35 303 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2020)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 oktober 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, vijfde lid, wordt in het voorgestelde artikel 9, twaalfde lid, «de datum van eerste toelating van die personenauto» vervangen door «30 juni 2020».

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

In artikel 10b, eerste lid, wordt «de maatstaf van heffing» vervangen door «de maatstaf van heffing, de wijze waarop die maatstaf wordt gemeten». Voorts vervalt «, na toepassing van artikel 9b,».

Toelichting

Met deze nota van wijziging worden enkele technische omissies met betrekking tot de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) hersteld. Voor de in deze nota van wijziging opgenomen aanpassingen geldt dat de ter zake van het wetsvoorstel uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is. De nota van wijziging leidt niet tot bijkomende uitvoeringskosten voor de Belastingdienst.

Het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht voor het geval dat op of na 1 juli 2020 een nieuwe personenauto wordt geregistreerd waarvan de hoogte van de CO2-uitstoot uitsluitend met de NEDC-testmethode is gemeten. In dat geval zijn de tarieven van toepassing die golden op de datum van eerste toelating van die personenauto.

Het is echter mogelijk gebleken dat in de komende jaren nog nieuwe auto’s worden geregistreerd met een datum van eerste toelating van op of na 1 juli 2020 en waarvan de CO2-uitstoot uitsluitend is vastgesteld volgens de NEDC-testmethode. Door de huidige formulering wordt het bedrag aan belasting (bpm) voor deze nieuwe auto’s berekend aan de hand van de hoogte van de CO2-uitstoot die is gemeten volgens de NEDC-testmethode terwijl de bpm-tarieftabel wordt gehanteerd die is geïntroduceerd voor heffing op basis van de hoogte van de CO2-uitstoot die is gemeten volgens de WLTP-testmethode. Hierdoor ontstaat een ongelijke behandeling ten opzichte van nieuwe auto’s waarvan het bedrag aan bpm wel wordt berekend op grond van de hoogte van de CO2-uitstoot die is vastgesteld volgens de WLTP-testmethode. Om die reden wordt voorgesteld deze overgangsregeling aldus te wijzigen dat voor nieuwe auto’s die worden geregistreerd op of na 1 juli 2020 en waarvan alleen de hoogte van de CO2-uitstoot bekend is die is gemeten volgens de NEDC-testmethode, de tarieven zoals die golden op 30 juni 2020 van toepassing zijn, in plaats van – zoals in het oorspronkelijk voorstel is geformuleerd – de tarieven zoals die golden op de datum eerste toelating van die personenauto.

Dit overgangsrecht sluit aan op het huidige stelsel in de Wet BPM 1992 dat bij nieuwe voertuigen altijd het zo actueel mogelijke tarief van toepassing is in plaats van het historisch bpm-tarief op basis van de datum eerste toelating.

Verder wordt een technische wijziging aangebracht in artikel 10b Wet BPM 1992. Het huidige artikel 10b Wet BPM 1992 regelt dat voor een gebruikt motorrijtuig een tarief kan worden toegepast dat geldt of heeft gegolden op enig tijdstip nadat het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen. Dit kan tot gevolg hebben dat men bij gebruikte motorrijtuigen, waarvan de uitstoot is gemeten met de NEDC-testmethode, de gewijzigde tarieven toepast die worden voorgesteld bij toepassing van de WLTP-testmethode. Dit is onwenselijk omdat deze gewijzigde tarieven speciaal worden voorgesteld voor motorrijtuigen waarvan de CO2-uitstoot is gemeten met die WLTP-testmethode. Daarom wordt voorgesteld te regelen dat bij gebruikte voertuigen alleen die tarieven kunnen worden toegepast als de CO2-uitstoot van het voertuig op dezelfde wijze is gemeten als waarvoor die tarieven zijn vastgesteld. Voor een gebruikt motorrijtuig dat zowel met de WLTP-testmethode als de NEDC-testmethode is getest, kunnen zowel de tarieven die zijn gebaseerd op de NEDC-testmethode als de tarieven die zijn gebaseerd op de WLTP-testmethode worden toegepast, mits die tarieven gelden na het tijdstip van ingebruikneming.

Verder wordt van de gelegenheid gebruikt gemaakt om de in artikel 10b Wet BPM 1992 opgenomen verwijzing naar artikel 9b Wet BPM 1992 te schrappen, omdat laatstgenoemd artikel met ingang van 1 januari 2014 reeds is vervallen.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven