35 403 Staat van de Europese Unie 2020

35 570 Nota over de toestand van 's Rijks financiën

Q1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 februari 2021

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking2 hebben kennisgenomen van de brief3 van de Minister van Buitenlandse Zaken van 1 december 2020 inzake verzoek informeren over de uitvoering van de Eerste Kamermotie 35.403, J en de Tweede Kamermotie 35.570 nr. 56 inzake VN-resoluties.

Naar aanleiding hiervan is op 25 januari 2021 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 25 februari 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 25 januari 2021

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 1 december 2020 inzake verzoek informeren over de uitvoering van de Eerste Kamermotie 35.403, J en de Tweede Kamermotie 35.570 nr. 56 inzake VN-resoluties. De leden van de fracties van D66 en SGP hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Met belangstelling hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de brief van de regering over de VN-resoluties die betrekking hebben op het Israelisch-Palestijns conflict en meer in het bijzonder de Tempelberg. Gelet op recente politieke ontwikkelingen in de regio hebben deze leden nog enkele vragen.

Wat is uw inschatting ten aanzien van het opkomen voor de mensenrechten van de Palestijnse bevolking nu Israël in 2020 verdragen heeft gesloten met Arabische landen als Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten, Soedan en Marokko? Zal het deze landen lukken om effectief invloed op Israël uit te oefenen met betrekking tot de nederzettingenpolitiek, zoals de voormalig speciale VN -gezant in het Midden-Oosten, de heer Nikolaj Mladenov, verwacht? Hoe zal het aanhalen van de banden met deze Arabische landen naar de inschatting van de regering invloed hebben op de inhoud en het aantal VN-resoluties tegen Israël?

Na zes jaar is het mandaat van de VN-speciale gezant voor het Midden-Oosten, de heer Nikolaj Mladenov, ten einde gekomen. Hij werd door zowel Israël als de Palestijnen gewaardeerd.5 Welke contacten heeft de regering of de EU met zijn opvolger, Tor Wenneland, om de kwestie van de VN-resoluties en meer in brede zin het Israëlisch-Palestijns conflict te bespreken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie namen met belangstelling kennis van de brief inzake de uitvoering van de Eerste Kamermotie 35403-J en de Tweede Kamermotie 35 570 nr. 56 inzake VN-resoluties. Zij hebben de volgende vragen, en zien uit naar een zorgvuldige beantwoording van iedere vraag.

Welke algemene uitgangspunten hanteert het kabinet bij het bepalen van beleid en inspanningen binnen internationale gremia ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) en Israël als legitieme en democratische rechtsstaat, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Beaamt u dat Israël, gezien de vele militaire aanvallen op het land sinds 1948 (ook door Jordanië via en vanuit de Westelijke Jordaanoever) een bijzonder bedreigde positie inneemt in de regio en voor haar bestaanszekerheid gedwongen was en is tot het nemen van buitengewoon vergaande veiligheidsmaatregelen?

Ook vragen de leden van de SGP-fractie op welke wijze bij het formuleren van standpunten inzake Israël en het MOVP rekening gehouden wordt met relevante, actuele geopolitieke ontwikkelingen, zoals de totstandkoming van vredes- en handelsakkoorden tussen Israël en Arabische landen («Abraham Akkoorden»). Deelt u de vrees dat het niet of beperkt betrekken van dergelijke ontwikkelingen bij het vaststellen van het officiële Nederlandse (en Europese) Israëlbeleid kan leiden tot een situatie waarbij inzichten en standpunten niet meer «bij de tijd zijn» en politieke en diplomatieke inspanningen aan relevantie inboeten?

Welke concrete criteria hanteert het kabinet bij het bepalen van het stemgedrag binnen internationale gremia, waaronder de diverse organen binnen de Verenigde Naties, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Kunt u nauwgezet aangeven wat uiteindelijk bepalend is voor de Nederlandse keuze om voor of tegen resoluties te stemmen, of zich van stemming te onthouden? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag specifiek ingaan op de weging van onder meer de inhoudelijke aspecten, de gekozen formuleringen, de onderliggende motieven van initiators van resoluties, en de proportionaliteit van het aantal voorgestelde resoluties inzake Israël en/of het MOVP ten opzichte van resoluties over andere landen of regio’s waar veelal sprake is van omvangrijker, ernstiger problematiek? Deelt u de mening dat formuleringen van resoluties niet «om het even» zijn, maar dat deze intrinsiek bepaalde waarden en waarheden dan wel veroordelingen en onevenwichtigheden vertolken? Hoe wordt de lading en betekenis van woorden meegewogen in het stemgedrag? Hoe gaat Nederland om met resoluties die slechts gedeeltelijk in lijn zijn met het officiële overheidsbeleid, of die weliswaar inhoudelijk in lijn zijn met het overheidsbeleid maar wel formuleringen bevatten waar het kabinet vraagtekens bij plaatst omdat ze bijvoorbeeld te eenzijdig zijn?

Voorts vragen de leden van de SGP-fractie wat de reden is dat al sinds 2015 in sommige resoluties in de (Algemene Vergadering van) de Verenigde Naties gesproken wordt over Haram al-Sharif, zonder ook de joodse naam «Tempelberg» hieraan toe te voegen? Oftewel, waarom is die laatste formulering ooit geschrapt? Beaamt u dat dit de joodse geschiedenis van Jeruzalem en de Tempelberg fundamenteel tekortdoet; dat dit geen recht doet aan de historische, religieuze en culturele connectie van alle drie de monotheïstische religies met deze bijzondere plaats? Zo ja, waarom stemt u niet categorisch tegen dergelijke resoluties, en bent u bereid het Nederlandse stemgedrag om deze reden aan te passen? Zo nee, waarom niet? Beaamt u, tot slot, dat dit soort formuleringen een dusdanig zware politieke lading hebben, en als zodanig onrechtvaardig en zelfs grievend ervaren worden, dat dit zeer zwaar dient te wegen binnen de bredere «belangenafweging» tegenover inhoudelijke aspecten die mogelijk wel aansluiten bij het Nederlandse en Europese beleid inzake het MOVP?

Kunt u overeenkomstig de motie-Van der Staaij/Van Helvert (Kamerstuk 35 570, nr. 56) een totaaloverzicht geven van het aantal tegen Israël gerichte resoluties binnen de Verenigde Naties gedurende de huidige kabinetsperiode, het Nederlandse stemgedrag daarbij, de bijbehorende onderliggende overwegingen, en de invloed hierop van de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44)?

Hoe beoordeelt u bijvoorbeeld het feit dat de Algemene Vergadering in de week van 10 december 2020 liefst 7 resoluties aannam met kritiek op Israël tegenover 0 resoluties over de rest van de wereld? In hoeverre doet dit volgens u recht aan het feit dat in zovele andere landen, van Iran en India tot Nigeria en van China en Noord-Korea tot Afghanistan, sprake is van veel ernstiger en onvergelijkbaar grootschaliger mensenrechtenschendingen? Wat is de reden van deze numerieke onevenwichtigheid? Hoe moet Nederland zich hiertoe verhouden, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

Onder meer in het licht van de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44) is vorig jaar, mede dankzij de inzet van Nederland, de term «Haram al-Sharif» uit twee resoluties verwijderd en in andere resoluties het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies bevestigd. De leden van de SGP-fractie waarderen deze belangrijke stappen, maar vragen tevens waarom dit bij andere resoluties niet is gelukt.

In uw brief geeft u aan dat Nederland iedere voorgestelde resolutie op zijn totale inhoud en merites beoordeelt, en daarbij streeft naar zoveel mogelijk naar EU-eensgezindheid. De leden van de SGP-fractie willen graag weten hoe het eerste aspect zich verhoudt tot het fenomeen dat eerder (positief) stemgedrag (mede) bepalend is voor toekomstige steun aan resoluties. En hoe verhoudt het tweede aspect zich tot het feit dat recent een aantal Europese landen, namelijk Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Slovenië en Bulgarije, voor het eerst tegen de vernieuwing stemden van het mandaat van 25-leden tellende «Committee on the Exercise of the Inalienable Rights of the Palestinian People», een belangrijke Israël-kritische commissie in de VN? Waarom koos Nederland in dezen «slechts» voor onthouding van stemmen, en bent u bereid in de toekomst samen met Duitsland en andere Europese bondgenoten tegen deze resolutie te stemmen? Tot slot vragen deze leden hoe het kabinet omgaat met de mogelijkheid dat de EU eensgezind is over steun aan (een) resolutie(s) waar Nederland vanuit de eigen beoordeling juist kritisch(er) op is?

Als laatste verkrijgen de leden van de SGP-fractie graag meer inzicht in hoe het kabinet het feit beoordeelt dat de VN-Mensenrechtenraad voor zo’n 60% uit niet-vrije (ondemocratische) landen bestaat. Hoe beïnvloedt dit gegeven het gezag en de geloofwaardigheid van zowel de Mensenrechtenraad als instituut, als van de resoluties en uitspraken die dit orgaan in deze situatie produceert? Wat is de Nederlandse inzet om de rechtvaardigheid, geloofwaardigheid en effectiviteit van deze en andere VN-organen te waarborgen?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien de beantwoording van deze vragen met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2021

Hierbij wil ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ingaan op de Nederlandse stempositie in VN-fora bij resoluties met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) en ontwikkelingen rond het MOVP, zoals gevraagd door de leden van de fracties van D66 en SGP van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO), met uw brief d.d. 25 januari 2021 met kenmerk 168066.01U. Omwille van de leesbaarheid is gekozen voor beantwoording van de vragen in de vorm van een bredere beleidsbrief. Deze behandelt regionale en actuele ontwikkelingen, de Nederlandse inzet in de VN-fora met speciale aandacht voor de terminologie van de heilige plaatsen, het internationale recht en de Mensenrechtenraad.

Normalisatie-akkoorden en aantreden nieuwe VN-gezant

De historische akkoorden van Israël met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Bahrein, Soedan en Marokko bieden een kans voor openlijke samenwerking tussen deze landen die voorheen niet bestond. Het kabinet verwelkomt dat hiermee deuren zijn geopend voor nauwere banden. Marokko, de VAE, Bahrein en Soedan hebben aangegeven vast te houden aan de internationale parameters en zich in te blijven zetten voor de twee-statenoplossing, zoals onder meer bleek bij hun stemgedrag in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hoe en of deze landen invloed kunnen aanwenden in gesprekken met Israël en de Palestijnse Autoriteit (PA) moet nog blijken.

Met het aantreden van een nieuwe Amerikaanse regering en een nieuwe VN-gezant, zal de dynamiek binnen het Kwartet (EU, VS, VN, Rusland) veranderen. De VS heeft in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangegeven zich in te zetten voor de twee-statenoplossing en zich uitgesproken tegen eenzijdige stappen, zoals Israëlische nederzettingenuitbreidingen, annexatie en de betaling door de PA van uitkeringen aan Palestijnse gevangen. De VS heeft aangegeven de relaties met de PA te willen herstellen, en de hulp te willen hervatten.

De nieuwe VN-gezant voor het Midden-Oosten Vredesproces, Tor Wennesland, heeft in zijn vorige functie als Noorse gezant voor de Ad Hoc Liaison Committee (AHLC, overleg over de Palestijnse staatsopbouw en economie, bestaande uit de PA, Israël, VN, IMF, Wereldbank en de belangrijkste donoren) laten zien goed met beide partijen te kunnen samenwerken, waarbij hij zich inzette voor zowel praktische samenwerking alsook de oplossing van structurele knelpunten. Nederland heeft ook altijd goed met hem samengewerkt en zal die samenwerking graag voortzetten.

Resoluties in VN-fora

De Nederlandse inzet in de verschillende internationale gremia waarin resoluties behandeld worden die betrekking hebben op het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) is er, conform motie van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44), op gericht de disproportionele aandacht voor één lidstaat van de Verenigde Naties, te weten Israël, tegen te gaan. Nederland stelt zich hierbij kritisch op ten aanzien van het hoge aantal resoluties omdat het van mening is dat er bij VN-fora sprake is van disproportionele aandacht voor Israël. Er dient tegelijkertijd ook ruimte te blijven voor gerechtvaardigde kritiek op het handelen van alle partijen. Nederland beoordeelt iedere voorgestelde resolutie in de verschillende fora op haar totale inhoud en merites. De uitgangspunten hiervoor zijn het regeerakkoord, waarin de inzet op het MOVP is vastgelegd, het EU-beleid voor het MOVP, zoals onder meer verwoord in Raadsconclusies en het streven naar zoveel mogelijk EU eensgezindheid, en het internationaal recht (zie ook de brief aan de Tweede Kamer van 17 november jl. (2020D46407) over de houding van het kabinet tegenover de gewijzigde motie van het lid Van der Staaij, gesteund door het lid Van Helvert, ingediend tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse zaken op 12 november 2020). Hierbij benadrukt Nederland het belang van evenwichtige en feitelijke teksten, die worden gewogen met het oog op actueleontwikkelingen.

Sinds 2015 wordt in sommige van de resoluties in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gesproken over «Haram al-Sharif», zonder ook de joodse naam «Tempelberg» hieraan toe te voegen. De Veiligheidsraad deed dit al eerder, bijvoorbeeld in de unaniem aangenomen resolutie 672 (1990). Er is dus geen sprake van het schrappen van deze benaming. Hoewel niet eerder in een resolutie in de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad de term «Tempelberg» is gebruikt, vinden Nederland en de EU dat met andere bewoordingen meer recht kan worden gedaan aan de historische, religieuze en culturele connectie van alle drie de monotheïstische religies met de heilige plaatsen in Jeruzalem. (zie ook Antwoorden op vragen van de PVV aan de Tweede Kamer d.d. 5 januari 2021 met kenmerk 2020Z24863 en de brief aan de Eerste Kamer d.d. 1 december 2020 met kenmerk 35 403 N1).

In 2019 is, mede dankzij de inzet van Nederland en de EU, de term «Haram al-Sharif» uit twee resoluties verwijderd en is in andere resoluties het belang van Jeruzalem en de heilige plaatsen voor de drie monotheïstische religies bevestigd. Hoewel de regering het eens is dat toevoeging van «Tempelberg» waar nu alleen «Haram-al Sharif» wordt gebruikt, beter zou zijn, betreft dit één enkel aspect van een resolutie. Zoals tevens benoemd tijdens de Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken en toegelicht in de brief aan de Eerste Kamer d.d. 1 december 2020 (kenmerk 35 403 N1), hangt het van de totale inhoud van de resolutie af of Nederland voor een specifieke resolutie stemt, omdat er verder in de resolutie zaken kunnen staan die Nederland steunt als onderdeel van de inzet op het MOVP.

Zoals gebruikelijk heeft de EU ook in 2020 met de Palestijnse delegatie onderhandeld over de concept-resoluties in de Algemene Vergadering van de VN (zie ook de brief aan de Tweede Kamer van 17 november jl. met kenmerk 2020D46407). Onderdeel van deze onderhandelingen betrof de benaming van de heilige plaatsen, waarbij Nederland en de EU zich hebben ingezet voor een formulering die recht doet aan de belangen van de drie monotheïstische religies. Concreet is aan de Palestijnse delegatie het verzoek voorgelegd de term «Haram al-Sharif» te verwijderen uit resoluties. In het kader van deze onderhandelingen over het totale pakket van resoluties heeft de Palestijnse delegatie een aantal voorstellen van EU-zijde geaccepteerd, doch dit specifieke verzoek niet.

Zoals hierboven uiteengezet maakt het streven naar EU eensgezindheid onderdeel uit van de Nederlandse inzet. Met de onderhandelingen in Europees verband met de Palestijnse Autoriteit over concept-resoluties kan de EU als blok invloed uitoefenen op de uiteindelijke resolutieteksten, waarbij de bereidheid van de indieners om teksten te verbeteren of het aantal resoluties te verlagen mede afhangt van de bereidheid van de EU-lidstaten om resoluties te ondersteunen. Overigens kunnen de meeste resoluties binnen de Algemene Vergadering van de VN op brede steun rekenen en ligt de beste kans op beïnvloeding in het voortraject bij het opstellen van de resoluties. Op basis van het bereikte onderhandelingsresultaat beslist Nederland zoals iedere lidstaat over de eigen stempositie, aan de hand van de hierboven toegelichte uitgangspunten. Deze uitgangspunten hebben ertoe geleid dat Nederland, in breed gezelschap van 19 andere EU-lidstaten, heeft onthouden op de plenaire AVVN resolutie «Committee on the Exercise of the Inalienable Rights of the Palestinian People». De tekst betrof een technical roll-over van 2019, toen NL tevens onthield.

Internationaal recht en positie Israël

Voor het kabinet zijn het internationaal recht, in het bijzonder het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, en mensenrechten leidend voor de Nederlandse inzet ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het kabinet hanteert daarbij zoals opgenomen in het regeerakkoord als uitgangspunt de twee-statenoplossing zoals ook uiteengezet in deze brief en brieven aan de Tweede Kamer (zie o.a. de brief d.d. 16 april 2018, kenmerk 23 432 nr. 447). Israël heeft voortdurend te maken met dreigingen in de regio, niet alleen van terroristische organisaties als Hezbollah en Hamas, maar ook van Iran. Israël is, zoals iedere staat, gerechtigd tot het nemen van veiligheidsmaatregelen voor zover deze vallen binnen de grenzen van haar internationaalrechtelijke verplichtingen.

Ontwikkelingen in het conflict sinds 2016

Ontwikkelingen op de grond zijn van invloed op de teksten van voorgestelde resoluties en de afweging die het kabinet en de EU maken bij de beoordeling daarvan. In de periode vanaf 2016 deden zich een groot aantal relevante ontwikkelingen voor in dit verband. Zo nam Israel tussen 2017 en 2020 steeds meer besluiten in het goedkeuringsproces voor huizen in nederzettingen op de bezette Westbank (ruim 32.976 in deze periode), werden in Area C en Oost-Jeruzalem 2.350 Palestijnse gebouwen gesloopt door Israël, kwamen 55 Israëliërs en 654 Palestijnen om het leven als gevolg van het conflict, en werden ten minste 2.500 raketten en mortieren op Israël geschoten vanuit Gaza. In 2020 werd de optie van annexatie van een gedeelte van de Westelijke Jordaanoever opgenomen in het Israëlisch regeerakkoord. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de onderhandelingen over verschillende resoluties, zowel in EU als VN-verband.

Mensenrechtenraad

De Mensenrechtenraad is een belangrijk forum voor dialoog en een instrument om mensenrechten te beschermen en druk uit te oefenen op regeringen en andere spelers om internationale verplichtingen na te leven. De Raad blijft in staat, ondanks tegenstand van niet-gelijkgezinde landen, belangrijke resoluties aan te nemen over onder andere de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen en LHBTI.

Tevens stelt de Raad onderzoekscommissies in en spreekt het landen hard aan op schendingen van mensenrechten. De impact van de Raad blijkt uit het feit dat regeringen zich inspannen om zich aan de aandacht van de Raad te onttrekken. Het kabinet erkent de noodzaak om de Raad waar mogelijk te versterken en te hervormen. Als waardevol instrument voor het beschermen van de rechten van de mens wereldwijd is dit van belang. Nederland zet zich hiervoor in, samen met gelijkgezinde landen. Nederland schenkt hierbij aandacht aan het efficiënter functioneren van de Raad en de kwaliteit van het lidmaatschap. Onderdeel van deze inzet is de inzet om agenda item 7 van de Raad af te bouwen, omdat dit item bijdraagt aan de disproportionele aandacht voor Israël en de bezette Palestijnse gebieden, terwijl die situatie net als andere landensituaties onder andere agendaonderwerpen behandeld kan worden.

Afname van het aantal resoluties sinds 2016

Het kabinet is het eens met de kritiek dat de aandacht voor Israël binnen VN-fora te hoog is. Het kabinet wijst er daarbij wel op dat niet alle resoluties die betrekking hebben op het Midden-Oosten en het Israëlisch-Palestijns conflict, tegen Israël gericht zijn. Resoluties met betrekking tot UNRWA bijvoorbeeld zijn niet tégen Israël, maar ter ondersteuning van het werk van UNRWA.

Mede dankzij de Nederlandse inzet is het aantal resoluties dat betrekking heeft op het MOVP en UNRWA gedaald. In de Algemene Vergadering werden in 2016 nog 16 resoluties hierover behandeld (op een totaal van meer dan 300 resoluties), in 2020 waren het er nog 14, waarvan er drie nu tweejaarlijks zijn gemaakt. In de Mensenrechtenraad worden er vijf resoluties behandeld, waarvan 1 sinds 2019 niet meer onder agendapunt 7. De jaarlijks terugkerende resolutie in de Commission on Status of Women (ECOSOC) is geschrapt. Het kabinet blijft zich inzetten voor vermindering van het aantal resoluties. Het totaaloverzicht van VN-resoluties is openbare informatie en kan ingezien worden via de website van de VN.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Letter Q heeft alleen betrekking op 35 403.

X Noot
2

Samenstelling:

Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Raven (OSF)

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 403 / 35 570, N.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 403 / 35 570, N.

X Noot
5

New York Times artikel «He Calmed Gaza, Aided Israel’s Arab Ties and reserved Hopes for Peace» van 2 januari 2021.

Naar boven