35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2020

Hierbij bied ik uw Kamer het eindadvies aan van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof onder leiding van de heer Leen Hordijk1.

Op 1 november 2019 heb ik dit adviescollege op verzoek van uw Kamer ingesteld om te toetsen of de gebruikte meet-en rekenmethodes voor het bepalen van de stikstofdepositie voldoende wetenschappelijke onderbouwing bieden voor het stikstofbeleid van rijksoverheid en provincies (Kamerstuk 35 334, nr. 21).

Eerste advies

De opdracht van het kabinet aan het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof is om te adviseren over de bestaande meet en rekenmethodiek. Het Adviescollege heeft op 5 maart 2020 een eerste advies daarover opgeleverd. Ik heb het Adviescollege hiervoor bedankt en ben kort ingegaan op de eerste adviezen (Kamerstuk 35 334, nr. 52).

Eindadvies

In de tweede en laatste fase heeft het Adviescollege AERIUS en het Nederlands Emissiemodel voor Ammoniak (NEMA) beoordeeld en heeft het de verbetermogelijkheden verder uitgewerkt. Het eindadvies waarin deze bevindingen staat omschreven stuur ik uw Kamer bijgaand toe. Hieronder ga ik kort in op de bevindingen van het Adviescollege en geef ik een eerste appreciatie. Na de zomer stuur ik uw Kamer een nadere kabinetsreactie op de aanbevelingen in dit eindadvies.

Bevindingen

De hoofdconclusie in het eerste advies luidde dat de wetenschappelijke kwaliteit van de werkzaamheden van de betrokken onderzoekers voldoende is en de wetenschappelijke data en methoden die worden ingezet van voldoende tot goede kwaliteit zijn. De gebruikte aanpak is geschikt voor het meten en berekenen van de concentratie en depositie van stikstofverbindingen in Nederland.

Ook de relatieve verdeling van de Nederlandse sectorbijdragen aan de depositie op natuurgebieden is voldoende onderbouwd. Zoals ik op 5 maart jl. aan uw Kamer heb gemeld, is het goed te constateren dat er wordt gemeten wat we willen weten en dat we weten wie voor welke bijdrage aan de stikstofdepositie verantwoordelijk is (Kamerstuk 35 334, nr. 52). Er zijn uiteraard verbeteringen in het systeem mogelijk, en nodig.

Ook in dit eindadvies worden de bevindingen uit het eerste advies bevestigd: de wetenschappelijke basis voor de wetenschappelijke onderbouwing voor het meten en berekenen van de concentratie en depositie van stikstofverbindingen is op orde. De (beleids)vragen over bronbijdragen, depositieniveaus op Natura 2000-gebieden en herkomst van de depositie kunnen met het huidige meet- en rekensysteem voldoende nauwkeurig worden vastgesteld.

Het Adviescollege stelt daarnaast dat het gebruik van AERIUS Calculator in zijn huidige vorm niet doelgeschikt is, omdat het niet aansluit bij het beleidsmatige gewenste detailniveau bij de vergunningverlening, en de wegverkeeremissies anders berekend worden dan overige bronnen zoals de landbouw.

Appreciatie

AERIUS Calculator is een geavanceerd systeem dat op een ruimtelijke schaal van een hectare depositieberekeningen doorvoert en waar vele jaren aan gewerkt is. Het is voor de vergunningverlener het best beschikbare instrument om inzicht te krijgen in de effecten van individuele projecten op de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, ook uit jurisprudentie blijkt dat AERIUS wordt gezien als best beschikbare methode. Het bestaande systeem is de basis voor de vergunningverlening en onderbouwing van beleid, waarbij ik een blijvende doorontwikkeling van het instrumentarium en een reflectie op een beleidsmatige toepassing van belang acht. De voorstellen van het Adviescollege helpen in het zoeken naar de mogelijkheden hiertoe.

Deze doorontwikkeling vindt plaats binnen de uitwerking van de structurele aanpak van de stikstofproblematiek van het kabinet, waarover uw Kamer op 24 april jl. is geïnformeerd, en vraagt ook dat in de vormgeving van het beleid meer rekenschap wordt gegeven van de wetenschappelijke onzekerheden (Kamerstuk 35 334, nr. 81). Ik ga samen met de overige bevoegde instanties verkennen wat ervoor nodig is om beleidsmatige wensen beter aan te sluiten op hetgeen wetenschappelijk mogelijk is, ecologisch van belang is en juridisch benodigd is.

Ook wordt gewerkt aan het verder beperken van de onzekerheden in de wetenschappelijke metingen en berekeningen. Dat geldt ook voor het gelijktrekken van de wijze van berekenen tussen de verschillende emissiebronnen. De komende tijd wordt met kennisinstellingen bezien of hier meer mogelijkheden in zijn, daarbij in acht nemend de eventuele implicaties voor andere beleidsterreinen en eventuele implicaties voor het gevraagde detailniveau van de door initiatiefnemers aan te leveren (invoer)gegevens.

Ten aanzien van het modelinstrumentarium wordt verder in meer specifieke zin door het Adviescollege geadviseerd gebruik te maken van een modelensemble, waarmee meerdere modellen worden gecombineerd om uitkomsten robuuster te maken. Recent heb ik een kennisprogramma ingesteld om, in het licht van praktische uitvoerbaarheid, dit doel te verkennen. In de Voorjaarsnota is hiervoor budget gereserveerd.

Daarnaast wordt het gebruik van satellietmetingen geadviseerd, waarmee nader onderzoek gedaan kan worden naar verbetering van het inzicht in emissies en verspreiding. In het bovengenoemd kennisprogramma wordt al verkend hoe satellietmetingen kunnen bijdragen aan verbeteringen van de metingen, waarbij ook de kosteneffectiviteit in ogenschouw zal moeten worden genomen.

Het Adviescollege wijst ook op mogelijkheden voor uitbreiding van het meetnet, waaronder het gebruik van meer meetstations in landbouwgebieden en metingen van de droge depositie in verschillende natuurgebieden. Het kabinet is met het Adviescollege van mening dat het meetnet verdere uitbreiding behoeft. Op dit moment wordt de opdrachtverlening (aan het RIVM) voor uitbreiding van het meetnet voorbereid. Hiervoor is budget beschikbaar.

Vervolg

Resumerend biedt dit eindadvies goede aanknopingspunten om de systematiek van meten en berekenen en bijbehorend instrumentarium verder door te ontwikkelen.

De komende periode wordt gebruikt om, in samenwerking met de andere bevoegde instanties en kennisinstellingen, te bezien hoe opvolging gegeven kan worden aan het eindadvies van het Adviescollege.

Na de zomer stuur ik uw Kamer een nadere kabinetsreactie op de aanbevelingen in dit eindadvies.

Ik ben de leden van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof zeer dankbaar voor hun inzet in de afgelopen maanden en ik ga graag met de leden van het Adviescollege in gesprek om invulling te geven aan hun adviezen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven