De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een aantal organisaties vanuit de melkveehouderij (Agractie, DDB,
Grondig, LTO, NAJK en NMV) en Nevedi met een voorstel zijn gekomen om het ruw eiwit
in krachtvoer voor melkvee te beperken;
constaterende dat aan twee criteria moet worden voldaan om stikstofruimte in te kunnen
rekenen;
verzoekt de regering, het voorstel van de melkveehouderijsector voor 3% reductie van
het ruw eiwitgehalte in het geleverde mengvoer op sectorniveau ten opzichte van 2018,
de ministeriële regeling en de combinatie van beide indien de melkveehouder de keuze
daartussen wordt geboden, per omgaande door te laten rekenen door het PBL;
verzoekt de regering verder, als blijkt dat het voorstel van de melkveehouderijsector
in combinatie met de ministeriële regeling meer stikstofreductie oplevert dan de ministeriële
regeling, de keus aan melkveehouders te geven om te kiezen voor het voorstel van de
melkveehouderijsector door middel van een privaatrechtelijk contract tussen de melkveehouder
en de voerleverancier, waarbij dit contract in ieder geval moet bevatten:
het leveren van de data ten aanzien van voerleveranties in 2018 en 2020, zodanig dat
op ieder moment kan worden aangetoond hoe de gemiddelde waarden zullen worden bereikt;
alsmede:
sancties op het niet naleven van het contract, zodanig dat dit voldoende juridische
borging biedt voor vergunningverlening en waarbij de keuze van de melkveehouder actief
kenbaar wordt gemaakt bij de overheid, zodat deze kan worden ingerekend in het stikstofregistratiesysteem;
verzoekt de regering voorts, als blijkt dat de vrijwillige keuze tussen het voorstel
van de melkveehouderijsector of de ministeriële regeling tezamen leidt tot minder
stikstofopbrengst dan die van de ministeriële regeling afzonderlijk, er teruggevallen
wordt op de ministeriële regeling,
en gaat over tot de orde van de dag.