35 366 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

13 oktober 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de democratische rechtsstaat weerbaarder te maken tegen radicale antidemocratische krachten en daarom de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor «de werkzaamheid» ingevoegd «het doel of».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In ieder geval in strijd met de openbare orde is het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag.

3. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of discriminatie.

4. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij de verbodenverklaring kan de rechter de betrokken rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken in het belang van de openbare orde bevelen om bepaalde maatregelen te nemen of gedragingen na te laten, uiterlijk totdat over de verboden verklaring onherroepelijk is beslist.

  • 6. De verbodenverklaring en de daarbij gegeven bevelen zijn uitvoerbaar bij voorraad. Het instellen van een rechtsmiddel schorst de werking niet.

B

Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

  • 1. De bestuurder van een verboden verklaarde rechtspersoon, kan gedurende ten minste drie jaar nadat de verbodenverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, geen bestuurder of commissaris van enige rechtspersoon zijn of worden, tenzij betrokkene naar het oordeel van de rechter in de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijk gesteld degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder.

  • 2. De rechtbank regelt zo nodig alle overige gevolgen van het door haar uitgesproken bestuursverbod.

  • 3. De griffier van de rechtbank, of bij hoger beroep, van het gerechtshof, biedt de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel aan, die zo nodig terstond tot uitschrijving van betrokkene uit het handelsregister overgaat. Tevens wordt het bestuursverbod geregistreerd bij het handelsregister.

  • 4. Artikel 106c van de Faillissementswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in artikel 106c van de Faillissementswet wordt verwezen naar een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod wordt gelezen een verzoek tot verbodenverklaring van een rechtspersoon.

C

Aan het slot van artikel 23b, eerste lid, wordt toegevoegd «In afwijking van het voorgaande kan de rechter die een rechtspersoon op grond van artikel 20 verboden verklaart, bepalen dat de vereffenaar na ontbinding het overschot uitkeert aan de Staat.»

ARTIKEL II

Artikel 122 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Artikel 20, leden 2, 3, 5 en 6 en artikel 20a van Boek 2 zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 140, tweede lid, worden de woorden «Deelneming aan de voortzetting» vervangen door «De voortzetting» en worden de woorden «met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie» vervangen door «met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie».

B

Artikel 184a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een bevel, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

ARTIKEL IV

In lid 1 onder b van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering wordt voor «141a» ingevoegd «140, tweede lid, ».

ARTIKEL V

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 32 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

  • 1. Artikel 20 van Boek 2, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I van de Wet van (XXXX), tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (Stb. ...), blijft van toepassing ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij voor de datum van inwerkingtreding van dat artikel een verzoek bij de rechter is ingediend, een beroep bij het gerechtshof is ingediend of een verzoek bij de Hoge Raad is ingediend.

  • 2. Artikel 20 van Boek 2, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I van de Wet van (XXXX), tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (Stb. ...), blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip van toepassing ten aanzien van politieke partijen alsmede hun neveninstellingen.

ARTIKEL VA

A

Indien het bij geleidende brief van 13 november 2018 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij, houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties) (Kamerstukken 35 079) tot wet is of wordt verheven en artikel 11 van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel III, onderdeel A, van deze wet, komt artikel III, onderdeel A, van deze wet als volgt te luiden:

A

In artikel 140, tweede lid, wordt «deelneming aan de voortzetting» vervangen door «de voortzetting».

b. later in werking treedt dan artikel III, onderdeel A, van deze wet, komt artikel 11 van die wet als volgt te luiden:

Artikel 11 wijziging Wetboek van Strafrecht

Artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht komt te luiden:

  • 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die:

    • a. is verboden op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties;

    • b. bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard op grond van artikel 20 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c. van rechtswege is verboden op grond van het onder b genoemde artikel; of

    • d. ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek is afgegeven.

B

Indien het bij geleidende brief van 13 november 2018 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij, houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties) (Kamerstukken 35 079) tot wet is of wordt verheven en artikel 12 van die wet:

  • a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel IV van deze wet, vervalt artikel IV van deze wet.

  • b. later in werking treedt dan artikel IV van deze wet, vervalt artikel 12 van die wet.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

Naar boven