35 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2020)

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2019

Tijdens de behandeling van het Belastingplanpakket 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 22 en 23) zijn vragen gesteld over de effecten van de verbreding van de afvalstoffenbelasting naar het verbranden (en storten) van buitenlands afval in Nederland. Het lid Omtzigt vroeg naar een reactie van het kabinet op een door de afvalsector gepresenteerd alternatief voor deze maatregel.

Met deze brief wordt mede namens de Staatssecretaris van Financiën voldaan aan de toegezegde kabinetsreactie op de uitkomst van het gesprek hierover dat op 7 november jl. heeft plaatsgevonden. Bij dit gesprek waren bestuursleden van de Vereniging Afvalbedrijven en vertegenwoordigers van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Financiën en Economische Zaken en Klimaat aanwezig. Bij dit gesprek is een door de sector geboden alternatief besproken.

Ik heb er waardering voor dat de sector met een alternatief is gekomen. De oorspronkelijke maatregel is opgenomen in het kader van het Urgenda-vonnis. Het kabinet is gehouden dit vonnis te voeren. De tijd is te kort om nu vast te stellen of dit, inclusief de dekking, een volwaardig alternatief is voor de oorspronkelijke maatregel.

Reactie op berekeningsmethodiek CO2-reductie

De sector heeft kritiek geuit op de gebruikte berekeningsmethode voor het vaststellen van de CO2-reductie. Hiervan heb ik kennisgenomen. Ik sta echter nog steeds achter deze methodiek. In de berekeningen ben ik uitgegaan van gemiddelde stookwaardes van afvalstromen die een bepaald energierendement opleveren. De Vereniging Afvalbedrijven gaat uit van hogere stookwaardes waardoor het te compenseren energieverlies (door fossiel gestookte installaties) groter is. Hierdoor is de uiteindelijke CO2-reductie in de berekeningen van de Vereniging Afvalbedrijven minder. Ik acht het echter verdedigbaar om vast te houden aan de gemiddelde stookwaardes.

Uw Kamer heeft ook zorgen geuit over de effecten in het buitenland van het betrekken van geïmporteerd afval in de afvalstoffenheffing. Het Urgenda-vonnis stelt het Kabinet echter voor de taak om in 2020 de nationale uitstoot met 25% te reduceren ten opzichte van 1990.

Toekomstbestendigheid afvalbeheer

Ik begrijp dat de maatregel gevolgen heeft voor de sector. Ik wil daarbij benadrukken dat er veel goede initiatieven worden genomen in de sector. Ik zal met de sector bezien hoe vanuit de reeds gereserveerde Urgenda-gelden en klimaatmiddelen voor circulaire economie een stimulans kan worden gegeven aan deze initiatieven.

In aanvulling op het bovenstaande zal ik in gesprek blijven met relevante partijen om te verkennen welke maatregelen nodig zijn om het afvalbeheersysteem in Nederland toekomstbestendig te maken. Ik zal hierin ook de verbrandingscapaciteit in Nederland en de verduurzaming van de afvalketen in zijn geheel betrekken. Uiteraard ben ik bereid om ook de komende maanden in gesprek te blijven met de sector om te spreken over alternatieven met het oog op de toekomst. Daarbij zullen steeds de gevolgen voor de CO2-reductie en de dekking worden beoordeeld.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven