35 305 Invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 28 november 2019

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet bronbelasting 20212. Graag stellen zij de volgende vragen.

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij wensen van de gelegenheid gebruik te maken om nog een vraag te stellen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel zet het de regering een verdere stap in het tegengaan van belastingontwijking door een bronbelasting op renten en royalty’s. De leden van de ChristenUnie-fractie juichen deze stap toe. Nederland hoort niet in het lijstje van doorsluislanden, van brievenbusfirma’s die niets of weinig toevoegen aan de reële economie. Winsten moeten worden belast in landen waar deze winsten worden behaald. Het is goed dat naast belastingontduiking ook belastingontwijking een fiscale prioriteit is van de regering. De afwezigheid van een bronbelasting op uitgaande rente- en royaltybetalingen maakt ons land kwetsbaar. We willen niet dat Nederland toegangspoort is naar landen met een laag belastingtarief, we zijn geen fiscaal doorvoerland. De leden van de ChristenUnie-fractie steunen deze insteek van harte. Zij wensen van de gelegenheid gebruik te maken om nog enkele vragen te stellen.

I ALGEMEEN

2. Vormgeving

2.1 Laagbelastende jurisdicties

Is de regering het met de leden van de fractie van VVD eens dat de voorgestelde Wet bronbelasting 2021 niet kan voorkomen dat andere jurisdicties als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties worden gebruikt? Met enkele laagbelastende jurisdicties heeft Nederland bilaterale investeringsverdragen gesloten. Kan de regering aangeven hoe de Wet bronbelasting 2021 zich verhoudt tot deze belastingverdragen?

2.2 Wijze van heffing en tarief

De regering karakteriseert deze bronbelasting net als ATAD2 als een «prohibitieve heffing»3. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om aan te geven wat zij hieronder precies verstaat? Zijn op een dergelijke prohibitieve heffing de beginselen van behoorlijke wetgeving, zoals het streven naar redelijkheid en proportionaliteit (bijvoorbeeld het voorkomen van dubbele heffing), niet van toepassing?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering spreekt van een prohibitieve werking van bronbelasting. Kan bij benadering worden aangegeven hoeveel «rente- en royaltydoorstromers» dit zal treffen? De regering verwacht nauwelijks fiscale opbrengsten van dit wetsvoorstel. Kan dit nader worden toegelicht? Is Nederland na invoering van de bronbelasting met directe ingang oninteressant geworden voor brievenbusfirma’s en doorsluisactiviteiten?

3. EU-aspecten

Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat Pillar 2 van het werkplan dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)4 heeft opgesteld al voorziet in een verdergaande internationale coördinatie en dat daarmee wachten op de uitkomsten van dit werkplan een doeltreffendere en doelmatigere vervolgstap in het bestrijden van belastingontwijking zou zijn? Kan de regering aangeven wat het belang is van een ongecoördineerde, unilaterale maatregel zonder opbrengst, terwijl er op korte termijn in internationaal verband een gecoördineerde, multilaterale maatregel zal zijn? Kan de regering aangeven of zij al reacties heeft ontvangen van de staten ten aanzien waarvan de Wet bronbelasting 2021 naar verwachting van toepassing zal zijn?

4. Uitvoeringskosten Belastingdienst

De Belastingdienst geeft aan dat invoering van bronbelasting te doen is5. Hoe beoordeelt de regering deze vaststelling in het licht van de uitvoeringsperikelen waarin de dienst is verwikkeld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

5. Doelmatigheid en doeltreffendheid, monitoring en evaluatie

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de regering de werking van dit belangrijke wetsvoorstel gaat evalueren. Kunnen daarbij, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, ook mogelijke waterbedeffecten (internationale verlegging van geldstromen) en de gevolgen voor ontwikkelingslanden worden meegenomen? Is de vormgeving van de bronbelasting operationeel genoeg om effectieve uitvoering te verzekeren, zo vragen deze leden.

6. Advies en consultatie

Waarom heeft er geen internetconsultatie plaatsgevonden, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Het betreft hier immers een belangrijke fiscale vernieuwing waar oordelen van derden meerwaarde kunnen hebben. Heeft Nederland zich hierbij laten inspireren door landen die reeds een bronbelasting kennen? Kan de regering nader duiden waarom gekozen is voor een bronbelastingtarief dat overeenkomt met het hoge vennootschapstarief (21,7% per 2021)?

7. Overig

7.1 Treaty shopping

De recente netwerkanalyse van het Centraal Planbureau (CPB) voor de Wet bronbelasting 2021 leidt tot de volgende conclusie volgens het CPB: «De conclusie van de resultaten voor de zes vergelijkingen tussen een baseline en een beleidsscenario voor een voorwaardelijke bronbelasting op rente en royalty’s blijkt eenduidig. Steeds wordt gevonden i) dat het omsluizen van inkomensstromen via Nederland naar de landen op de lijst geheel verdwijnt, ii) dat wereldwijd bezien de belastingontwijking door middel van treaty shopping niet afneemt en iii) dat Nederland daalt in de rangorde van landen gebruikt voor het doorsluizen, maar dat de daling bescheiden is6

Hoe effectief beoordeelt de regering de voorgestelde Wet Bronbelasting 2021, als wereldwijd bezien de belastingontwijking door middel van treaty shopping niet afneemt en Nederland slechts op bescheiden schaal daalt in de rangorde van landen gebruikt voor het doorsluizen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

7.2 Belastingontwijking & fiscale adviespraktijk

Met belangstelling en genoegen hebben de leden van de fractie van GroenLinks genoteerd dat de Staatssecretaris van Financiën belang hecht aan ethiek en daarover de discussie zoekt met «het veld». Is de Staatssecretaris het eens met deze leden dat de slechte naam die Nederland in het verleden heeft opgebouwd als land dat belastingontwijking maximaal heeft willen faciliteren deels op het conto komt van opvattingen bij bedrijven en professionele fiscale adviseurs dat elk fiscaal advies ter minimalisatie van de belastingplicht geoorloofd is, ongeacht de maatschappelijke gevolgen (zoals onder meer duidelijk werd in de Panama Papers)? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat in een tijd waarin allerwege behoefte is aan bedrijven die zich maatschappelijk verantwoord opstellen, dit navenant geldt voor de belastingadvies sector? Welke initiatieven ziet hij hier waar hij bij wil aansluiten, cq. welke oproep doet hij aan de fiscale adviespraktijk in Nederland? Wordt het tijd voor een maatschappelijk verantwoorde en gewortelde adviespraktijk waarbij «fair share» als een essentieel onderdeel van de professionele ethiek van de adviesbranche wordt bevorderd?

7.3 Vragen Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering de tijdens de behandeling in de Tweede Kamer nog niet beantwoorde vragen 7, 8, 16, 17, 20, 26, 28 en 297 alsmede de aanvullende vragen A-3, A-4, A-5, A-6, A-7 en A-8 van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) over artikel 2.1, eerste lid, artikel 3.3 en artikel 3.5 en de substance-eisen8 te beantwoorden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2.1

Op basis van het voorgestelde artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a van de Wet bronbelasting 2021 wordt onder een belastingplichtige verstaan een lichaam dat «naar de omstandigheden beoordeeld in een laagbelastende jurisdictie is gevestigd of volgens de fiscale of andere regelgeving van die jurisdictie aldaar is gevestigd;9»

De leden van de VVD-fractie constateren dat deze bepaling tot gevolg heeft dat een vennootschap die feitelijk in Nederland is gevestigd, en dus reeds vennootschapsbelasting betaalt, ook wordt onderworpen aan de bronbelasting indien («of») die vennootschap is opgericht naar het recht van een laagbelastende jurisdictie (bijvoorbeeld een naar het recht van Bermuda opgerichte vennootschap, welke in Nederland is gevestigd). Omdat de bronbelasting niet te verrekenen is, is dan dubbele belasting het gevolg, terwijl er feitelijk geen sprake is van belastingontwijking.

Aangezien de aanwijzing van staten een «dynamisch proces» is, kunnen (in Nederland gevestigde) vennootschappen buiten hun invloedsfeer geconfronteerd worden met de bronbelasting. (Welwillende) bedrijven worden praktisch gezien niet in staat gesteld om zich te ontdoen van hun status. Het enkele feit van de oprichting naar het recht van een laagbelastend land blijft een vennootschap achtervolgen, zoals aangegeven in de nota naar aanleiding het verslag:

«Door de zetelverplaatsing in de door de NOB geschetste situatie zal er hierdoor nog steeds belastingplicht zijn op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet bronbelasting 2021, omdat de hybride entiteit is opgericht naar het recht van de laagbelastende jurisdictie. De NOB geeft aan dat dit een belemmering is om bestaande structuren te ontdoen van (hybride) lichamen gevestigd in laagbelastende jurisdicties. Doordat er andere mogelijkheden zijn om bestaande structuren te ontdoen van (hybride) entiteiten gevestigd in laagbelastende jurisdicties, bijvoorbeeld door oprichting van een nieuwe entiteit in een niet-laagbelastende jurisdictie gevolgd door aandelenoverdracht, zie ik geen belemmering om bestaande structuren te ontdoen van (hybride) entiteiten gevestigd in laagbelastende jurisdicties10

De door de regering gesuggereerde oplossingsrichting is van beperkt nut omdat een overdracht van activa ook in andere landen tot belastingheffing kan leiden, bijvoorbeeld als de betreffende vennootschap een vaste inrichting in een normaal-belastend land heeft. Ook kunnen andere, niet fiscale overwegingen een overdracht van activa in de weg staan, zoals «pre-emption rights» of een «right of first refusal».

Acht de regering het wenselijk om ook in bovengenoemde situaties dubbele belasting van feitelijk in Nederland gevestigde vennootschappen te heffen? Kan de regering haar standpunt in deze motiveren? Zou de regering willen overwegen om de betaalde bronbelasting in deze situaties te verrekenen met Nederlandse vennootschapsbelasting, indien en voor zover de ontvangen rente (of royalty) bij de belastingplichtige is onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering – uiterlijk vrijdag 29 november 2019 – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Frentrop

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Huffelen (D66), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (FVD), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van Wely (FVD).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2019–2020, 35 305, nr. 2.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019–2020, 35 305, nr. 3, blz. 3.

X Noot
4

OECD (2019). Public consultation document, Global Anti-Base Erosion Proposal («GloBE») – Pillar Two. Te raadplegen via http://www.oecd.org/tax/beps/public-consultation-document-global-anti-base-erosion-proposal-pillar-two.pdf.pdf.

X Noot
6

Centraal Planbureau (2019). Netwerkanalyse van een Nederlandse voorwaardelijke bronbelasting op renten en royalty’s, blz. 15.

X Noot
7

Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Commissie Wetsvoorstellen. «NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2020». 4 oktober 2019, blz. 4 -11.

X Noot
8

Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Commissie Wetsvoorstellen. «Commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op de nota’s van wijziging bij het Pakket Belastingplan 2020». 25 oktober 2019, blz. 7–9.

X Noot
9

Kamerstukken II, 2019–2020, 35 305, nr. 2, blz. 3.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2019–2020, 35 305, nr. 6, blz. 37.

Naar boven