In artikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 20.000 (x € 1.000).
Een van de grote veroorzakers van de klimaat- en biodiversiteitnoodtoestand is de
wereldwijde vee-industrie. Via het maagdarmkanaal van het landbouwdier gaat een ongekende
hoeveelheid voedsel verloren. Het produceren van voedsel voor landbouwdieren leidt
wereldwijd tot ontbossing en bovendien neemt de productie van dierlijke eiwitten enorm
veel ruimte in. Hierdoor wordt waardevolle bos- en andere natuurgrond omgezet in landbouwgrond,
wat leidt tot een forse hogere CO2-uitstoot en een fors lager niveau van biodiversiteit. In veel gebieden, bijvoorbeeld
in Zuid-Amerika, gaat dit regelmatig gepaard met schrijnende gevallen van landroof,
waarbij de oorspronkelijke bevolking wordt verdreven ten gunste van de veehouderij
en de veevoerteelt. Ook via de achterkant van het maagdarmkanaal stoten landbouwdieren
gassen en vloeistoffen uit die leiden tot temperatuurstijging en milieuverontreiniging.
Het IPCC laat zien dat dat de voedselverspilling door de productie en consumptie van
dierlijke producten enorm is. Rundvlees, varkensvlees, zuivel, kippenvlees en eieren
leiden tot opportuniteitsverlies van voedsel van respectievelijk 96%, 90%, 75%, 50%,
en 40%. De Voedsel- en Landbouworganisatie FAO heeft becijferd dat 80% van de wereldwijde
landbouwgrond gebruikt wordt door en voor de veehouderij. Onderzoekers van de Universiteit
van Oxford hebben uitgerekend dat 75% minder landbouwgrond nodig is indien dieren
volledig uit de voedselketen zouden verdwijnen. Het absolute richtsnoer zou moeten
zijn om een eerlijke voedselverdeling te realiseren waarbij zo veel als mogelijk landbouwgrond
wordt teruggeven aan de natuur, zodat we nog een kans hebben om de klimaat- en biodiversiteitscrisis
effectief te bestrijden. Dat kan alleen als de voedselketen primair wordt ingericht
op plantaardige producten.
Het grote voordeel van het dier zo veel mogelijk uit de voedselketen halen in vergelijking
met andere klimaatmaatregelen is dat het relatief een eenvoudige maatregel is. Met
het drastisch verminderen van onze afhankelijkheid van dierlijke producten kan met
relatief weinig inspanning grote klimaat- en biodiversiteitwinst worden geboekt. De
plantaardige eiwittransitie is hierbij cruciaal. Op dit moment ontberen zowel de Kringlooplandbouwvisie
van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid als in Investeren in Perspectief
van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de ambitie en
de middelen om deze eiwittransitie vorm te geven.
Dit amendement maak extra middelen vrij voor de voedselsoevereiniteit en de eiwittransitie
in landen elders. Deze middelen moeten gaan naar lokale initiatieven die gericht zijn
op een gediversifieerde natuur-inclusieve plantaardige landbouw, die in de plaats
komt van landbouwsystemen die ontaarden in monoculturen waarin lokale boeren gereduceerd
worden tot de toeleveranciers voor veevoer voor landbouwdieren in het westen en elders.
De dekking wordt gevonden door middel van het amendement op de begroting van Landbouw
Natuur, en Voedselkwaliteit (Kamerstuk 35 300 XIV) over het verlagen van de middelen voor het agentschap Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). Uit deze middelen worden onder andere de Landbouwraden gefinancierd.
De Landbouwraden zijn overal ter wereld actief om de Nederlandse overproductie van
dierlijke producten zo veel als mogelijk op lokale markten gedumpt te krijgen. Deze
Landbouwraden verliezen razendsnel aan relevantie, aangezien Kringloopvisie van de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid op termijn een einde zal moeten
maken aan het gesleep met voedsel over de wereld. Daarnaast is de agressieve Nederlandse
exportstrategie die door de Landbouwraden in praktijk worden gebracht desastreus voor
de Nederlandse klimaatdoelstellingen en de landbouw en boeren in landen elders. Een
inperking van deze Landouwraden valt derhalve beleidsmatig volledig te verantwoorden,
maar draagt ook bij aan de morele plicht om voedselsoevereiniteit en voedselzekerheid
niet onder druk te (blijven) zetten ten behoeve van de eigen korte termijn economische
belangen.