35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2019

Uw Kamer heeft mijn reactie gevraagd op een brief van de Dierenbescherming over de aanpak van de stikstofproblematiek. In deze brief geef ik die reactie.

De Dierenbescherming stelt dat de aanpak van de stikstofproblematiek niet op zichzelf staat, en niet zou moeten leiden tot ongewenste effecten elders, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn. Dat deel ik ten zeerste. De maatregelen die in het kader van de stikstofaanpak genomen (gaan) worden, staan niet op zichzelf en passen zoveel mogelijk binnen de aanpak van het kabinet om te komen tot een duurzame en toekomstvaste landbouw. Een integrale, toekomstgerichte aanpak van de acute stikstofopgave voorkomt een stapeling van losstaande eisen aan boeren en maakt het mogelijk om – in lijn met de kabinetsvisie «Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden» (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 72) en het programma duurzame veehouderij – tot structurele oplossingen te komen op meerdere terreinen tegelijk.

De Dierenbescherming noemt een aantal specifieke punten. Hieronder ga ik daar verder op in.

«Natuur prioriteit geven, ook in het Natuurnetwerk».

Ik zet samen met de provincies in op de verbetering van natuur en beter natuurbeheer. De uitvoering van herstelmaatregelen en maatregelen om uitbreidingsdoelen te halen, zijn gericht op de natuurkwaliteit in Natura 2000-gebieden. Daarnaast zijn er in het kader van de gebiedsgerichte aanpak veel kansen en mogelijkheden voor de natuur, bijvoorbeeld door het aanleggen van bufferzones, zoneringsmaatregelen, ruimte voor natuurinclusieve landbouw, boerennatuur en de aanleg van «klimaatbossen». Bronmaatregelen waarmee de stikstofuitstoot structureel verlaagd wordt, hebben niet alleen een positief effect op de omvang van de depositie in Natura 2000-gebieden, maar ook in andere delen van het Natuurnetwerk Nederland.

«Met hele keten werken aan natuurinclusieve landbouw».

Zoals ik ook in mijn visie en in het Realisatieplan heb benoemd, staat of valt de benodigde omslag met de bereidheid van alle partijen in de keten om hun verantwoordelijkheid te nemen en gedeeld leiderschap in de verandering te tonen. Ik spreek deze partijen daar ook op aan en zie gelukkig ook veel mooie initiatieven, onder andere door de Dierenbescherming zelf. Een voorbeeld daarvan is de verbreding van het Beter Leven Keurmerk met natuur- en milieucriteria, wat ik met subsidie ondersteun.

«Alternatieven voor de luchtwasser in de melkveehouderij en in andere veehouderijtakken toepassen».

Zoals hierboven genoemd, werk ik aan een integrale toekomstgerichte aanpak. Onderdeel daarvan is een brongerichte aanpak van emissies. Bijvoorbeeld, door mest en urine te scheiden en mest snel de stal uit te halen, wordt het ontstaan van emissies van zowel stikstof (ammoniak), methaan als geur zoveel mogelijk voorkomen, verbetert het stalklimaat (goed voor mens en dier) en kan de mest beter verwerkt en verwaard worden. Ook bij weidegang worden emissies aan de bron voorkomen. Deze integrale aanpak is ook onderdeel van de afspraken die ik met de verschillende sectoren heb gemaakt over de verduurzaming van de veehouderij1.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 28 973, nr. 218

Naar boven