35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020

Nr. 71 MOTIE VAN HET LID VAN BRENK

Voorgesteld 28 november 2019

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het minimumloon bij de invoering – ruim 50 jaar geleden – ongeveer 65% van het gemiddelde loon bedroeg en tegenwoordig circa 45% van het gemiddelde loon;

overwegende dat het minimumloon nu 20% minder koopkracht heeft dan in de jaren 70;

overwegende dat mensen met een minimumloon of een daaraan gekoppelde uitkering of AOW verder in de achterhoede van de welvaartsontwikkeling raken;

overwegende dat het kabinet volmondig erkent dat mensen vruchten moeten plukken van de algemene welvaartsgroei, en dat de lonen omhoog moeten;

overwegende dat het wenselijk is dat mensen met een minimuminkomen zo weinig mogelijk afhankelijk zijn van aanvullende toeslagen en (gemeentelijke) inkomensregelingen;

voorts overwegende dat diverse (wereldwijde) onderzoeken uitwijzen dat mogelijke negatieve effecten van een verhoging van het minimumloon op de werkgelegenheid beperkt zijn, en dat een bescheiden verhoging van het minimumloon innovatie en arbeidsproductiviteit kan verhogen;

roept het kabinet op, het Wettelijk minimumloon (WML) in 2020 bovenop de gebruikelijke indexatie met 3% te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Brenk

Naar boven