35 348 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen)

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 oktober 2020

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vernummering van Artikel I, onderdeel A, tot onderdeel A2 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

A1

In artikel 4 wordt in het derde lid, onder a ,«d en e» vervangen door «d en f».

B

In artikel I, onderdeel E, komt het voorgestelde artikel 827, eerste lid, onderdeel e, te luiden:

e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een andere daartoe strekkende voorziening;

C

Aan artikel VI wordt onder vernummering van onderdelen 1 en 2 tot 2 en 3 een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. Lid 1 komt te luiden:

1. De artikelen 35, 36, 39, 40 en 41 van Boek 10, zoals die luidden voor inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, blijven van toepassing voor het bepalen van het toepasselijke recht op rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten, indien deze rechtsbetrekkingen op of na 1 januari 1994 maar voor 29 januari 2019 bestonden.

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt in de eerste plaats een omissie verholpen (Onderdeel A).

Daarnaast wordt gereageerd op een zorg uit de rechtspraktijk over het gevolg van de aanpassing van artikel 827 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) (Onderdeel B). Bij een verzoek om een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande religieus huwelijk wordt regelmatig iets anders gevorderd of verzocht dan specifiek het bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van het religieuze huwelijk. Wat wordt verzocht verschilt afhankelijk van wat het beste aansluit bij de religieuze voorschriften rond de ontbinding van dat huwelijk.1 Artikel 827, eerste lid, onderdeel e, wordt daarom aangevuld om buiten twijfel te stellen dat ook andere verzoeken gericht op het teniet doen gaan van het religieuze huwelijk kunnen (blijven) worden verzocht. Daarmee staat ook vast dat dergelijke nevenvoorzieningen evenmin kunnen worden afgewezen op de grond dat deze zouden leiden tot een onnodige vertraging van de procedure.

Ten slotte wordt artikel 271 lid 1 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek aangepast (Onderdeel C). Dit artikel regelt het overgangsrecht voor rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten (Titel 3, Afdeling 2, Boek 10 Burgerlijk Wetboek). In het huidige artikellid is abusievelijk aangesloten bij het overgangsrecht inzake het huwelijksvermogensregime (Titel 3, Afdeling 3, Boek 10 Burgerlijk Wetboek). Het voorgesteld nieuwe lid herstelt dit. Het nieuwe lid bevestigt de directe werking van de voormalige Wet conflictenrecht huwelijksbetrekkingen (Stb. 1993, 514) en – later – Titel 3, Afdeling 2, Boek 10 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de artikelen 35 en 36 en de artikelen 39 en 40 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, zoals die luidden vóór de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen, van toepassing blijven voor het bepalen van het toepasselijk recht op de rechtsbetrekkingen van echtgenoten die op of na 1 januari 1994 maar voor 29 januari 2019 bestonden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 21 februari 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:9363.

Naar boven