35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 oktober 2019

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 11 oktober 2019 verzocht een overzicht te verstrekken van wetsvoorstellen waarvan hij en de Staatssecretaris het wenselijk achten dat deze door de Eerste Kamer worden afgedaan voor de jaarwisseling.

De Minister heeft op 18 oktober 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffer van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 11 oktober 2019

Graag verzoeken de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid u de Kamer een overzicht te verstrekken van wetsvoorstellen waarvan u en de Staatssecretaris het wenselijk achten dat deze door de Eerste Kamer worden afgedaan voor de jaarwisseling.

Daarbij brengt de commissie een brief van de Voorzitter van de Kamer aan de Minister-President van 10 november 2017 over de conclusies en aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie werkwijze Eerste Kamer2 in herinnering waarin onder meer gevraagd wordt spoedeisendheid deugdelijk te motiveren, inclusief consequenties van eventuele overschrijding van de deadline. Verder is in die brief kenbaar gemaakt dat commissies in beginsel tenminste zes weken nodig hebben voor een zorgvuldige voorbereiding van de behandeling van wetsvoorstellen, waarna nog een week nodig is voor de plenaire behandeling.

De reden voor vorenstaand verzoek is gelegen in de beperkte vergadercapaciteit van de Eerste Kamer – met name in de maand december – mede in het licht van de reeds te verwachten behandeling van de begrotingshoofdstukken en het pakket belastingplan 2020 en wetsvoorstellen van andere ministeries. Een deugdelijke onderbouwing van spoedeisendheid kan behulpzaam zijn bij het maken van afwegingen in deze Kamer welke voorstellen bij voorrang nog behandeld moeten worden.

De leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze bij voorkeur voor maandag 14 oktober 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sent

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2019

In reactie op uw verzoek d.d. 11 oktober 2019 om een beargumenteerd overzicht te geven van wetsvoorstellen waarvan behandeling door de Eerste Kamer voor de jaarwisseling wordt gewenst, informeer ik u hierbij over drie spoedeisende wetsvoorstellen. Deze brief stuur ik mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Een spoedige behandeling van de drie wetsvoorstellen Vereenvoudiging Wajong, Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) en de Verzamelwet SZW 2020 is zeer gewenst. Bij de laatste twee wetsvoorstellen geldt een gewenste behandeling voor het einde van 2019. Wat betreft de Vereenvoudiging Wajong geldt een gewenste behandeling op uiterlijk 26 november, zodat er uiterlijk 30 november duidelijkheid is voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. Hieronder licht ik de redenen voor spoed per wetsvoorstel toe.

Wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong

De beoogde datum van inwerkingtreding van een deel van de maatregen uit het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong is 1 januari 2020. Het gaat onder meer om de maatregelen met betrekking tot Wajong en studie en het eindigen en herleven van het recht op de Wajong-uitkering. Om ervoor te zorgen dat het UWV een maand te tijd heeft om de implementatie van de wijzigingen definitief te maken en individuele Wajongers hierover tijdig te informeren, is het van belang dat het UWV uiterlijk 30 november te horen krijgt wat de Eerste Kamer heeft besloten.

Bovendien is 30 november 2019 voor de uitvoering het zogenaamde «point of no return». 30 november 2019 is het laatste moment om wijzigingen aan te brengen in de systemen die op 1 januari 2020 operationeel moeten zijn voor het uitvoeren van de maatregelen.

Mocht het voorkomen dat de Eerste Kamer eind november geen uitsluitsel kan geven over het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wajong, zou de inwerkingtredingdatum verschuiven naar 1 juli 2020. Uitstel van inwerkingtreding van de genoemde maatregelen naar 1 juli 2020 betekent dat een aantal belemmeringen dat participatie van Wajongers in de weg staat voor langere tijd blijven bestaan. Voor Wajongers in de studieregeling betekent 6 maanden uitstel dat zij pas vanaf 1 juli 2020 in aanmerking komen voor een uitkering van 70% WML als zij arbeidsvermogen hebben of 75% WML als zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De uitkering die zij momenteel ontvangen is 25% WML. De financiële drempel die het volgen van onderwijs in de weg kan staan, blijft daarmee langer in stand voor Wajongers die wel gemotiveerd zijn om een opleiding te volgen. Voor de Wajong2015 heeft 6 maanden uitstel tot gevolg dat studeren tot 1 juli 2020 tot gevolg heeft dat zij geen recht hebben op Wajong2015. De financiële drempel om onderwijs te volgen, blijft daarmee langer in stand. Daarnaast worden de regels voor het eindigen en herleven van het recht waarmee Wajongers kunnen terugvallen op de uitkering pas een half jaar later verbreed.

Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

Voor de Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is een spoedige behandeling gewenst om de maatregelen per 1 januari 2020 in werking te laten treden. In de wijziging van het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de IOW met vier jaar te verlengen. Daarnaast wordt de leeftijdsgrens voor instroom in de IOW met vier maanden verhoogd. Als het wetsvoorstel later dan 1 januari 2020 in werking treedt, zal het wetsvoorstel terug moeten werken tot 1 januari 2020. Voor het deel dat de verlenging regelt, is dit mogelijk. Voor het deel dat regelt dat de leeftijdsgrens voor instroom in de IOW wordt verhoogd met vier maanden, is het echter niet mogelijk om dit met terugwerkende kracht in te voeren.

Verzamelwet SZW 2020

Een spoedige behandeling van de Verzamelwet SZW 2020 heeft te maken met een aantal in de Verzamelwet opgenomen maatregelen. Ter illustratie worden hieronder drie maatregelen toegelicht.

In de Verzamelwet worden technische wijzigingen aangebracht in de aanpassingswetgeving met betrekking tot de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) en aanverwante wetgeving. De Wnra treedt op 1 januari 2020 in werking. Indien deze aanpassingen niet kunnen worden doorgevoerd, kan bepaalde lagere regelgeving niet in werking treden en zal de Verzamelwet wetstechnisch aangepast dienen te worden omdat de Aanpassingswet Wnra reeds in werking zal zijn getreden.

Daarnaast wordt in de WW het overgangsrecht met betrekking tot de vervolguitkering (VVU) per 1 januari 2020 buiten toepassing verklaard voor nieuwe aanvragen. Indien het voorstel later in werking treedt, behoeft dit onderdeel aanpassing en kan het niet in werking treden omdat dan terugwerkende kracht zou moeten worden toegekend.

Ook is er een wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Pensioenwet voorzien vanwege de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd die op 1 januari 2020 in werking treedt. Bij reeds overeengekomen pensioenregelingen, die geraakt worden door de minder snelle verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, kan door de voorgenomen wijziging worden voldaan aan de fiscale regels met betrekking tot de hoog/laag variatie.

Om bovenstaande redenen is het zeer wenselijk dat het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wajong op uiterlijk 26 november 2019 in de Eerste Kamer plenair wordt behandeld, inclusief stemmingen. Daarnaast vraag ik uw aandacht voor een spoedige behandeling van de IOW en de Verzamelwet SZW 2020 voor het einde van 2019.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Samenstelling: Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA), (voorzitter), Van Strien (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Ballekom (VVD), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FVD), Moonen (D66), Nanninga (FVD), Otten (Fractie-Otten), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL) en Hermans (FVD).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2017/18, CXXIV, E

Naar boven