Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2019
Belastingontwijking in Nederland wordt vaak in verband gebracht met de financiële
stromen die via Nederland lopen. Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt
als toegangspoort naar laagbelastende jurisdicties en om het risico van belastingontwijking
door het verschuiven van de (Nederlandse) belastinggrondslag naar laagbelastende jurisdicties
te verkleinen, stelt het kabinet voor om per 2021 een conditionele bronbelasting op
rente- en royaltybetalingen naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties
(de bronbelasting) in te voeren. Het wetsvoorstel hiertoe is in behandeling door uw
Kamer (Kamerstuk 35 305).
Vandaag publiceert het Centraal Planbureau (CPB)1 een onderzoek naar de te verwachten effecten van de invoering van de bronbelasting.
In een eerdere studie heeft het CPB Nederland geïdentificeerd als een van de landen
die – op basis van de bestaande wet- en regelgeving – de kenmerken heeft om te functioneren
als een doorstroomland voor dividenden.2 Op mijn verzoek heeft het CPB het door hen ontwikkelde instrumentarium om dit in
beeld te brengen ook toegepast op renten en royalty’s. Op basis van deze analyse kan
worden ingeschat of de rol van Nederland als doorsluisland van renten en royalty’s
zal verminderen door de introductie van de bronbelasting.
Het onderzoek door het CPB is een modelmatige netwerkanalyse op basis van de belastingkenmerken
van 108 landen. Het model bootst na hoe multinationale ondernemingen rente- en royaltystromen
kunnen verleggen (het CPB noemt dit «omsluizen») om zo de belastingdruk te verminderen.
Andere maatregelen tegen belastingontwijking dan de bronbelasting zijn in het onderzoek
overigens niet meegenomen.
Het CPB constateert allereerst dat de belastingdruk op renten en royalty’s vooral
wordt verminderd door omsluizen als het tarief van de winstbelasting in het bestemmingsland
van de renten en royalty’s lager is dan het tarief van de bronbelasting van het land
waar de renten en royalty’s vandaan komen (het bronland). Dit ondersteunt mijn beleid
van het invoeren van een bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende
landen. Juist in laagbelastende landen is het tarief van de winstbelasting immers
vaak fors lager of verwaarloosbaar. De potentie voor belastingontwijking door omsluizen
is dus vooral aanwezig in de situaties waar de bronbelasting zich op richt.
De belangrijkste conclusie van dit CPB-onderzoek is dat Nederland inderdaad minder
aantrekkelijk wordt als doorsluisland voor renten en royalty’s na invoering van de
bronbelasting. Het onderschrijft de verwachting van het kabinet dat er geen rente-
en royaltystromen meer via Nederland direct naar laagbelastende landen gaan. Ook komen
er minder omgesluisde stromen Nederland binnen. Nederland daalt daarom op de ranglijsten
van landen met de potentie een doorsluisland te zijn. Het CPB gebruikt verschillende
scenario’s om de potentiële belastingontwijking door omsluizen te benaderen. In bijna
alle scenario’s daalt Nederland in de ranglijst van landen met belastingkenmerken
om een potentieel doorsluisland te zijn. In het scenario waarin het meest rekening
wordt gehouden met het risico op winstverschuivingen naar laagbelastende jurisdicties,
wordt de Nederlandse rol als potentieel doorsluisland aanzienlijk kleiner.3 In veel scenario’s wordt Nederland meer vergelijkbaar met andere EU-landen.
Het onderzoek van het CPB laat zien dat de bronbelasting naar verwachting het gewenste
effect gaat sorteren. Ik hecht eraan op te merken dat het kabinet daarnaast meer maatregelen
neemt om Nederland minder aantrekkelijk te maken als doorstroomland. Een belangrijke
maatregel in dit verband is de introductie van de «principal purposes test» in de
Nederlandse belastingverdragen. Deze maatregel zorgt ervoor dat als een bedrijf een
financiële stroom via een Nederlandse vennootschap laat lopen met belastingontwijking
als een van de hoofddoelen, een bronland hiertegen kan optreden. De introductie van
andere maatregelen, waaronder deze antimisbruikbepaling in belastingverdragen, is
niet meegenomen in de vandaag gepubliceerde analyse van het CPB. Mijn verwachting
is dat de introductie van de «principal purposes test» de mogelijkheden tot belastingvermindering
via doorstroomvennootschappen in Nederland nog verder zal verkleinen.
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel