Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35302 nr. 75 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35302 nr. 75 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 maart 2020
Medio vorige week is een fout ontdekt in de berekening van de forfaitaire rendementen van box 3 zoals die zijn vastgesteld door het Ministerie van Financiën. Deze ontdekking is gedaan mede naar aanleiding van een mediavraag. Door deze fout zijn de forfaitaire rendementen voor sparen en beleggen voor de jaren 2019 en 2020 onjuist in de wet opgenomen. De Belastingdienst heeft de percentages gebruikt bij de berekening van de voorlopige aanslagen 2019 en 2020 en in de systemen voor het opleggen van de aanslagen 2019. Hoewel de gevolgen van de onjuiste forfaitaire rendementen voor belastingplichtigen zeer beperkt zijn hecht ik eraan uw Kamer hierover te informeren.
Forfaitaire rendementen
Voor 2019 is het forfaitaire rendement op beleggen 0,01%-punt te hoog vastgesteld. Voor 2020 is het forfaitaire rendement op beleggen 0,05%-punt te hoog vastgesteld en het forfaitaire rendement op sparen 0,01%-punt te laag vastgesteld.
Voor 2019 is het forfaitaire rendement op beleggen vastgesteld op 5,60% waar het 5,59% had moeten zijn. In 2020 is het forfaitaire rendement op beleggen op 5,33% vastgesteld waar het 5,28% had moet zijn. Het forfaitaire rendement op sparen is in 2019 goed vastgesteld, maar in 2020 op 0,06% waar het 0,07% had moeten zijn.
De forfaitaire rendementen over de jaren 2017 en 2018 zijn correct en blijven derhalve ongewijzigd. In de bijlage zijn voor de jaren 2019 en 2020 deze juiste rendementspercentages vermeld en is toegelicht hoe deze zijn berekend.
Herstel van de percentages voor de definitieve aanslag over 2019 en 2020
Voor zowel 2019 als 2020 zullen alsnog de juiste rendementspercentages in de Wet inkomstenbelasting 2001 worden opgenomen door middel van een ministeriële regeling.1 Deze regeling zal zo snel mogelijk worden vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant en zal deels terugwerken tot en met 1 januari 2019 en deels tot en met 1 januari 2020. De Belastingdienst zal de aangifteprogramma’s voor de aangiftes die nu worden gedaan voor het jaar 2019 op korte termijn aanpassen. Tot die tijd zullen mensen die aangifte doen in eerste instantie nog de onjuiste rendementspercentages zien. Bij de definitieve aanslag 2019 zullen de correcte percentages worden toegepast. Ook de definitieve aanslagen 2020 zullen op basis van de correcte rendementspercentages worden opgelegd.
Effecten voor belastingplichtigen
In onderstaande tabel wordt per vermogensschijf geïllustreerd wat de effecten (kunnen) zijn van de onjuiste forfaitaire rendementen voor de jaren 2019 en 2020. Door de correctie van de forfaitaire rendementen wordt voorkomen dat de box 3-heffing te hoog wordt vastgesteld.
Tabel 1
Van het gedeelte van de grondslag box 3 dat meer bedraagt dan |
maar niet meer dan |
Aantal belast.pl. in 2017 (*1000) |
correctie in euro's |
||
---|---|---|---|---|---|
min |
max |
gemiddeld |
|||
€ 0 |
€ 71.650 |
1.916 |
0 |
1 |
0,24 |
€ 71.650 |
€ 989.736 |
1.001 |
1 |
22 |
4,07 |
€ 989.736 |
– |
44 |
22 |
62,44 |
Tabel 2
Van het gedeelte van de grondslag box 3 dat meer bedraagt dan |
maar niet meer dan |
Aantal bel.pl. in 2017 (*1000) |
correctie in euro's |
||
---|---|---|---|---|---|
min |
max |
gemiddeld |
|||
€ 0 |
€ 72.797 |
1.916 |
0 |
2 |
0,72 |
€ 72.797 |
€ 1.005.572 |
1.001 |
2 |
103 |
18,06 |
€ 1.005.572 |
– |
44 |
103 |
305,11 |
Verrekening van de correctie
In vrijwel alle gevallen waarin de definitieve aanslag nog moet worden vastgesteld zal de correctie tot de juiste afrekening leiden. In een beperkt aantal gevallen waarin een belastingplichtige gedurende het belastingjaar al een voorlopige teruggaaf heeft ontvangen en een aanvullende teruggaaf uitsluitend het gevolg is van de correctie van de forfaitaire rendementen, is de teruggaafgrens van € 15 van toepassing. Onder dit bedrag wordt een teruggaaf niet uitbetaald. Dit gaat waarschijnlijk om slechts een klein aantal gevallen, omdat inkomens, aftrekposten, vermogen etc. bij de definitieve aanslag vaak net iets anders blijken dan vooraf ingeschat. Op dit moment wordt onderzocht om hoeveel gevallen het naar verwachting ongeveer zou gaan en om welke bedragen. Mede op basis hiervan wordt bekeken of teruggave hiervan operationeel uitvoerbaar is op een proportionele wijze. Ik zal u hierover informeren zodra deze informatie beschikbaar is.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
Rendementsklasse I (sparen)
Voor 2019 is het gemiddelde spaarrendement in de periode juli 2017 tot en met juni 2018 bepalend. Voor 2020 is dat het gemiddelde spaarrendement in de periode juli 2018 tot en met juni 2019.
belastingjaar |
periode |
spaargeld |
schulden |
sparen (rendementsklasse I) |
|
---|---|---|---|---|---|
weging |
131% |
–31% |
|||
2019 (ongewijzigd) |
jul-17 |
jun-18 |
0,16% |
0,26% |
0,13% |
2020 (verbeterd) |
jul-18 |
jun-19 |
0,10% |
0,20% |
0,07% |
Rendementsklasse II (beleggen)
De herijking van het langetermijnrendement gebeurt voor aandelen, obligaties en onroerende zaken afzonderlijk. De herijking van het rendement voor beleggen is volgens de formule van het meetkundig gemiddelde waar in het langetermijnrendement van het voorgaande jaar voor 14/15e deel weegt en het meest recente jaar voor 1/15e deel. Het (verbeterde) langetermijnrendement voor jaar 2019 wordt dus vastgesteld op het (ongewijzigde) gerealiseerde jaarrendement van 2017 en het (verbeterde) meetkundig gemiddelde van het langetermijnrendement 2018. Het (verbeterde) langetermijnrendement voor jaar 2020 wordt dus vastgesteld op het (ongewijzigde) gerealiseerde jaarrendement van 2018 en het (verbeterde) meetkundig gemiddelde van het langetermijnrendement 2019.
onroerende zaken |
aandelen |
obligaties |
beleggen (rendementsklasse II) |
|
---|---|---|---|---|
weging |
53% |
33% |
14% |
100% |
jaar |
jaarlijks rendement |
|||
2017 (ongewijzigd) |
7,53% |
13,72% |
0,52% |
|
2018 (ongewijzigd) |
9,03% |
-10,02% |
0,58% |
|
belastingjaar |
langetermijnrendement |
|||
2018 (verbeterd) |
4,21% |
8,05% |
3,55% |
5,38% |
2019 (verbeterd) |
4,43% |
8,42% |
3,34% |
5,59% |
2020 (verbeterd) |
4,73% |
7,08% |
3,15% |
5,28% |
Rendement per vermogensschijf
In onderstaande tabel is aangegeven wat de bijgestelde rendementen voor het spaar- en beleggingsdeel betekenen voor de forfaitaire rendementen van de drie onderscheiden vermogensschijven in box 3.
Van € 0 tot en met € 72.797 |
Van € 72.797 tot en met € 1.005.572 |
Meer dan € 1.005.572 |
|
---|---|---|---|
Weging rendementsklasse I |
67% |
21% |
0% |
Weging rendementsklasse II |
33% |
79% |
100% |
2019 |
1,93% |
4,44% |
5,59% |
2020 |
1,79% |
4,19% |
5,28% |
Op grond van artikel 10.6ter Wet iIB 2001 worden de forfaitaire rendementen voor box 3 per ministeriele regeling jaarlijks gewijzigd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35302-75.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.