35 344 Samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 2 juni 2020

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben onder meer een aantal vragen op basis van de memorie van toelichting.2 De memorie stelt enerzijds (p. 1):

«Deze samenvoeging is op initiatief van de betrokken gemeenten zelf tot stand gekomen».

Vervolgens wordt op p. 3 aangegeven dat door gedeputeerde staten van Groningen éérst een Arhi-procedure is opgestart:

«Om tot een eensluidend eindbeeld te komen, vond op initiatief van gedeputeerde staten bestuurlijk overleg plaats met de zeven betrokken gemeenten. Na meerdere overlegrondes bleek dat de betrokken gemeenten niet tot overeenstemming konden komen. gedeputeerde staten zijn vervolgens in april 2016 het open overleg op grond van artikel 8 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) gestart met de colleges van burgemeesters en wethouders van de zeven betrokken gemeenten. Het open overleg was gericht op het verkennen van een samenhangend, regionaal evenwichtig en duurzaam perspectief op de bestuurlijke organisatie in Noord-Groningen. In deze periode hebben de toenmalige gemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond (inclusief de Eemshaven) elkaar gevonden in de wens tot samenvoeging, waarna gedeputeerde staten de Arhi-procedure voor alle zeven gemeenten hebben beëindigd in oktober 2016.»

Kan de regering aangeven hoe dit «eigen initiatief» van de gemeenten zich verhoudt tot de eerder gevoerde Arhi-procedure door de provincie Groningen?

Op p. 5 lezen de leden van de PVV-fractie:

«De drie gemeenten hadden daartoe een gezamenlijk strategisch communicatieplan opgesteld, op basis waarvan een actief informatie-, communicatie en participatieproces is uitgevoerd. Het gaat daarbij onder meer om informatieavonden, rondetafelgesprekken dan wel inloopbijeenkomsten vanaf de bespreking van het rapport van de Visitatiecommissie Bestuurlijke Toekomst Groningen (februari 2013) tot aan inloopbijeenkomsten over het herindelingsontwerp (januari 2019). Uit de verslagen van de bewonersavonden blijkt dat de inwoners de uitgangspunten van de herindeling ondersteunen.»

Uit de memorie van toelichting blijkt niet dat er in de betrokken gemeenten een volksraadpleging is gehouden onder álle (stemgerechtigde) inwoners. Kan de regering nader onderbouwen waarom er geen volksraadpleging heeft plaatsgevonden? Kan de regering tevens aangeven in hoeverre bewoners zich direct hebben kunnen uitspreken over de fundamentele vraag van wel of niet herindelen, of alleen over de nadere invulling en «uitgangspunten» van de herindeling?

Hoe kan de regering concluderen dat er sprake is van maatschappelijk draagvlak als niet álle (stemgerechtigde) inwoners zich uit hebben kunnen spreken over de herindelingsvraag?

Kan de regering aangeven welke concrete definitie van «bestuurskracht» hier is toegepast?

Op p. 6 staan vijf urgente maatschappelijke uitdagingen:

  • 1. Aardbevingen de baas.

  • 2. Meer mensen aan de slag.

  • 3. Binden van jongeren en voorbereid op minder mensen.

  • 4. Toekomstbestendige zorg en ondersteuning.

  • 5. Verduurzaming en energietransitie.

Kan de regering nader onderbouwen waarom per «urgente maatschappelijke uitdaging» een gemeentelijke herindeling noodzakelijk zou zijn? Kan de regering tevens nader onderbouwen hoe zij het «binden van jongeren» ziet ten opzichte van de schaalvergroting die ontstaat door de herindeling, waarbij de kloof tussen de gemeente en de burger (waaronder de jongere) juist steeds groter wordt?

Kan de regering aangeven op basis van welke criteria «verduurzaming en energietransitie» een «urgente maatschappelijke uitdaging» is en wat hier zo urgent aan is?

Op p. 7 staat:

«Er zijn geen voornemens of ontwikkelingen bekend om aan te nemen dat de nieuwe gemeente Eemsdelta binnen een afzienbare periode opnieuw bij een herindelingsdiscussie betrokken zal worden.»

Welke (globale) termijn verstaat de regering hier onder «binnen een afzienbare periode», aangezien bij de herindelingswetten van 2018 sommige gemeenten al binnen 5 jaar (zoals de gemeente Molenwaard) opnieuw heringedeeld werden? In de eerdere herindelingsdiscussie speelde het vraagstuk rond de Eemshaven. Kan de regering nader onderbouwen waarom de Eemshaven voorlopig niet opnieuw tot een herindelingsdiscussie kan leiden?

Tenslotte staat op p. 8:

«Tegenover de daling van de algemene uitkering staat een afname van de kosten.»

Kan de regering deze afname van kosten nader onderbouwen nu Appingedam, Loppersum en Delfzijl na 2021 eerst hun eigen gemeentehuizen blijven gebruiken en er in de nabije toekomst wellicht een plan komt voor de ontwikkeling van een nieuw gemeentehuis? Kan de regering aangeven of de afname van kosten door de ontwikkeling van een nieuw gemeentehuis mogelijk teniet wordt gedaan? Kan de regering aangeven wat de herindeling betekent voor de ontwikkeling van de lokale lasten voor de inwoners van de drie nu nog afzonderlijke gemeenten?

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangst deze graag zo spoedig mogelijk na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66), (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU) en De Vries (Fractie-Otten).

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 344, nr. 3.

Naar boven