35 307 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten)

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 28 november 2019

1. Inleiding

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel, de Verordening en de Uitvoeringsverordening en het Uitvoeringsbesluit OB 1968

Het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten (Kamerstukken 35 307) roept bij de leden van de ChristenUnie de vraag op hoe deze harmonisatie ervaren wordt door bedrijven die afhankelijk zijn van intracommunautaire transacties. De maatregelen a) de btw-regelgeving over de voorraad die een ondernemer aanhoudt in een andere lidstaat op afroep van een hem bekende afnemer, (b) een regeling voor zogenoemde ketentransacties waarmee wordt bepaald welke van de leveringen in die keten als de intracommunautaire levering heeft te gelden, (c) het bewijs van het intracommunautaire vervoer van goederen naar andere lidstaten zijn specifiek gericht op het wegnemen van knelpunten die door ondernemers zijn aangedragen. De maatregelen leiden tot een afname van administratieve lasten van het bedrijfsleven. Tijdens de afstemming en overleggen met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, VNO-NCW en MKB-Nederland, is kenbaar gemaakt dat het bedrijfsleven overwegend positief staat tegenover de uitgangspunten van de maatregelen zoals voorzien in dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is daarnaast via een internetconsultatie voorgelegd. De vijf reacties die zijn binnengekomen op de internetconsultatie zijn alle openbaar weergegeven. Ook uit deze reacties blijkt het bedrijfsleven overwegend positief te staan tegenover de maatregelen, maar heeft wel een aantal vraagpunten neergelegd. De vraagpunten zijn zoveel mogelijk verwerkt in de toelichting bij dit wetsvoorstel of worden verder nog meegenomen in de toelichting bij de wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Het Europese bedrijfsleven is net als de lidstaten ook betrokken bij de totstandkoming van explanatory notes van de Europese Commissie (EC), waarin verdere uitleg en voorbeelden worden gegeven van de nieuwe regeling. Dit met het oog op een goed begrip van de nu geharmoniseerde regels en het bereiken van een gedeelde uitleg daarvan.

Deze leden vragen ook of er, ook in de ogen van de regering, sprake is van daadwerkelijke vereenvoudiging van grensoverschrijdend handelsverkeer door implementatie van de Richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten.1 In de diverse lidstaten gelden nu nog uiteenlopende regelingen voor de fiscale btw-behandeling van intracommunautaire handel bij voorraad op afroep, ketentransacties en het bewijs rond het vervoer van goederen naar andere lidstaten waardoor een lappendeken aan regels is ontstaan voor ondernemers die grensoverschrijdend binnen de Europese Unie (EU) handelen. Dit werd door bedrijven als knelpunt genoemd in de evaluatie naar aanleiding van het Groenboek «Over de toekomst van de BTW – naar een eenvoudiger, solider en efficiënter BTW-stelsel» (COM(2010) 695 definitief) van de EC. De maatregelen genoemd in het antwoord bij de vorige vraag zijn gericht op het wegnemen van dit knelpunt. De gewenste harmonisatie en vereenvoudiging kan alleen worden bereikt door eenduidige Europese regelgeving. In de ogen van het kabinet zorgt dit wetsvoorstel met de implementatie van de Richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten daadwerkelijk voor deze vereenvoudiging, mede door meer eenduidigheid voor het bedrijfsleven en door het wegvallen van aangifteverplichtingen binnen de regeling voorraad op afroep in het land waar de ondernemer een voorraad aanhoudt.

Deze leden vragen verder of er belangrijke stappen worden gezet naar vermindering van btw-fraude en onzekerheid voor bedrijven. Een van de maatregelen betreft de versterking van de status van het btw-identificatienummer in relatie tot de toepassing van het tarief van nihil. Door arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie bleek het btw-identificatienummer geen vereiste voor de toepassing van het tarief van nihil. Een juist btw-identificatienummer is echter relevant voor het kunnen volgen van de goederen- en dienstenstroom en voor de afdracht van btw. Door in deze maatregel het vermelden van een juist btw-identificatienummer als expliciete voorwaarde op te nemen voor de toepassing van genoemd tarief van nihil kunnen de belastingdiensten de goederenstroom beter volgen en daardoor de mogelijkheid van een juiste afdracht van btw beter borgen. Mede daarom wordt ook het indienen van een juiste periodieke Opgaaf ICP (intracommunautaire prestaties) onderdeel van de voorwaarden voor toepassing van het tarief van nihil. Het vermelden van een juist btw-identificatienummer is inherent aan het indienen van een juiste Opgaaf ICP. Het vermelden van een juist btw-identificatienummer en het indienen van een juiste periodieke Opgaaf ICP draagt bij aan het bestrijden van btw-fraude die voortvloeit uit grensoverschrijdende handel.

De lappendeken aan regels voor ondernemers die grensoverschrijdend binnen de EU handelen zorgt voor onzekerheid voor bedrijven. De maatregelen voorraad op afroep, ketentransacties en de introductie van het bewijsvermoeden bij twee niet tegenstrijdige bewijsstukken zorgen voor een verdergaande harmonisatie binnen de EU. Hiermee wordt voor bedrijven die grensoverschrijdend handelen een deel van de onzekerheid weggenomen, doordat zij niet meer alle regels van de verschillende lidstaten waarin zij handelen hoeven te doorgronden en aan uiteenlopende eisen moeten voldoen.

De leden van de ChristenUnie vragen tot slot welke gevolgen de richtlijn voor de consument heeft. De maatregelen in dit wetsvoorstel leiden niet direct tot gevolgen voor de consument, maar eventueel wel in de vorm van lagere prijzen en een betere dienstverlening. Wel kunnen door de vereenvoudiging en harmonisatie de kosten, bijvoorbeeld administratiekosten en registratiekosten, voor de ondernemers afnemen. Bovendien kan het wegnemen van knelpunten in het handelsverkeer over de grens binnen de EU leiden tot meer concurrentie tussen ondernemers. Ondernemers konden door deze knelpunten afzien van grensoverschrijdende handelingen en zich slechts richtten op binnenlandse handel. Door het wegnemen van de knelpunten kunnen deze ondernemers nu ook in concurrentie treden met ondernemers in andere lidstaten. Ondernemers bepalen zelf hoe zij omgaan met een mogelijke afname van de kosten en een mogelijke toename in de concurrentie in de prijsstelling en service naar de consument toe.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2018/1910 van de Raad van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten (PbEU 2018, L 311).

Naar boven