35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht te reageren op de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland over de zorgplicht van de Rabobank inzake de fosfaatrechtenkwestie. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

De rechter heeft op 24 maart jl. uitspraak gedaan in deze zaak van een eiser (melkveebedrijf te Noord-Brabant) tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De rechter stelt in deze de eiser niet in het gelijk en geeft daarbij aan dat het door de overheid kunnen overgaan tot productiebeperkende maatregelen bij overschrijding van het fosfaatplafond algemeen bekende informatie betreft welke niet hoeft te worden meegedeeld, noch in het kader van het voorkomen van dwaling noch in het kader van de zorgplicht. Voor dit algemeen bekende risico hoeft evenmin te worden gewaarschuwd.

Ik heb kennis genomen van deze uitspraak. De staat is geen partij in deze zaak.

In de uitspraak wordt gerefereerd aan het gegeven dat deze melkveehouder tegen de hem toegekende fosfaatrechten beroep heeft aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Hierop kan ik aangeven dat het CBb inmiddels in deze zaak uitspraak heeft gedaan op 6 april jl. Het CBb heeft in haar uitspraak het beroep van de appellant ongegrond verklaard. Hierbij wijst het CBb op de voorzienbaarheid van een productiebeperkend stelsel en dat het betreffende besluit tot toekenning fosfaatrechten niet strijdig is met artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM.

Ik realiseer mij terdege dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel voor bedrijven ingrijpende gevolgen heeft gehad. Het ongedaan maken van de overschrijding van het fosfaatplafond door de melkveehouderij vereiste pijnlijke keuzes die soms forse impact hebben gehad op bedrijfsniveau.

De wetgever heeft bij de invoering van het stelsel gekozen voor een beperkte knelgevallenvoorziening, opdat de omvang van de generieke korting voor alle niet-grondgebonden bedrijven niet hoger dan strikt noodzakelijk zou uitpakken. Ik heb er begrip voor dat ondernemers de gerechtelijke mogelijkheden, zowel jegens de staat als jegens andere partijen zoals in dit geval de Rabobank, benutten om hun situatie te verbeteren. Daar waar het procedures jegens de staat betreft, behandel ik deze met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en respecteer ik vanzelfsprekend het oordeel van de rechter. Intussen blijf ik onverminderd werken voor de overgang naar een toekomstbestendige landbouw, zodat we een situatie zoals zich heeft voorgedaan bij de overschrijding van het fosfaatplafond en de daaropvolgende invoering van het fosfaatrechtenstelsel, in de toekomst kunnen voorkomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven