35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 293 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2024

Op 10 april 2024 heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij verzocht appreciaties te geven van twee RIVM-rapporten. Het rapport Validatie analyse piekbelasters1 en het rapport Analyse ontwikkeling stikstofemissie en -depositie2. Met deze brief geef ik gehoor aan deze verzoeken.3

Het rapport Validatie analyse piekbelasters

Om te komen tot een weloverwogen bepaling van de doelgroep voor de aanpak piekbelasting zijn vorig jaar verschillende varianten overwogen. Iedere variant heeft eigen kenmerken en daarmee een verschillende impact. Om tot een geobjectiveerde keuze te komen, is destijds rekenkundig benaderd wat de verschillende uitkomsten kunnen zijn van de varianten.

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een validatie uitgevoerd van de berekeningen die zijn gebruikt bij het vormgeven van de aanpak piekbelasting. Het betreft een controle of de resultaten in ordegrootte kloppen.

Daarnaast is het RIVM gevraagd een analyse uit te voeren om meer inzicht te krijgen in de impact van de verschillende varianten. Hierbij is gevraagd te kijken naar de onderdelen: spreiding over het land, verdeling tussen sectoren, en het verschil in zowel mogelijke landelijk gemiddelde opbrengst als het mogelijke effect per gebied.

Het RIVM heeft de validatie uitgevoerd op basis van eigen berekeningen en de meest actuele gegevens. Hieruit blijkt dat de gekozen variant inderdaad de grootste stikstofwinst geeft. In de validatie wordt aangeven dat als ongeveer 600 bedrijven deelnemen aan de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus), wat gelijk is aan 20% van de doelgroep, de gemiddelde stikstofdepositie op kwetsbare natuur daalt met naar schatting ongeveer 40 mol stikstof per hectare per jaar. Op de gemiddelde overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) in 2030 van 385 mol stikstof per hectare per jaar, waarmee het RIVM in het rapport een vergelijking maakt, is dit een potentiële reductie van circa 10%. In deze geschatte reductie is het potentiële effect van de overige sporen van de aanpak piekbelasting niet meegenomen.

Het RIVM concludeert verder dat het werkelijke effect pas kan worden berekend als bekend is welke bedrijven definitief meedoen. De emissie en ligging van deze bedrijven ten opzichte van de natuur zijn hierbij bepalend en geven een marge van tientallen procenten op het resultaat.

Algemene reactie op het rapport Validatie analyse piekbelasters

Deze validatie van het RIVM is waardevol als reflectie op de gemaakte keuzes bij het bepalen van de doelgroep van de aanpak piekbelasting. Daarnaast geeft het een actueel inzicht in de potentiële resultaten van de aanpak. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat uit de vijf overwogen varianten de meest effectieve is gekozen, met om die reden in potentie ook de grootste depositiereductie. Hiermee wordt bevestigd dat de gekozen variant, de juiste is geweest.

Betekenis voor de Aanpak piekbelasting

Hoeveel reductie daadwerkelijk wordt gerealiseerd met de aanpak piekbelasting is op dit moment nog niet te zeggen. Nog niet alle regelingen staan open en deelname aan de Lbv-plus is nog mogelijk tot en met 20 december 2024. Zoals ook benoemd in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Hertzberger4, zal ik uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren. Het feit dat het nodig was om het budget van de Lbv-plus te verhogen om aan de interesse te kunnen voldoen, interpreteer ik echter als een positief signaal.

Zoals gezegd, benoemt het rapport dat bij een deelname aan de Lbv-plus door 20% van de doelgroep (gemiddelde uitsnede), er een depositiereductie optreedt van 40 mol per hectare per jaar. Ik hecht eraan te benadrukken, zoals ook benoemd in mijn brief van 10 februari 20235, dat de aanpak piekbelasting als doel heeft om op korte termijn een forse reductie te realiseren in de stikstofuitstoot en -neerslag die wordt veroorzaakt door de circa 3000 ondernemingen die de grootste stikstofdepositie op overbelaste Natura-2000 gebieden. Het doel van de aanpak is daarmee dus niet om de volledige stikstofproblematiek op te lossen, maar wel om hier een significante bijdrage aan te leveren. De aanpak maakt onderdeel uit van een breder geheel, waaronder de structurele aanpak stikstof en de gebiedsgerichte aanpak door provincies.

Hoewel het uitvoeringsproces nog volop bezig en er nog geen zicht is op de opbrengst van de aanpak, concludeer ik voorlopig op basis van de interesse die er op dit moment is in de Lbv-plus en de reductie die in de komende periode ook vanuit andere sporen van de aanpak zal volgen, dat de aanpak effectief is. Het is onmiskenbaar dat we met de aanpak een forse stap in de goede richting zetten.

Het rapport Analyse ontwikkeling stikstofemissie en -depositie

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de belangrijkste kennis over stikstof op een rij gezet. Dit rapport is opgesteld ter voorbereiding op de rechtszaak die door Greenpeace is aangespannen tegen de Staat.6

De in het rapport gepresenteerde kennis gaat onder andere over hoeveel stikstof in Nederland wordt uitgestoten (emissie), zowel in het verleden en nu, alsook de huidige verwachting voor de toekomst. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheid stikstof die als gevolg van deze emissie op de natuur terechtkomt (depositie). Ook beschrijft het RIVM door welke maatregelen die Nederland en de omliggende landen sinds 1990 hebben genomen, de uitstoot en depositie lager zijn geworden.

Het RIVM heeft voor dit rapport met name gebruik gemaakt van onderzoeken en data die recentelijk al zijn gepubliceerd. Er zijn voor dit onderzoek geen nieuwe berekeningen uitgevoerd. Wat nog niet eerder op deze manier is gepresenteerd, is het overzicht van de mate waarin specifiek «zeer urgente» en «urgente» habitattypen met stikstof worden belast. Hiervoor is in kaart gebracht hoeveel van deze habitattypen een overschrijding van de kritische depositiewaarde (KDW) hebben en hoeveel minder stikstof er moet worden uitgestoten om ervoor te zorgen dat de KDW niet meer overschreden wordt. Deze berekeningen waren al onderdeel van de monitoring, maar zijn niet eerder als specifieke categorie losstaand gepresenteerd.

Algemene reactie op het rapport Analyse ontwikkeling stikstofemissie en -depositie

Het RIVM-rapport laat de historische ontwikkelingen van de stikstofproblematiek zien, zowel voor emissies als deposities. Ik acht het daarmee een waardevol rapport met nuttige basisinformatie over het stikstofvraagstuk waar Nederland voor gesteld staat. Ook toont het rapport wat toewijzing van de vorderingen van Greenpeace zou betekenen voor de reductieopgave.

Het kabinet neemt de civiele procedure van Greenpeace zeer serieus. We delen de urgentie en de zorgen voor kwetsbare natuur en de noodzaak die te herstellen en beschermen. Het kabinet, betrokken overheden en andere partijen zijn daar dan ook volop mee bezig. Tegelijkertijd vraagt de aanpak ook realisme en tijd om het op goede en zorgvuldige wijze in te richten en uit te voeren. Op dit moment bereidt het kabinet zich voor op het procedure en we wachten het proces verder af.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
3

Dit betreft de verzoeken met het kenmerk 2024Z05684/2024D13761 en 2024Z05946/2024D13777.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1328.

X Noot
5

Kamerstuk 35 334, nr. 222.

X Noot
6

Over deze rechtszaak heb ik de Tweede Kamer eerder geïnformeerd, meest recentelijk bij brief van 23 januari 2024, Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 22.

Naar boven