Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) traden op 1 januari 2020 in werking.
Beide wetten bepalen dat binnen twee jaar na de inwerkingtreding een eerste verslag
over de doeltreffendheid en de effecten van beide wetten in de praktijk naar beide
Kamers van de Staten-Generaal wordt gezonden. Dat is bijzonder snel gelet op de complexiteit
van beide wetten, die een lange aanlooptijd hebben gehad en waarvan de implementatie
vertraging heeft opgelopen door onder andere de COVID-pandemie. Zoals ik uw Kamer
eerder heb geïnformeerd2, wordt de wetsevaluatie in twee fases opgeleverd. Het rapport van de eerste fase
bied ik hierbij, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, als bijlage bij deze
brief aan uw Kamer aan. Vooruitlopend op de evaluatie zijn via twee reparatiewetten3 al de nodige aanpassingen gerealiseerd waarvoor draagvlak bij alle betrokkenen was.
Begin 2020 heb ik ZonMw de opdracht gegeven de wetsevaluatie uit te laten voeren.
Vervolgens heeft ZonMw de onderzoeksopdracht toegekend aan een samenwerking tussen
het Amsterdam UMC en het Trimbos-instituut. Ik wil de onderzoekers en alle betrokken
partijen danken voor hun inzet.
In bijgaand rapport van de eerste fase is een brede analyse gemaakt van de thema’s
en knelpunten die de uitvoerbaarheid en de implementatie van beide wetten beïnvloeden.
Ook de samenhang met schakelartikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) is onderzocht.
De tweede fase richt zich vooral op de doeltreffendheid en de (neven)effecten van
de wetgeving. In dat rapport zal naar verwachting op grond van meer beschikbare kwantitatieve
gegevens een aantal thema’s nader worden uitgediept. Zodra de tweede fase is afgerond
zal ik u het rapport daarvan doen toekomen. Parallel aan dit proces zal het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) de evaluatie van de Wfz uitvoeren. De eerste
fase van deze evaluatie wordt u separaat aangeboden door de Minister voor Rechtsbescherming.
Op basis van met name de door respondenten aangedragen knelpunten, zijn de onderzoekers
tot een groot aantal aanbevelingen en een aantal voorlopige conclusies gekomen. Deze
laatste zullen voor een deel nog een nadere onderbouwing krijgen in de tweede fase.
De aanbevelingen en voorlopige conclusies van deze eerste fase onderstrepen het belang
van de wetsevaluatie zoals deze nu plaatsvindt. Op basis van deze aanbevelingen wordt
in beeld gebracht welk vervolg nodig is om de uitvoering en wetgeving te verbeteren.
Uiteraard zal ik het veld daarbij betrekken. Om een goede afweging te kunnen maken
op welke wijze de wetten moeten worden aangepast is het noodzakelijk om ook te beschikken
over de tweede fase van de evaluatie. Immers de tweede fase ziet toe op de doeltreffendheid
en de (neven)effecten van de wetgeving. De beleidsreactie op de wetsevaluatie – eerste
en tweede fase – is aan een nieuw kabinet. Gelet op de oplevering van het eindrapport
van de evaluatie medio 2022, is de verwachting dat deze reactie eind 2022 aan uw Kamer
toegezonden kan worden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis