35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

30 252 Toekomstvisie agrarische sector

28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 285 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2023

Naar aanleiding van recent onderzoek over emissiearme stalsystemen in de praktijk is er onduidelijkheid ontstaan over deelnamemogelijkheden aan de aanpak piekbelasting en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) voor stikstofreductie. In antwoord op Kamervragen van het lid Bromet1 en in een Kamerbrief2 heb ik gemeld dat ik onderzoek wat de mogelijkheden zijn om deze onduidelijkheden weg te nemen. Naar aanleiding hiervan heb ik besloten om bij het berekenen van de stikstofdepositie in het kader van de aanpak piekbelasting en de Lbv bij een tweetal categorieën huisvestingssystemen het gebruik van alternatieve emissiecijfers toe te staan. Deze uitzondering zal gelden voor emissiearme vloeren in de melkveesector en volièrestallen in de pluimveesector.

Schets van het vraagstuk

Wanneer een ondernemer wil zien of hij of zij in aanmerking komt voor de regelingen en faciliteiten van de aanpak piekbelasting of de Lbv, maakt hij of zij een berekening in AERIUS Check. Bij het maken van de berekening worden meerdere aspecten gebruikt, waaronder de emissiefactoren zoals vastgesteld in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Uit onderzoeken van Wageningen University & Research (WUR)34 is gebleken dat bepaalde emissiearme stalsystemen in de praktijk gemiddeld een hogere ammoniakemissie veroorzaken dan op grond van de emissiefactoren5 mag worden verwacht. De huidige toepassing van emissiefactoren bij het maken van een AERIUS Check berekening, leidt tot vragen en onduidelijkheid over de wijze waarop wordt getoetst aan de drempelwaarde.

Uitzondering voor twee categorieën huisvestingssystemen

Ik vind het belangrijk dat zoveel mogelijk ondernemers die bewezen aan de relevante drempelwaarden voor de aanpak piekbelasting of de Lbv voldoen, daar ook aan deel kunnen nemen. Op basis van de genoemde WUR-onderzoeken, concludeer ik dat een uitzondering voor ondernemers uit de melkveesector met emissiearme stalvloer en ondernemers uit de pluimveesector met volièrestal ten opzichte van de huidige manier van berekenen gerechtvaardigd is.

Voor deze categorieën emissiearme stalsystemen, is het vanaf nu toegestaan om alternatieve emissiecijfers te hanteren bij het maken van berekeningen in AERIUS Check. Deze uitzondering is uitsluitend van toepassing binnen het kader van de aanpak piekbelasting en de Lbv. De voorlopige alternatieve emissiecijfers zijn afgeleid uit de genoemde onderzoeken van WUR. Gezien de onzekerheidsmarge waar in de onderzoeken over wordt gesproken, moet de definitieve impact daarvan nog nader worden bekeken. We gaan voor de aanpak piekbelasting voor deze categorieën stalsystemen tijdelijk uit van een naar boven bijgestelde emissiefactor, waarmee rekening wordt gehouden met de onzekerheidsmarge van de WUR. Op deze manier wordt ook deze ondernemers de kans geboden om van deze unieke regeling gebruik te maken.

In het ene onderzoek6 wordt aangegeven dat de stikstofemissie van de onderzochte emissiearme vloeren in de melkveesector niet aantoonbaar lager is dan die van een traditioneel stalsysteem. Melkveehouders met een emissiearme vloer krijgen daarom vanaf nu de mogelijkheid om in AERIUS Check een emissiecijfer van 13 kg ammoniakuitstoot per dierplaats per jaar te hanteren. Dat is de emissie van melkvee in een stalsysteem zonder emissiereducerende techniek. In het WUR-briefrapport7 staat dat de emissie van volièrestallen in de pluimveesector hoger is dan op grond van de emissiefactoren verwacht mag worden. Op basis van het genoemde briefrapport kan ervan uitgegaan worden dat de ammoniakemissie uit volièrestallen gemiddeld een factor drie hoger ligt dan de huidige emissiefactoren weergeven. Om deze reden kunnen pluimveehouders met een volièrestal vanaf nu een emissiecijfer van driemaal de waarde van de huidige emissiefactoren hanteren. Via de website https://www.aanpakstikstof.nl/aanpakpiekbelasting is te zien welke staltypen het specifiek betreft.

Wat betekent dit voor ondernemers met deze stalsystemen?

Ondernemers uit deze sectoren die interesse hebben om deel te nemen aan de regelingen en faciliteiten van de aanpak piekbelasting of de Lbv kunnen een (nieuwe) berekening maken in AERIUS Check. In de aangepaste handleiding staat beschreven hoe de berekening op een juiste manier kan worden gemaakt. Bij vragen over het invullen van AERIUS Check kunnen ondernemers terecht bij de Helpdesk Stikstof en Natura 2000 van BIJ12. Daarnaast krijgen deze ondernemers het advies om een zaakbegeleider aan te vragen. De zaakbegeleider kan ondersteunen bij het invullen van de AERIUS Check en de verdere procedure en kan meer informatie geven over de mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting. Het aanvragen kan digitaal of telefonisch. Meer informatie hierover is beschikbaar op de website aanpakpiekbelasting.nl.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) neemt de komende periode contact op met ondernemers die beschikken over de betreffende stalsystemen en reeds een aanvraag hebben ingediend voor de Lbv. In overleg met deze ondernemers, kan RVO zelf de berekening controleren en aanpassen. Het kan immers voorkomen dat deze ondernemers nu, met in achtneming van de nieuwe emissiecijfers, in aanmerking komen voor de Lbv-plus of voor andere regelingen onder de aanpak piekbelasting. Ook deze ondernemers kunnen, als zij dat willen, contact opnemen met een zaakbegeleider.

Deze aanpassing in de toepassing van AERIUS Check zorgt ervoor dat meer ondernemers in aanmerking kunnen komen voor de regelingen en faciliteiten van de aanpak piekbelasting of de Lbv. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft berekend dat de doelgroep van de aanpak piekbelasting met circa 300 ondernemingen toeneemt (+9%) en de doelgroep van de Lbv met circa 500 ondernemingen toeneemt (+5%).

Reikwijdte van de oplossing

De hiervoor geschetste aanpak ziet enkel op het verkrijgen van toegang tot de regelingen en faciliteiten onder de aanpak piekbelasting of de Lbv. De keuze voor deze aanpak heeft dus geen doorwerking op andere beleidsterreinen.

Onderbouwing afbakening staltypen

Er zijn andere emissiearme stalsystemen waarvan eveneens bekend is dat de emissiereducerende werking gemiddeld minder is dan verwacht. Voor deze stalsystemen zijn op dit moment onvoldoende onderbouwde alternatieve emissiecijfers beschikbaar. Zonder die alternatieve cijfers is het niet mogelijk om tot een onderbouwde stikstofdepositieberekening te komen. Om die reden kies ik ervoor om enkel voor de twee genoemde staltypen een aanpassingsmogelijkheid te bieden. Als er in de toekomst aanvullende inzichten worden opgedaan, zal te zijner tijd worden bezien of en hoe deze inzichten meegenomen kunnen worden.

Proces herziening emissiefactoren

In de Kamerbrief van 30 juni jl.8 is de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat ingegaan op het proces voor aanpassing van de emissiefactoren voor emissiearme vloeren voor melkvee en volièrestallen in de pluimveesector in bijlage 1 van de Rav. Herziening van de geldende emissiefactoren zal naar verwachting niet gereed zijn voor de sluitingsdatum van de Lbv (1 december 2023) of de Lbv-plus (5 april 2024). Ik heb besloten dit niet af te wachten omdat ik het van groot belang vind dat ondernemers die naar huidige kennis, aan de relevante drempelwaarde voor toetreding voldoen, deel kunnen nemen aan de aanpak piekbelasting en de Lbv.

Tot slot

Zoals ik heb aangegeven in de Kamerbrief van 12 juni jl.9 staan ondernemers die met hun veehouderijlocatie in aanmerking komen voor deelname aan de aanpak piekbelasting of de Lbv voor belangrijke keuzes. Graag benadruk ik nogmaals dat de aanpak piekbelasting een vrijwillige aanpak is. Als een ondernemer voldoet aan de drempelwaarde kan hij of zij gebruik maken van diverse regelingen en persoonlijke advisering. Verder is deze ondernemer nergens toe verplicht. De aanpak biedt de bedrijven die in aanmerking komen juist extra mogelijkheden geeft om de toekomst van het bedrijf vorm te geven.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 3649

X Noot
3

Schatting van stikstofverliezen uit stallen op basis van de stikstof-fosfaat verhouding in afgevoerde mest, Groenestein, K., Goedhart, P.W., van Bruggen, C. de Jonge, I. Ogink, N. (bijlage bij Kamerstuk 29 383, nr. 406)

X Noot
4

Notitie verhouding Rav-emissiefactor en gemeten waarden volièrehuisvesting leghennen, Ellen, H., Ogink, N., Winkel, A. (bijlage bij Kamerstuk 29 383, nr. 406)

X Noot
5

Emissiefactoren vormen het gemiddelde van metingen in een aantal proefstallen

X Noot
6

Schatting van stikstofverliezen uit stallen op basis van de stikstof-fosfaat verhouding in afgevoerde mest, Groenestein, K., Goedhart, P.W., van Bruggen, C. de Jonge, I. Ogink, N.

X Noot
7

Notitie verhouding Rav-emissiefactor en gemeten waarden volièrehuisvesting leghennen, Ellen, H., Ogink, N., Winkel, A.

X Noot
8

Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 406

X Noot
9

Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 96

Naar boven