De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben geen
verdere opmerkingen of vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Deze leden hebben geen nadere vragen.
De leden van de fractie van D66 hebben geen inbreng op de schriftelijke bespreking
van de verzamelwet Infrastructuur en Waterstaat 2019.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de stukken gelezen en hebben hier enkele
vragen en opmerkingen bij.
De leden van de fractie van de SP hebben geen vragen en opmerking bij de Verzamelwet
Infrastructuur en Waterstaat 2019.
Artikel IX onderdeel D: de milieueffectrapportage
De leden van de GroenLinks-fractie willen zich in hun reactie beperken tot het deel
over Artikel IX onderdeel D, met betrekking tot de milieueffectrapportage (MER). De
leden maken uit het voorstel op dat de wijziging is bedoeld om een omissie recht te
zetten en zo de procedures voor vergunningen die naar verwachting weinig milieueffecten
hebben, te bekorten. Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is er geen behoefte
aan onnodige lange procedures, maar is een MER aan het begin van een procedure vaak
wel heel verstandig om te bezien of een project überhaupt noodzakelijk is of dat er
niet betere alternatieven zijn. Immers een MER toetst juist ook op mogelijke alternatieven
en hoe eerder die in beeld komen hoe beter. Een MER is daarmee een belangrijk middel
om tot keuzes te komen en niet een bureaucratisch vinkje op een vergunning. De leden
van de GroenLinks-fractie zijn deze overweging niet tegen gekomen in de memorie van
toelichting en vragen of dit belangrijke onderdeel is meegewogen.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich in het algemeen zorgen over de steeds
verdere uitholling van de MER. De veronderstelling dat veel projecten geen milieueffecten
hebben, is niet het uitgangspunt dat verwacht mag worden van een overheid die de eigen
procedures en het algemeen belang hoog in het vaandel heeft staan. De leden van de
GroenLinks-fractie vragen of vergunningsverleners dan nog wel kritisch naar een mogelijke
behoefte aan een MER kijken. Immers, deze vraag komt straks pas op als de aanvraag
er al ligt. Dan alsnog een onderzoek eisen leidt tot veel extra vertraging en deze
leden vrezen dat dit sterk drempelverhogend werkt. Kan de regering garanderen dat
nu niet heel veel projecten alsnog onterecht ongetoetst worden vergund? In hoeverre
voldoet hiermee de Nederlandse MER-wetgeving dan nog wel aan de Europese eisen? Is
dit niet een nieuwe variant op de vormvrije beoordeling? Zal dit wel standhouden in
Europa?
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke