alle bevoegdheden zal krijgen die normaal aan de gekozen volksvertegenwoordiging toekomen. In hoeverre heeft de regering onderzocht of politieke partijen of organisaties onder die voorwaarden aan die verkiezingen willen deelnemen?

Verder is het onduidelijk of er inmiddels wel voldoende kandidaten zijn en of deze behoren tot een nieuwe garde. Is er voldoende geïnvesteerd in het betrekken van jongeren bij de politiek? Is er voldoende geïnvesteerd in het opleiden van (nieuwe) politici? En zo ja, met welk resultaat? Hebben zich nieuwe partijen gemeld die graag mee zouden willen doen aan de verkiezingen? En hebben zij voldoende tijd om zich voor te bereiden? In hoeverre is er sprake van een overgangstermijn wanneer er sprake is van de oprichting van een eilandsraad zonder dat deze de feitelijk bevoegdheden hebben om het eiland te besturen? Is er de facto dan geen sprake van verlenging van de huidige situatie, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de PvdA-fractie willen ook weten waarom na de installatie van de eilandsraad de maatschappelijke adviesraad zal worden opgeheven. Met het huidige voorstel kan juist het behouden van de mogelijkheid voor het maatschappelijk middenveld op Sint Eustatius om in georganiseerd verband met het bestuur te spreken van belang zijn voor de bevolking. Waarom is er gekozen voor een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan? Wat zijn de formele bevoegdheden hiervan? Zullen de adviezen openbaar zijn? Zal de samenstelling van een ander soortig maatschappelijke adviesorgaan een representatieve vertegenwoordiging van de bevolking zijn? Hoe groot is het beoogde aandeel jongeren in een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan? En het percentage vrouwen? En maken ook vertegenwoordigers van (kleine) bedrijven en ondernemingen hier deel van uit?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het de bedoeling is in het wetsvoorstel om de regeringscommissaris de taken van de gezaghebber en het bestuurscollege te laten uitvoeren en om de eilandsraad weer in te stellen, voorafgegaan door verkiezingen. Dat de eilandsraad de controlerende taak heeft voor zover het gaat om het vragenrecht en het interpellatierecht. De eilandsraad kan evenwel de regeringscommissaris niet ontslaan, die bevoegdheid is uitsluitend belegd bij de regering, op voordracht van de Minister van BZK. De tweede taak die eilandsraad heeft, is de vaststelling van verordeningen, met daarbij het amendementsrecht en initiatiefrecht. Om te voorkomen dat de uitoefening van de bevoegdheden leidt tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius wordt voorzien in een goedkeuringsbevoegdheid voor besluiten van de eilandsraad door de regeringscommissaris.

De leden van de ChristenUnie-fractie hechten eraan dat besluitvorming over de voortgang in de verschillende fasen objectiveerbaar is en wordt getoetst.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de zorg die inwoners aangeven dat de eilandsraad niet de volledige bevoegdheden krijgt zoals die er voor het bestuurlijk ingrijpen wel waren en dat dit niet tot voldoende animo zal leiden voor mensen om zich kandidaat te stellen. Kan de regering schetsen waarom zij voor de variant met beperkte bevoegdheden heeft gekozen, en aangeven wat hiervan de meerwaarde is uit het oogpunt van democratische controle op de besluiten die zullen worden genomen?

Het valt de leden van de SGP-fractie op dat in artikel 10 van de Wet taakverwaarlozing Sint Eustatius een bepaling is opgenomen om te voorkomen dat documenten vernietigd worden. In de toelichting op dit voorstel stelt de regering dat een vergelijkbare regeling nu niet nodig is. Deze leden vragen zich af waarom niet. Moet er – zolang nog niet de normale situatie is teruggekeerd – niet voor worden gezorgd dat de documenten bewaard en/of gearchiveerd blijven? Of zijn er andere regelingen die waarborgen dat er geen sprake zal zijn van vernietiging? Hoe wordt bijvoorbeeld gewaarborgd dat documenten van het (nieuwe) eilandsbestuur bewaard blijven?

Ook is er in het voorstel geen bepaling opgenomen voor een maatschappelijke adviesraad. De regering stelt dat dit niet is gedaan, omdat op een andere manier, via een Burgerparticipatieraad, wordt voorzien in betrokkenheid van de bevolking. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er juist nu er nog sprake is van een instabiele situatie met mogelijk ook wantrouwen er geen behoefte is om te voorzien in een gestructureerde vorm van overleg met de maatschappelijke organisaties of de bevolking voor bijvoorbeeld de regeringscommissaris. Is de regering niet van mening dat juist nu er klachten zijn over het functioneren van deze maatschappelijke adviesraad in de beginperiode van de maatregelen tegen taakverwaarlozing, het goed zou kunnen zijn om dit orgaan nog gedurende kortere of langere tijd in stand te laten? Zo niet, is het dan niet noodzakelijk om de Burgerparticipatieraad uitdrukkelijk in de wet op te nemen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering geen gehoor heeft gegeven aan het advies van de afdeling advisering van de Raad van State om een regeling te treffen voor taakverwaarlozing. Zij vragen zich af wat dan nu de precieze mogelijkheden zijn indien een van de bestuursorganen niet naar behoren zou gaan functioneren. Is het dan nog wel mogelijk om snel en adequaat maatregelen te treffen? Is de regeling ten aanzien van goedkeuring wel een voldoende waarborg nu bijvoorbeeld een eilandverordening als zodanig niet verkeerd hoeft te zijn, maar de wijze waarop het bestuur de regeling tot stand heeft gebracht onjuist is.

De regering geeft aan «zo spoedig mogelijk» na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te komen tot verkiezing van de eilandsraad. De leden van de SGP-fractie begrijpen dat het niet mogelijk is om een concrete datum te noemen, maar vragen zich af of het niet toch goed is om aan te geven of bij dat «zo spoedig mogelijk» gedacht dient te worden aan een datum in de buurt van de eerdergenoemde datum in oktober of aan een datum die ligt in de buurt van de uiterste datum op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint-Eustatius of zelfs een nog latere datum. Waar moet aan worden gedacht?

De regering geeft aan dat de eilandsraad zelf een regeling kan treffen ten aanzien van moties. De leden van de SGP-fractie vragen zich af in hoeverre dergelijke moties ook uitspraken zouden kunnen bevatten over het financiële beleid of de werking van de griffie, voor zover het betreft het adviseren van de regeringscommissaris op dit terreinen. Zij vinden het belangrijk dat precies duidelijk is hoever de (adviserende) bevoegdheden van de raad zich precies uitstrekken ten aanzien van het vragen van inlichtingen, het indienen van moties of het houden van een interpellatie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de bevoegdheden ten aanzien van de griffie alleen in zijn geheel kunnen vervallen. Zij vragen zich af of het niet gewenst is nog een mogelijkheid open te laten dat de taken in eerste instantie alleen gedeeltelijk overgedragen worden.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er bij de regeling rond de overdracht van financiële bevoegdheden geen afzonderlijke regeling nodig is voor de afronding van bijvoorbeeld lopende rapportages of een boekjaar door de regeringscommissaris. Betekent de voorgestelde regeling anders niet dat de eilandsraad en het bestuurscollege meteen ook verantwoordelijk zijn voor beslissingen waar zij zelf geen zeggenschap in hadden?

Het herstel van de positie van de gezaghebber is in het voorliggende wetsvoorstel het eindpunt van het herstel van de verhoudingen. In dat geval komen ook de wettelijke bepalingen voor andere domeinen te vervallen. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of het ook denkbaar is dat de gezaghebber wél terugkeert, maar er nog onvoldoende ontwikkelingen zijn op het terrein van het financieel beheer. Moet er voor een dergelijke bepaling geen voorziening worden getroffen?

In paragraaf 3.2.6 wordt gesproken over de eerste reguliere verkiezingen in 2023. De leden van de SGP-fractie vragen wat de betekenis is van de anderhalf jaar na de eerste reguliere verkiezingen als die pas in 2027 plaats zouden vinden. Moet in dat geval de regeringscommissaris ook aanblijven tot ná die periode?

4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

De leden van de D66-fractie lezen dat het traject van wijziging van de WolBES mogelijk tegelijk oploopt met de geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep. Dat kan betekenen dat de tweede helft van de afbouw samenloopt met de inwerkingtreding van de nieuwe WolBES of dat voortzetting van het onderhavige wetsvoorstel niet meer nodig is omdat de afbouw kan worden voortgezet onder de nieuwe WolBES, zo constateren deze leden. Kan de regering aangeven wat de laatste stand van zaken is rond het wetstraject tot wijziging van de WolBES? Kan de regering de Kamer informeren over de structurele veranderingen die nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius en die met dat wetsvoorstel worden beoogd? Welk tijdpad wordt voorzien voor dat wetstraject, zo vragen deze leden.

5. Gevolgen

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Rijksvertegenwoordiger in dit wetsvoorstel een prominente plaats krijgt toebedeeld, zeker als na verloop van tijd de regeringscommissaris het eiland verlaat. Hoe verhoudt deze sterke positie van de Rijksvertegenwoordiger zich tot de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11), waarin geschetst wordt dat bevoegdheden van de Rijksvertegenwoordiger juist overgeheveld worden naar de gezaghebber en op termijn gedacht wordt aan het opheffen van de functie van Rijksvertegenwoordiger? Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoelang het regime van de bestuurlijke ingreep nog zal gelden. Uit de memorie van toelichting krijgen deze leden de indruk dat, hoewel er voortgang is geboekt, nog heel veel werk verzet zal moeten worden om de achterstanden van de taakverwaarlozing weg te werken en nieuwe werkwijzen zijn doorgevoerd. Zij ontvangen graag een reactie hierop.

De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitvoering van de motie Van Raak/Bosman (Kamerstuk 35 000 IV, nr. 19) over de viering van de First Salute op 16 november 2026.

De leden van de PvdA-fractie sluiten niet bij voorbaat uit dat in het proces van geleidelijke afbouw een uitzonderlijke situatie ontstaat die aanleiding kan zijn om de aan de reguliere organen toegekende bevoegdheden weer te ontnemen of deze te beperken. Bijvoorbeeld in het geval dat de bevoegdheden worden gebruikt op een manier die leiden tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius en daarmee tot onrust onder de bevolking. Waarom is er niet voor gekozen deze mogelijkheid op te nemen naast de mogelijkheid om naar een volgende fase te gaan wanneer een voorgaande is afgerond? Waarom wijkt de regering hier af van het advies van de Raad van State, die meent dat je dit ook nu kan regelen omdat voorkomen wordt dat in dergelijke uitzonderlijke gevallen weer de procedure van een tijdelijke wet, die hoogstwaarschijnlijk met grote spoed tot stand moet komen, moet worden gevolgd?

De leden van de PvdA-fractie vragen ook welke structurele veranderingen er nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius na afloop van het bestuurlijk ingrijpen. Wat is het tijdpad dat de regering hierbij voor ogen staat?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de ontwikkelingen als gevolg van de COVID-19 crisis niet zijn meegenomen, noch de eventuele (vertragende) gevolgen van de te nemen en genomen maatregelen. In hoeverre dient dit meegenomen te worden? Wat zijn de gevolgen hiervan voor dit wetsvoorstel? Want hoewel de huidige situatie met betrekking tot COVID-19 in theorie geen belemmering hoeft te zijn voor de verkiezingen, heeft het wel praktische gevolgen, waarbij te denken valt aan het voeren van campagne. Ook zijn de levensomstandigheden gewijzigd als gevolg van de crisis. Hoe groot is het risico dat de bevolking nu vooral bezig is met het doorstaan van deze crisis en de bijbehorende maatregelen, het (dreigend) verlies aan inkomen en/of banen in plaats van verkiezingen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te reflecteren op het toekomstperspectief voor het eiland Sint Eustatius over pakweg vijf jaar. Hoe ziet de regering de bestuurlijke, financiële, sociale en fysieke situatie van het eiland dan voor zich en wat is er voor nodig om dat te bereiken?

Deze leden vragen daarnaast te schetsen welke effecten van de coronacrisis nu zichtbaar zijn op het eiland, welke scenario’s zijn voorbereid en of er sprake is van voldoende bestuurskracht om deze effecten aan te pakken. Daarbij vragen deze leden of het praktisch mogelijk is de verkiezingen voor de eilandsraad voor te bereiden en doorgang te laten vinden onder de huidige omstandigheden. De leden vragen in dit kader ook hoe het is gesteld met de bestuurskracht op het eiland Sint Eustatius.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren prille vooruitgang op het eiland en vragen de regering in hoeverre het een reëel risico is dat na herstel van de voorzieningen de bestuurlijke verhoudingen verstoord raken. Heeft de regering overwogen om de maatregelen te verlengen en de termijn voor verkiezingen op een later moment voor te stellen? Zo nee, waarom niet?

6. Advies en consultatie

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting (blz. 23) dat de overgang van fases van herstel van de bestuurlijke en democratische situatie op Sint Eustatius plaatsvindt zodra de positieve vervulling van op voorhand geformuleerde criteria daar aanleiding toe geeft. Fases volgen elkaar op, op basis van criteria, niet op basis van een tijdpad. Daar staat tegenover dat het wetsvoorstel wel het eindmoment van alle fases vastlegt, namelijk 1 september 2024, maximaal te verlengen tot 1 september 2025. Op welke wijze gaat de regering bevorderen en garanderen dat vóór die einddatum de noodzakelijke fases afgerond worden? Is er sprake van een planning, is die al opgesteld? Welke rol zal de eilandsraad hebben bij het inrichten van de planning en het accorderen van het behalen van een fase?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voortgang op de twaalf verbetercriteria niet door alle inwoners van Sint Eustatius positief beoordeeld wordt. Hoe analyseert de regering de oorzaken van het gebrek aan voortgang op Sint Eustatius? Wat is de rol van Nederland daarin? Zou een grotere betrokkenheid van de inwoners van Sint Eustatius, in het bijzonder van de eilandsraad, juist niet kunnen bijdragen aan verantwoordelijkheid en versnelling? Welke rol zal de eilandsraad hebben bij het beoordelen of voldoende voortgang is bereikt, teneinde te kunnen doorgaan naar een volgende fase zoals omschreven in het wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie lezen dat de Maatschappelijke Raad van Advies op- en aanmerkingen heeft gemaakt bij het wetsvoorstel. Zo had men vragen over het voorziene tijdpad aangezien de fases elkaar opvolgen op basis van criteria en niet een uiterste datum bevatten. Overgang van fases zou gepaard moeten gaan met duidelijke mijlpalen in de tijd. Ook lezen deze leden dat de Maatschappelijke Raad van Advies aangeeft dat het op voorhand duidelijk dient te zijn hoe en door wie de criteria – op objectieve wijze – worden beoordeeld. De meerderheid van de leden van de Maatschappelijke Raad heeft aangegeven de voorgenomen verkiezingen in het najaar van 2020 aan de ambitieuze kant te vinden. De start van de opleiding voor potentiële politici op korte termijn wordt daarom als noodzakelijk gezien. Ook is aangegeven dat groepen binnen de gemeenschap zich van hun stemrecht beroofd voelen. Wat is de reactie van de regering op deze op- en aanmerkingen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat precies onder «voldoende institutionele stabiliteit» moet worden verstaan en waarvan het precies afhangt of in het najaar van 2020 kan worden besloten tot het organiseren van eilandsraadsverkiezingen. Wordt dat bepaald aan de hand van de in de memorie van toelichting opgenomen schematische weergave van de fasering (paragraaf 3.2.8) of gelden hiervoor nog andere voorwaarden? Deze leden hebben begrip voor de wens van de Maatschappelijke Raad van Advies om zo concreet mogelijke mijlpalen in de tijd en criteria daarvoor te formuleren. Zij vragen de regering daar waar mogelijk in te voorzien.

De leden van de PvdA-fractie zijn ervan overtuigd dat om een daadwerkelijk duurzame oplossing te bereiken, de bevolking betrokken zal moeten zijn bij de voorgestelde wijzigingen. In hoeverre is dat bij het voorliggende wetsvoorstel gedaan en op welke manier is de bevolking betrokken? Is dat alleen via de maatschappelijke adviesraad? En is de samenstelling van de maatschappelijke adviesraad een representatieve vertegenwoordiging van de bevolking? Hoe functioneerde de maatschappelijke adviesraad?

Zou handhaving van de maatschappelijke adviesraad in de eerste periode niet een steviger fundament geven aan de geleidelijke afbouw en daarmee in positieve zin bijdragen aan het daarvoor noodzakelijke maatschappelijk draagvlak? Of is het de bedoeling dat een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan deze rol gaat invullen en zo ja, hoe dan?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in hoeverre zij bij de voorbereidingen van dit wetsvoorstel de bevolking van Sint Eustatius heeft geraadpleegd en in hoeverre de uitkomst daarvan is betrokken bij het opstellen van dit wetsvoorstel.

II. Artikelsgewijs deel

Artikelen 3 en 4

De leden van de CDA-fractie vragen de regering uit te leggen hoe zij gekomen is tot het noemen van de datum van 21 oktober 2020 als mogelijke verkiezingsdag. Hoe verhoudt deze datum zich tot het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van het voorliggende wetsvoorstel? Wanneer vinden de eerstvolgende verkiezingen voor de eilandsraad op Bonaire en Saba plaats? Is gelet op de huidige beperkingen in het maatschappelijke leven ten gevolge van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus de datum van 21 oktober 2020 nog een haalbare optie?

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van artikel 3 of het logisch is om het onderzoek van de geloofsbrieven te laten plaatsvinden door de voor de eilandsraad gekozen leden. Zou het niet voor de hand liggen een dergelijke bevoegdheid te beleggen bij de regeringscommissaris of bij een ander orgaan om te voorkomen dat de te benoemen leden over hun eigen geloofsbrieven adviseren? Zij wijzen hierbij onder meer op artikel 18 van de Wet Instelling gemeente Lelystad en artikel 23 van de Wet tot instelling van gemeenten Almere en Zeewolde.

Artikel 5

Ten aanzien van artikel 5 vragen de leden van de SGP-fractie of deze regeling ook onverkort geldt ten aanzien van de benoeming van een nieuwe eilandgriffier.

Artikel 15

In het in artikel 15 genoemde nieuwe artikel 10a wordt gesproken over goedkeuring van besluiten met financiële gevolgen. De leden van de SGP-fractie vragen of dit wel voldoende duidelijk is. Hebben (vrijwel) alle besluiten niet bepaalde financiële gevolgen?

De voorzitter van de commissie, Paternotte

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

Naar boven