35 367 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 1 december 2020

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van de VVD-fractie en de leden van de FVD-fractie. Graag ga ik, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën, op de door deze leden gestelde vragen en gemaakte opmerkingen in. Daarbij heb ik een enkele keer de opmerkingen en vragen van uw Kamer omwille van de leesbaarheid samengevat weergegeven.

Ter inleiding stel ik voorop dat het doel van het wetsvoorstel is om het bestuur van een beursvennootschap meer tijd en rust te gunnen voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders (zoals werknemers, aandeelhouders, leveranciers en afnemers), voor een zorgvuldige beleidsbepaling van de vennootschap. Hiertoe voorziet het voorstel in een bedenktijd van maximaal 250 dagen. De bedenktijd kan worden ingezet wanneer op korte termijn gerichte aandeelhouders zich bemoeien met het beleid van de onderneming of wanneer er sprake is van een dreigende (vijandige) overname. In dergelijke situaties kan de zorgvuldige afweging van het beleid van de onderneming namelijk onder druk komen te staan. Dan is het nodig dat het bestuur voldoende tijd en rust heeft om tot een zorgvuldige beleidsbepaling te komen. Het gevolg van het inroepen van de bedenktijd is dat de bevoegdheid van de algemene vergadering tot benoeming, schorsing en ontslag van het bestuur en de raad van commissarissen (hierna ook: rvc) tijdelijk wordt opgeschort.

Om belangen van aandeelhouders te beschermen en om misbruik van de bedenktijd te voorkomen, is voorzien in de nodige waarborgen. Allereerst kan de bedenktijd alleen worden ingezet wanneer sprake is van een wezenlijke strijd met het belang van de vennootschap. Daarnaast zijn er procedurele waarborgen. Zo moet de raad van commissarissen instemmen met het inroepen van de bedenktijd. De bedenktijd mag ook niet langer duren dan noodzakelijk. Gedurende de bedenktijd vergaart het bestuur alle informatie die nodig is voor een zorgvuldige beleidsbepaling en raadpleegt het bestuur belangrijke belanghebbenden, waaronder in ieder geval de aandeelhouders die bij het inroepen van de bedenktijd tenminste drie honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen en de ondernemingsraad. Het bestuur moet aan het eind van de bedenktijd verslag uitbrengen. Verder is voorzien in een speciale rechtsgang bij de Ondernemingskamer, die het inroepen van de bedenktijd of het voortzetten ervan op verzoek van aandeelhouders kan toetsen.

Gelet op de huidige maatschappelijke en economische omstandigheden, waarin beursvennootschappen onder druk kunnen komen te staan vanuit activistische aandeelhouders, heb ik het voornemen om, als Uw Kamer met het voorstel instemt, het voorstel op 1 maart 2021 in werking te laten treden.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel kan het bestuur van een beursvennootschap bij een voorstel van aandeelhouders voor het agenderen van ontslag van een bestuurder of commissaris, of een (vijandig) overnamebod, een wettelijke bedenktijd inroepen van ten hoogste 250 dagen om tot een standpuntbepaling te komen. Met dit wetsvoorstel wijkt Nederland af van andere Europese landen en de leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de consequenties voor het vestigingsklimaat. Ook in de consultatieronde is gewezen op het risico dat investeerders minder gaan investeren in Nederlandse beursvennootschappen, omdat het wetsvoorstel barrières opwerpt voor aandeelhouders. De leden van de VVD-fractie hebben daarom nog enkele vragen aan de regering.

Naar aanleiding hiervan merk ik op dat de bedenktijd weliswaar uniek is in Europa, maar dat de meeste Europese landen maatregelen om zorgvuldigheid van besluitvorming of langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders te bevorderen toelaten en dat van deze ruimte door vennootschappen ook gebruik wordt gemaakt.1 Veel vennootschappen vinden dat Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Daarbij spelen verschillende factoren een rol. Eén daarvan is een modern ondernemingsrecht dat ruimte en flexibiliteit biedt aan ondernemingen om hun organisatie zelf naar wens te kunnen inrichten en waarin de belangen van de verschillende bij de onderneming betrokken stakeholders tot hun recht kunnen komen. De wettelijke regeling van de bedenktijd past hier goed in.2

De fractieleden van FVD wijzen erop dat wetsvoorstellen in samenhang dienen te worden bezien, ook al zijn deze afkomstig van verschillende departementen. Zij wijzen er op dat door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid er pogingen zijn ondernomen om het pensioenstelsel houdbaar en duurzaam te maken. Dit is volgens genoemde leden van belang vanwege de positie van pensioenfondsen. Zij vragen aandacht voor noodzakelijke zeggenschap binnen beursvennootschappen en menen dat het voorstel er op is gericht om invloed van aandeelhouders (tijdelijk) te beperken. Zij menen dat het voorstel indruist tegen het algemeen belang en slechts dienstig is aan de belangen van de bestuurlijke elite binnen het beursgenoteerde bedrijfsleven. Het wetsvoorstel biedt slechts extra, wettelijke ontslagbescherming aan bestuurders en commissarissen.

Met de leden van FVD ben ik het eens dat wetgeving in onderlinge samenhang moet worden bezien. Het klopt dat pensioenfondsen ook vaak grote investeerders zijn die rendement halen uit beleggingen die vervolgens worden gebruikt voor pensioenuitkeringen. Naar mijn oordeel levert de wettelijke regeling van de bedenktijd een waardevolle bijdrage aan het algemeen belang, doordat de bedenktijd op korte termijn gericht aandeelhoudersactivisme ontmoedigt en langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders bevordert. Dat past binnen de beleggingsstrategie van de meeste pensioenfondsen, die inzetten op duurzame betrokkenheid bij een vennootschap. Investeerders kunnen hebben baat bij langetermijnwaardecreatie. Om misbruik van de bedenktijd te voorkomen, bevat dit wetsvoorstel de nodige waarborgen voor aandeelhouders bij de inzet van het instrument. Ik verwijs voor deze waarborgen kortheidshalve naar de inleiding.

2. Doel en aanleiding

De fractieleden van FVD staan in deze opvatting niet alleen. Eumedion, het corporate governance en duurzaamheidsplatform voor institutionele beleggers heeft grote kritiek op het wetsvoorstel en noemt het «onnodig» en «disproportioneel».3 De leden van FVD vragen of de regering bekend is met het standpunt van Eumedion zoals dat is toegelicht op de website van Eumedion en op 25 september 2020 is toegezonden aan de Eerste Kamer?4 Zou de regering een appreciatie willen geven van de door Eumedion naar voren gebrachte argumenten tegen het wetsvoorstel en daarbij in willen gaan op de noodzaak en proportionaliteit van de voorgestelde wetswijzigingen?

Naar aanleiding van de vragen van de leden van FVD zal ik stilstaan bij de door Eumedion naar voren gebrachte punten bij het wetsvoorstel. Kort samengevat brengt Eumedion naar voren dat het voorstel niet nodig is en disproportioneel, omdat:

  • veel beursvennootschappen al beschermingsmaatregelen hebben;

  • de Nederlandse corporate governance code nu al tijdelijke bescherming biedt via de responstijd;

  • statuten het aandeelhouders bemoeilijken om bestuurders en commissarissen te benoemen, te schorsen of te ontslaan:

  • het Nederlandse vennootschapsrecht al afdoende waarborgen biedt om activistische, op de korte termijn gerichte aandeelhouders op afstand te houden.

Mij is bekend dat Eumedion geen voorstander is van de wettelijke bedenktijd. Zij heeft dat duidelijk aangegeven in onder meer de eerder gehouden consultatieronde. Vanuit andere hoek, onder meer vanuit VEUO en VNO-NCW, bestaat er juist steun voor het voorstel. Ik herken dat het voorstel gemengde reacties oproept, afhankelijk vanuit welk perspectief (aandeelhouder of beursvennootschap) men het voorstel beziet. Voor mij is van belang dat er een juist evenwicht wordt gevonden tussen de belangen van de verschillende partijen. Ik meen dat het voorstel hierin is geslaagd.

Zoals al is aangegeven, heeft de bedenktijd als doel het bestuur van een beursvennootschap meer tijd en rust te gunnen voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders, en voor een zorgvuldige beleidsbepaling. Deze zorgvuldige beleidsbepaling kan onder druk komen te staan door ongewenst aandeelhoudersactivisme of een dreigende vijandelijke overname. Eumedion merkt terecht op dat sommige beursvennootschappen al voorzien hebben in eigen beschermingsmaatregelen of voorzieningen in de statuten omtrent het ontslag en de benoeming van bestuurders. Voor deze beschermde beursvennootschappen is de toegevoegde waarde van de bedenktijd nog steeds aanwezig. De bedenktijd is namelijk een gerichte maatregel die de bevoegdheid van de algemene vergadering opschort om het ontslag van het bestuur en de raad van commissarissen te agenderen. De kosten van het inroepen van de bedenktijd zijn beperkt, afgezet tegen de kosten van uitgifte van bijvoorbeeld preferente aandelen. Juist omdat het een gerichte maatregel betreft en het in Nederland niet ongebruikelijk is dat een beursvennootschap beschermingsmaatregelen heeft, zie ik geen aanleiding om aan te nemen dat de invoering van de bedenktijd disproportioneel is en dat Nederland minder aantrekkelijk zal worden voor investeerders. Ik zie mij daarin gesteund door bijvoorbeeld de reactie van VNO-NCW in de consultatie.5

Ten opzichte van de responstijd meen ik, evenals de Afdeling advisering van de Raad van State in haar advies, dat de wettelijke bedenktijd de zekerheid biedt van een wettelijke status ten opzichte van «soft law» van de Corporate Governance Code. Bovendien is de reikwijdte van de bedenktijd breder (namelijk ook voor vijandige overnames) en is de duur mogelijk langer (tot maximaal 250 dagen).

Eumedion noemt in haar brief, tot slot, dat (1) de aandeelhouders de gedragsnorm van de redelijkheid en billijkheid in acht moeten nemen, (2) de Ondernemingskamer aangezocht kan worden om zo nodig onmiddellijke voorzieningen te treffen, (3) aandeelhouders alleen via de rechter een (buitengewone) algemene vergadering bijeen kunnen roepen en (4) de vennootschap kan weigeren een verzoek om het ontslag van het bestuur of rvc te agenderen.

De door Eumedion genoemde voorzieningen kunnen ingezet worden om het handelen van aandeelhouders in een specifieke situatie tegen te gaan, omdat er sprake is van handelen in strijd met het recht of met de redelijkheid en billijkheid. De regeling om de Ondernemerskamer te verzoeken om onmiddellijke voorzieningen kent een soortgelijke algemene norm.6 De praktijk leert dat de vennootschap in dit soort situaties zelf eerst naar de rechter moet stappen om duidelijkheid te krijgen. Bovendien is de beoordeling van de rechter sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met de nodige rechtsonzekerheid als gevolg.

Bij het bijeenroepen van de algemene vergadering geldt dat de voorzieningenrechter op verzoek van aandeelhouders machtiging verleent indien summierlijk is gebleken dat zij de agendaonderwerpen overeenkomstig artikel 2:110 BW tevoren aan het bestuur van de vennootschap hebben gestuurd en het bestuur gelegenheid hebben gegeven een vergadering te beleggen, alsmede dat zij een redelijk belang hebben bij de vergadering. De praktijk laat zien dat de invulling van met name dit laatste criterium erg van geval tot geval verschilt, met rechtsonzekerheid tot gevolg.7 Bovendien biedt deze bepaling geen soelaas in de gevallen dat de vennootschap zelf een algemene vergadering belegt.

Samengevat zullen de genoemde voorzieningen niet de door de vennootschap gewenste rechtszekerheid en rust kunnen bieden in situaties waarin besluitvorming onder druk komt te staan bij op korte termijn gericht aandeelhoudersactivisme of bij een dreigende vijandelijke overname. Daarvoor is een specifieke regeling nodig, in de vorm van de wettelijke bedenktijd.

Voorts vragen de leden van de fractie van FvD of de regering met de Tweede Kamer van mening is dat het inroepen van bedenktijd een beschermingsmaatregel is.

Het doel van de bedenktijd is om rust en ruimte te creëren voor het bestuur van een vennootschap, zodat tot een zorgvuldige beleidsbepaling kan worden gekomen. Dit kan naar zijn aard overeenkomen met (het doel van) een beschermingsmaatregel. De bedenktijd is dan bijvoorbeeld vergelijkbaar met het geval waarin een beursvennootschap beschermingspreferente aandelen uitgeeft omdat op korte termijn gerichte aandeelhouders het ontslag van het bestuur agenderen.

De leden van de FvD-fractie vragen verder of de regering het eens is met de constatering van de leden van de FVD dat een discussie tussen het bestuur van AkzoNobel NV en een in overname/fusie geïnteresseerde onderneming uit dezelfde branche de belangrijkste aanleiding was om dit wetsvoorstel in te dienen? En, zo ja, is dan bij heroverweging de noodzaak om dit wetsontwerp in te dienen dan niet komen te vervallen? Tot slot vragen genoemde leden in hoeverre de invoering van dit wetsvoorstel de positie van Nederlandse pensioenfondsen als aandeelhouder in Nederlandse ondernemingen schaadt, dan wel verbetert?

Het voorstel is ontworpen om bemoeienis van bepaalde, op korte termijn gerichte aandeelhouders, met het beleid van een onderneming tegen te gaan, al dan niet in de context van een dreigende (vijandige) overname. In deze situatie kan de zorgvuldige afweging van effecten op de onderneming inclusief de effecten op stakeholders, onder druk komen te staan. Beoogd is het risico tegen te gaan dat kortetermijnbelangen gaan overheersen en niet alle mogelijke gevolgen goed doordacht zijn. In de memorie van toelichting zijn voorbeelden genoemd van gevallen waarin de inzet van de bedenktijd van waarde had kunnen zijn om de langetermijnbelangen van vennootschappen te beschermen.8 Los van casussen uit het verleden: in de huidige onzekere tijd is goed denkbaar dat aandelenkoersen onder druk komen te staan. Beursvennootschappen – ook Nederlandse – lopen dan een hoger risico om onder druk komen te staan van op korte termijn gerichte aandeelhouders of voorwerp te worden van vijandige overnames. Ik zie de bedenktijd in deze gevallen als waardevolle aanvulling op de mogelijkheden voor beursvennootschappen om in deze onzekere tijd te opereren. Dit is ook in het belang van aandeelhouders die gericht zijn op de lange termijn, zoals pensioenfondsen. In zoverre is dit voorstel voor hen een verbetering.

3. Huidig stelsel van corporate governance gelet op strategie van de vennootschap

De leden van de VVD-fractie geven aan dat het voorstel een antwoord is op de vermeende negatieve invloed van activistische aandeelhouders, die vaak meer op de korte termijn gericht zijn. De VVD-fractieleden vragen, onder verwijzing naar de memorie van toelichting9, of het ontbreken van bewijs dat er negatieve invloed uitgaat van activistische aandeelhouders niet juist een argument is om die bedenktijd niet in te voeren? Zij vragen in hoeverre meer bedenktijd het bestuur kan helpen als we niet weten of het goed of slecht is?

Er is zowel bewijs dat activistische aandeelhouders een positieve als negatieve invloed hebben op de langetermijnwaardecreatie van de onderneming.10 Eventuele negatieve gevolgen van aandeelhoudersactivisme kunnen echter aanzienlijk zijn. Ik noem er twee. Er kan allereerst teveel een nadruk op korte termijn winst komen te liggen, doordat investeringen, onderzoek en ontwikkeling en dergelijke worden geschrapt. Dit kan op korte termijn kosten besparen, maar raakt de onderneming op lange termijn in negatieve zin omdat zulke investeringen nodig kunnen zijn om de onderneming bijvoorbeeld te laten inspelen op marktontwikkelingen en technische ontwikkelingen. Ten tweede kan een grotere financiële instabiliteit van ondernemingen ontstaan doordat de buffers worden verminderd (bijvoorbeeld doordat er druk ontstaat om hoge dividenduitkeringen te doen). Hierdoor kunnen ook de belangen van stakeholders worden geraakt. Vanwege deze mogelijk zwaarwegende gevolgen acht het kabinet het nodig een bedenktijd in te voeren. Een zorgvuldig ingericht besluitvormingsproces vermindert de risico’s op ondoordachte beslissingen en de bijbehorende gevolgen. Ik zie daarin, met bijvoorbeeld VNO-NCW en de VEUO, vooral voordelen.

Genoemde leden vragen voorts of de wet had kunnen worden toegepast op de situatie die zich in 2007 heeft voorgedaan, toen het Britse hedgefonds The Children Investment ABN Amro verzocht zich te oriënteren op een overname door een grotere bank, zichzelf op te splitsen en in delen te verkopen, en wat er dan anders had kunnen lopen.

In algemene zin kan ik zeggen dat bij het agenderen van het ontslag van het bestuur, naar aanleiding van een verzoek om strategiewijziging, er aanleiding kan zijn om de bedenktijd in te roepen, wanneer sprake is van een strijd met een wezenlijk belang van de vennootschap. Ik kan mij voorstellen dat daarvan sprake is wanneer er een dreiging bestaat dat een onderneming wordt opgesplitst en verkocht of wordt overgenomen door een derde partij terwijl het bestuur een andere strategie wenst te voeren – maar dit zal uiteindelijk afhangen van de concrete omstandigheden. Het inroepen van de bedenktijd geeft het bestuur rust en ruimte om de verschillende voorliggende opties te verkennen en met de verschillende stakeholders, waaronder (groot)aandeelhouders, in gesprek te gaan. Hierdoor kan het bestuur tot de beste strategie komen die kan bijdragen aan de waarde van de vennootschap op lange termijn. Dit draagt bij aan de kwaliteit en zorgvuldigheid van besluitvorming.

4. Effecten en samenloop

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering de negatieve gevolgen van dit wetsvoorstel denkt op te vangen als inderdaad blijkt dat buitenlandse investeerders weg gaan blijven uit Nederland?11 Zijn deze mogelijke negatieve gevolgen meegenomen bij de afweging om dit wetsvoorstel in te dienen? Welke opbrengsten verwacht de regering van dit wetsvoorstel?

Met de bedenktijd wil ik ruimte en rust voor het bestuur creëren om zorgvuldige besluitvorming te bevorderen. Dit komt de langetermijnwaardecreatie van de onderneming ten goede. Het klopt dat het gebruik van het instrument van de bedenktijd gevolgen heeft voor bepaalde zeggenschapsrechten van aandeelhouders. Voor mij is van belang dat er een juist evenwicht wordt gevonden tussen de belangen van de verschillende partijen. Ik meen dat het voorstel hierin is geslaagd, onder meer doordat de bedenktijd is voorzien van goede waarborgen, waaronder het criterium van de bedenktijd en verschillende procedurele waarborgen, die in de inleiding zijn genoemd. Daarom heb ik geen aanleiding te veronderstellen dat buitenlandse investeerders door de bedenktijd overwegen weg te blijven.

De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen over de impact van het inroepen van de bedenktijd bij het verzoek van één of meer aandeelhouders tot ontslag van een bestuurder of commissaris. Wanneer de volledige bedenktijd wordt gebruikt voor de standpuntbepaling, kan dat nadelige gevolgen hebben voor de betrokken bestuurder of commissaris, die immers lange tijd in onzekerheid verkeert. Deze is immers gedurende die periode «besmet». Wordt de bestuurder of commissaris juist door die bedenktijd niet meer geschaad dan dat zonder de bedenktijd het geval zou zijn, wanneer sneller tot een standpunt wordt gekomen?

Ik sluit niet uit dat er zich gevallen kunnen voordoen waar de positie van het bestuur of een commissaris in onzekerheid komt te verkeren, naar aanleiding van een ontslagverzoek van een aandeelhouder. Het is in eerste instantie aan het bestuur om te wegen hoe groot het dat risico acht en dit te betrekken bij de afweging om al dan niet de bedenktijd in te roepen. Roept zij de bedenktijd in, dan zie ik hierin een waardevol middel voor het bestuur om in de gesprekken met de verschillende stakeholders het draagvlak van het bestuur te beproeven. Daarmee kan de onzekerheid voor het bestuur en voor individuele bestuurders worden beperkt of weggenomen.

5. Evaluatie

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het wetsvoorstel een evaluatietermijn van 5 jaar wordt genoemd.12 Als er negatieve effecten zijn, dan is een termijn van 5 jaar lang. Op welke wijze gaat de regering de effecten in de tussentijd monitoren? Is het mogelijk dat de Kamers eerder, bijvoorbeeld na 2 jaar, worden geïnformeerd over de effecten? De leden van de VVD-fractie vinden het verder van belang dat bij die evaluatie in ieder geval de volgende effecten worden meegenomen: toe- of afname van het aantal (buitenlandse) investeerders, het aantal beursvennootschappen dat zich in Nederland heeft gevestigd, het aantal beursvennootschappen dat is vertrokken en de participatie van aandeelhouders in beursvennootschappen in andere Europese landen.

Naar aanleiding van het amendement van de heer Van der Lee is in het wetsvoorstel een evaluatietermijn van 5 jaar opgenomen. Ik heb tijdens de behandeling in de Tweede Kamer aangegeven dat ik niet verwacht dat de bedenktijd heel vaak zal worden ingeroepen. Daarom is het nodig om een voldoende ruime periode te nemen, zodat er voldoende gegevens beschikbaar zijn. Het evalueren na een betrekkelijk korte periode heeft als risico dat er te weinig gegevens beschikbaar zijn om effecten in kaart te brengen. Niettemin ben ik bereid om eerder al, namelijk op een termijn van drie jaar, een eerste inventarisatie te doen naar de effecten van de bedenktijd in de praktijk en uw Kamer en de Tweede Kamer daarover te informeren. Ik ben bereid om hierbij de door de VVD-fractie genoemde aspecten mee te nemen. Deze termijn acht ik noodzakelijk om voldoende tijd te nemen om gegevens te kunnen verzamelen. Hierbij teken ik voorts aan dat bij de inventarisatie kan blijken dat sommige van de door de VVD-fractie genoemde effecten, zoals «participatie van aandeelhouders in andere Europese landen» en een eventueel verband tussen toe- of afgenomen investeringen en de bedenktijd niet goed in kaart te brengen zijn. De reden hiertoe is dat het lastig kan blijken (zinvolle) informatie te verkrijgen vanuit andere Europese landen. Bovendien kunnen andere omstandigheden, zoals het economisch klimaat en (andere) conjuncturele ontwikkelingen, in sterke of zelfs overwegende mate van invloed zijn op toe- of afname van investeerders en eventueel vertrek van beursvennootschappen. Ik verwacht dat deze gevolgen dus maar zeer beperkt hierbij kunnen worden betrokken.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Zie M.W. Nieuwe Weme en G. van Solinge, Asser-2-IIb NV en BV, Corporate Governance, nr. 552 met verwijzing naar verdere literatuur.

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld ook de reactie van VNO-NCW in de internetconsultatie.

X Noot
3

Brief van de directeur van Eumedion aan de voorzitter en leden van de Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid van 25 september 2020, griffienummer 167567.

X Noot
5

Zie de reactie van VNO-NCW in de internetconsultatie via http://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelbedenktijd/reacties

X Noot
6

Zie artikel 2:349a lid 2 BW.

X Noot
7

Zie M.W. Nieuwe Weme en G. van Solinge, Asser-2-IIb NV en BV, Corporate Governance, nr. 33 met verwijzing naar jurisprudentie en literatuur.

X Noot
8

Zie MvT, p. 7 e.v.

X Noot
9

Kamerstukken 2019–20, 35 367, nr. 3, p. 7–8.

X Noot
10

Zie paragraaf «2.3 Verschuivende verhoudingen en huidige context» in de memorie van toelichting.

X Noot
11

Kamerstukken 2019–20, 35 367, nr. 3, p. 17.

X Noot
12

Kamerstukken 2019–20, 35 367, nr. A, p. 3.

Naar boven