Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2022
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij op 20 juni
jl. verzocht om aanvullende informatie naar aanleiding van de technische briefing
van het RIVM op 16 juni jl. Gegeven de beperkte tijd die beschikbaar was, heb ik het
RIVM verzocht zo veel mogelijk invulling te geven aan uw vragen. In de bijlage bij
deze brief vindt de Tweede Kamer het memo «Aanvullende informatie naar aanleiding
van technische briefing RIVM».
Ik vind het van belang om te benadrukken dat de op 10 juni jl. gepubliceerde richtinggevende
stikstofdoelen en de ruimtelijke weergave hiervan middels een kaart bedoeld zijn om
op hoofdlijnen sturing te geven aan de gebiedsprocessen de komende periode. Er zijn
daarbij beleidsmatige uitgangspunten gehanteerd om tot deze richtinggevende doelen
te komen. Uitgangspunten die zijn vormgegeven als landelijke stelregels, maar die
niet zonder de provinciale invulling – het maatwerk in de gebieden – kan.
Deze richtinggevende doelen dienen nadrukkelijk als vertrekpunt om de gebiedsprocessen
nader vorm te geven. De volgende stap in het proces is aan de provincies om, uiteraard
in samenwerking met het Rijk, met de richtinggevende doelen in de hand de verdieping
in de gebiedsprocessen aan te gaan. De provincies hebben daarbij de ruimte om in de
gebiedsprocessen een andere gebiedsindeling of ruimtelijke verdeling van de stikstofpercentages
te hanteren, als dit op basis van de lokale situatie of gebiedspecifieke kenmerken
passender is. Daarbij geldt als voorwaarde dat de landelijke verplichtingen ten aanzien
van natuur, stikstof, water en klimaat gehaald moeten worden. Dit maatwerk past ook
bij de rol van de provincies, die dit doen vanuit hun kennis, expertise en samenwerking
met partners in het gebied en daar tot 1 juli 2023 de tijd voor hebben.
In het memo van RIVM treft de Tweede Kamer – conform uw eerste en tweede verzoek –
een doorrekening waarbij in het model de uitgangspunten 20% «generieke» reductie en
70%-reductie rondom Natura 2000-gebieden is gehanteerd. Eveneens bevat het memo een
lijst van de Natura 2000-gebieden waar volgens het basispad in 2030 geen sprake is
van overbelasting van de kritische depositiewaarden.
Ik begrijp de wens om meer inzicht te krijgen in de gevoeligheid van kaartresultaten,
om zo de beleidsuitgangspunten die gehanteerd zijn beter te kunnen toetsen. De door
het RIVM nu aangeleverde aanvullende analyse geeft een indicatie van de gevoeligheid
van de uitkomsten voor de beleidsaannames. Tegelijk wil ik ook onderstrepen dat dergelijke
modelmatige analyses vooral een indicatie geven. Deze modelmatige berekeningen zijn
in hun aard niet geschikt om op landelijk niveau heel gedetailleerd te sturen op de
te behalen resultaten.
Mede om die reden is het niet mogelijk voor het RIVM of voor mij om te voldoen aan
uw derde verzoek – informatie over kaarten of analyses die meer inzicht geven in de
gevoeligheid van kaartresultaten voor beleidsuitgangspunten en mogelijke variaties
daarop. De kaarten – en variaties daarop – die het afgelopen jaar zijn gemaakt, betreffen
verschillende concepten van (ambtelijke) beleidsopties. Deze analyses hebben een dusdanig
conceptniveau dat deze niet bruikbaar zijn om meer inzicht te geven.
De landelijke analyses dienen als start van de ruimtelijke vertaling van de wettelijke
stikstofdoelen, wat nu volgt is het toespitsen van de analyses op de gebieden zelf.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink