35 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020

AJ BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2020

Tijdens het beleidsdebat Staat van de rechtsstaat van 10 maart 2020 is de motie Motie-Backer (D66) c.s. over de kwaliteit van de rechtsbescherming voor de individuele burger aangenomen.1 De commissie ziet de motie als aanleiding om de Kamer voor te stellen op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State voorlichting te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Een concept-voorlichtingsverzoek is bijgevoegd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, De Boer

BIJLAGE – CONCEPTVERZOEK OM VOORLICHTING

Aan de vicePresident van de Raad van State

Den Haag, 9 juni 2020

In het beleidsdebat «De Staat van de Rechtsstaat» dat op 10 maart 2020 is gehouden, is de Eerste Kamer gevraagd zich uit te spreken over de versterking van de rechtsbescherming van de burger middels de motie-Backer c.s.2 en daarover voorlichting te vragen aan Uw Raad op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State. Deze motie is door een meerderheid van de Kamer gesteund. De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft hieraan vervolg gegeven en mij verzocht als Voorzitter dit verzoek langs de gebruikelijke weg na vaststelling door de Eerste Kamer, naar U door te leiden.

In het debat is de zorg uitgesproken dat de burger voor zijn recht meer afhankelijk is geworden van de bescherming die de onafhankelijke rechter biedt. Deze veronderstelling alsmede de mogelijke oorzaken treft U ook aan in de overwegingen van de genoemde motie-Backer c.s. De rechtsbescherming die de wetgever en bestuur aan individuele burgers wordt geacht te bieden zou onder meer gebaat kunnen zijn bij het terugkoppelen van de ervaringen van de rechter met de resultaten van wet- en regelgeving en met het functioneren van het bestuur. Dit zal uiteraard vormgegeven dienen te worden met inachtneming van de verschillende rollen in de trias politica.

Derhalve verzoekt de Kamer Uw Raad haar van voorlichting te dienen op welke wijze en door welke processen de kwaliteit van de rechtsbescherming kan worden versterkt.

De wijze waarop aan deze wens vervolgens vorm kan worden gegeven, vereist nadere bestudering door de Kamer zelf, waarmee – na kennisname van de voorlichting door Uw Raad – een begin kan worden gemaakt.

De Kamer ziet met belangstelling uit naar de gevraagde voorlichting.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal


X Noot
1

Kamerstukken I 2019/20, 35 300 VI, T.

X Noot
2

Kamerstukken I 2019/20, 35 300 VI, T.

Naar boven