35 305 Invoering van een bronbelasting op renten en royalty’s (Wet bronbelasting 2021)

E NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 december 2019

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van de fractie van de VVD.

De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat een lichaam dat belastingplichtig is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van het onderhavige wetsvoorstel voor alle voordelen als bedoeld in de artikelen 3.3 en 3.4 van dat wetsvoorstel belastingplichtig is. In het verlengde hiervan vragen deze leden of dit ertoe leidt dat deze lichamen ook bronbelasting zijn verschuldigd over de rente- en royaltybetalingen waarbij geen sprake is van misbruik en of dit niet in strijd is met de vrijheid van vestiging. De antimisbruikbepaling in het voorgestelde artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet bronbelasting 2021 is van toepassing indien de voordeelgerechtigde is gerechtigd tot de renten of royalty’s met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie of reeks van constructies of samenstel van transacties. Dit wordt per betaling getoetst op het tijdstip dat een voordeel in de vorm van renten of royalty’s wordt genoten. Een lichaam dat belastingplichtig is op grond van genoemd artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, wordt dus enkel in de bronbelasting betrokken voor zover er sprake is van misbruik. Hierdoor vormt het genoemde artikel naar de mening van het kabinet geen verboden beperking van de vrijheid van vestiging.

Tot slot is in de memorie van antwoord op de Wet Bronbelasting 2021 d.d. 28 november 2019 op een vraag van de leden van de fractie van het CDA verwezen naar een concept van de voorgenomen aanpassingen in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.1 Per abuis is deze bijlage niet meegestuurd. Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om deze alsnog als bijlage2 bij deze nota naar aanleiding van het verslag op de Wet Bronbelasting 2021 aan uw Kamer aan te bieden.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstukken I 2019/20, 35 305, C, pagina 8.

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 165753.02.4.1

Naar boven