Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXXII komt te luiden:
ARTIKEL XXXII
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 10,73» vervangen door «€ 11,94».
B
Artikel 3.3, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste subonderdeel wordt «ten minste 50 procent bij een normale arbeidsduur
van 40 uren per week maar minder dan 60 procent bij een normale arbeidsduur van 36 uren
per week» vervangen door «ten minste 50 procent maar minder dan 60 procent».
2. In het tweede subonderdeel wordt «ten minste 60 procent bij een normale arbeidsduur
van 40 uren per week maar minder dan 80 procent bij een normale arbeidsduur van 36 uren
per week» vervangen door «ten minste 60 procent maar minder dan 80 procent».
3. In het derde subonderdeel wordt «ten minste 80 procent bij een normale arbeidsduur
van 40 uren per week maar minder dan 100 procent bij een normale arbeidsduur van 40 uren
per week» vervangen door «ten minste 80 procent maar minder dan 100 procent».
B
In artikel XXXXI, tweede lid, wordt «van artikel» vervangen door «van de artikelen»
en wordt na «onderdelen a en b,» ingevoegd «en XXXII, onderdeel A, artikel 3.1, eerste
lid, onderdeel a,».
Toelichting
Onderdeel A
In de derde nota van wijziging is de wijziging van de absolute bandbreedtebedragen
die in het oorspronkelijke wetsvoorstel waren opgenomen, ongedaan gemaakt. Dit heeft
tot gevolg dat de absolute bandbreedtebedragen voor de aanspraak op het lage inkomensvoordeel
hetzelfde blijven als de thans geldende bedragen die zijn opgenomen in artikel 3.1,
eerste lid, onderdeel a, van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl), met dien verstande
dat er bij de berekening van deze bedragen moet worden uitgegaan van een voltijds
werkweek van 36 uren, in aansluiting op de invoering van het wettelijk minimumuurloon.
Om tot deze absolute bedragen te komen, werd beoogd bij dezelfde nota van wijziging
de relatieve bandbreedte aan te passen naar 100–112% van het wettelijk minimumuurloon.
Per abuis is daarbij niet het bedrag van de ondergrens van de absolute bandbreedtebedragen
aangepast. Het thans in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, opgenomen bedrag is
gebaseerd op een 40-urige werkweek, terwijl dit na invoering van het wettelijk minimumuurloon
dient dit te worden gebaseerd op een 36-urige werkweek. De nu voorliggende nota van
wijziging herstelt deze omissie. In onderdeel A wordt de in artikel 3.1, eerste lid,
onderdeel a, genoemde absolute ondergrens vastgesteld op € 11,94 (2022). Dit bedrag
is het op 1 januari 2022 geldende minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek
vermeerderd met de vakantiebijslag van 8%. Dit bedrag komt in de plaats van het huidige
bedrag van € 10,73 (2022). De in dit artikel genoemde absolute bovengrens van € 13,43
(2022) blijft ongewijzigd. Dit komt overeen met 112% van het wettelijk minimumuurloon.
Vanwege de overzichtelijkheid is artikel XXXII opnieuw vormgegeven. Feitelijk is alleen
onderdeel A nieuw.
Onderdeel B
Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wtl worden de absolute bandbreedtebedragen
jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd op basis van de verhoging
van het reguliere wettelijk minimumloon per 1 januari van het betreffende jaar vermeerderd
met de vakantiebijslag van 8%. In onderdeel B wordt mogelijk gemaakt dat bij inwerkingtreding
van de Wet invoering minimumuurloon bij ministeriële regeling de absolute ondergrens
van de bandbreedtebedragen, genoemd in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt
vastgesteld op het actuele minimumuurloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a,
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag vermeerderd met de vakantiebijslag
van 8%. Daarmee wordt geregeld dat onafhankelijk van de doorlooptijd van het wetsvoorstel
bij de vaststelling van de absolute ondergrens van de bandbreedtebedragen het actuele
minimumuurloon na inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt aangehouden.
Kathmann Maatoug