35 304 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord)

H BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2020

Tijdens de behandeling van de wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord in december 2019 heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin gevraagd wordt te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de lastenstijging voor een aantal bedrijfssectoren vanwege de tarieven in de ODE-heffing te verminderen en eventueel te temporiseren. Het gaat hier om de chemiesector, de papier- en voedingsindustrie en de glastuinbouw. Uw Kamer heeft verzocht om informatie ten aanzien van de uitvoering van deze motie Essers c.s. (Kamerstuk 35 304, F). Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.

Onderzoek naar effecten

Naar aanleiding van twee moties, de eerder genoemde motie Essers c.s. en de in de Tweede Kamer aangenomen motie Lodders (Kamerstuk 35 302, nr. 42), is nader onderzoek gedaan naar de gevolgen van de in het Klimaatakkoord afgesproken aanpassingen van de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). De onderzoeken1 zijn als bijlage te vinden bij het wetsvoorstel ODE-tarieven 2021 en 2022, maar zijn voor de volledigheid ook als bijlage aan deze brief toegevoegd.

Uit de onderzoeken van CE Delft en Wageningen Economic Research (WEcR) komt naar voren dat de gemiddelde lastenstijging voor bedrijven beperkt is. Wel zijn er enkele specifieke subsectoren die relatief gezien te maken hebben met een significante lastenstijging. Dit geldt specifiek voor de belichte teelt en de voorlopers in de energietransitie in de glastuinbouw en voor de chemie en de papier- en voedselindustrie. Ten slotte wordt geconcludeerd dat de ODE-tarieven verschillend uitpakken voor het stimuleren van de energietransitie bij verschillende groepen bedrijven. Binnen de glastuinbouw en de voedingsindustrie wordt gesignaleerd dat de ODE-kostenstijging remmend werkt op de verdere transitie. Voor een deel van de aardgas-intensieve industrie geldt dat de huidige tariefstructuur wel in het voordeel werkt om te elektrificeren en het gasverbruik te verminderen.

Mitigerende maatregelen

Het kabinet vindt het van belang dat de verschillende sectoren voldoende handelingsperspectief hebben bij het realiseren van de energietransitie. In het kader van deze onderzoeken en beide moties zijn daarom in samenwerking met de relevante brancheorganisaties verschillende opties in kaart gebracht om de lastenstijging voor de betreffende sectoren te mitigeren. Een generieke aanpassing van de ODE-tarieven is hierbij onderzocht. De aanpassing van de ODE-tarieven richt zich echter niet specifiek op bovengenoemde sectoren en biedt daarom volgens het kabinet geen adequate oplossing. Het kabinet kiest ervoor om op de korte termijn meer gerichte maatregelen te treffen om het handelingsperspectief voor de energietransitie van de sectoren te verbeteren. Hiervoor stelt het kabinet de komende 2 jaar € 25 miljoen per jaar aan aanvullende middelen beschikbaar om bedrijven in de genoemde sectoren tegemoet te komen in de energiekosten. Samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal ik in de komende periode de regeling(en) uitwerken voor de compensatieregeling voor de chemie, de papier- en voedingsindustrie en de glastuinbouw. Dit zal gaan in overleg met de verschillende sectoren. De verschillende sectoren is daarbij gevraagd om met voorstellen te komen op welke wijze de middelen het meest effectief kunnen worden ingezet met oog op het verbeteren van het handelingsperspectief voor de energietransitie in deze sectoren. De contouren van de regeling zullen naar verwachting nog dit jaar nader bekend worden. Naar verwachting kunnen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en ik uw Kamer nog dit jaar nader informeren over de beoogde besteding van de middelen.

Lange termijn

Daarnaast is het van belang dat de tarieven voor de energiebelasting (EB) en ODE op termijn prikkels geven die de transitie en meer specifiek de gewenste omslag van aardgas naar elektriciteit ondersteunen. In de eerder genoemde onderzoeken van CE Delft en WEcR is geconstateerd dat het totaal van de EB en de ODE voor enkele sectoren, waaronder de glastuinbouw, geen prikkel geeft voor elektrificatie, terwijl dat wel gewenst is met het oog op CO2-reductie.

Voor de middellange termijn worden opties in kaart gebracht voor structurele hervormingen in het fiscale kader, zoals effectievere fiscale prikkels voor verduurzaming met behoud van verdienvermogen en concurrentiepositie. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan de zogenoemde «koplopers» in de energietransitie. Daarbij wordt breed naar beleidsopties gekeken. In de periode september 2020 tot en met maart 2021 wordt een interdepartementaal beleidsonderzoek uitgevoerd naar de financiering van de energietransitie en daarnaast vindt er een evaluatie van de ODE plaats. Gezamenlijk leveren deze trajecten een brede verkenning naar de ODE. Door de Staatssecretaris van Financiën vindt daarnaast een evaluatie van de EB plaats. Op basis van deze trajecten kunnen aanpassingen in de EB en ODE worden overwogen. Eventuele aanpassingen kunnen gepaard gaan met effecten op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven en daarom is zorgvuldigheid vereist in zowel de afweging als de invoering. Het kabinet staat ervoor dat de energietransitie haalbaar en betaalbaar is en blijft, zowel voor huishoudens als bedrijven.

Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

Naar boven