35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 298 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2024

Op 6 juni 2024 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in het kort geding van Greenpeace Nederland over de maatregelen die de Staat treft om de stikstofbelasting op de meest kwetsbare natuur voor eind 2025 te verminderen. Met deze brief informeer ik u over deze procedure en de uitspraak, waarin de vorderingen van Greenpeace zijn afgewezen.

De procedure

Greenpeace is op 15 maart 2024 een kort geding procedure tegen de Staat gestart, waarin zij onder meer vordert dat de Staat aanvullende maatregelen moet treffen om de stikstofbelasting op de meest urgente voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden te verminderen. Deze kort geding procedure loopt naast de bodemprocedure die Greenpeace in juli 2023 over hetzelfde onderwerp is gestart. De zitting in deze bodemprocedure zal in november van dit jaar plaatsvinden.

In het kort geding richt Greenpeace zich op een lijst van habitats in Natura 2000-gebieden waar volgens Greenpeace reductie van de stikstofbelasting het meest urgent is («rode habitats») en die volgens Greenpeace onomkeerbare schade zullen oplopen als er niet tijdig genoeg aanvullende maatregelen worden getroffen. Greenpeace vorderde via de rechter dat deze maatregelen nu alsnog binnen drie maanden zouden worden vastgesteld en zo snel mogelijk uitgevoerd worden.

Uitspraak

In de uitspraak van vandaag1 wijst de rechtbank alle vorderingen van Greenpeace af. De rechter vindt dat de rapporten waar Greenpeace zich op beroept onvoldoende zijn om aan te nemen dat de Staat op grond van het verslechteringsverbod verplicht is om de stikstofdepositie in het gehele areaal van de zeer urgente (rode) habitats voor eind 2025 onder de kritische depositiewaarde (KDW) te brengen om blijvende schade te voorkomen.

De rechter toetst in het vonnis alleen de meest vergaande vordering van Greenpeace en de verplichtingen uit de Habitatrichtlijn die op de korte termijn aan de orde zijn (het verslechteringsverbod). De overige vorderingen lenen zich volgens de rechter niet voor toewijzing in kort geding.

De rechter stelt vast dat de natuur in slechte staat is en dat het huidige stikstofbeleid van de Staat er onvoldoende toe zal leiden dat de stikstofdepositie in de meest kwetsbare natuur op korte termijn tot onder de KDW wordt teruggebracht. Daarmee handelt de Staat mogelijk in strijd met het verslechteringsverbod van de Habitatrichtlijn.

Volgens de rechter valt niet uit te sluiten dat de Staat, op grond van de Habitatrichtlijn, in meerdere, concrete gevallen onverwijld verplicht is om ervoor te zorgen dat de stikstofdepositie (lokaal) verder en sneller wordt teruggedrongen dan onder het huidige beleid het geval is.

De rechter heeft geen houvast voor een precisering (afgrenzing) van een aan de Staat op te leggen gebod. De vorderingen van Greenpeace zijn daar onvoldoende op toegespitst en de rechter kan daardoor de vordering van Greenpeace ook niet gedeeltelijk toewijzen.

Betekenis

Deze uitspraak voorkomt dat het lopende beleid om de natuurdoelen te halen binnen drie maanden en zonder zorgvuldige voorbereiding moet worden aangepast. Tegelijkertijd onderschrijft de rechter dat het slecht gaat met de natuur in Nederland en dat het wel degelijk nodig is om, in aanvulling op het vigerende beleid extra maatregelen te nemen, ook al is de eis van Greenpeace niet specifiek genoeg om de Staat daar nu toe te dwingen.

De uitspraak in de bodemprocedure wordt begin 2025 verwacht.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven