35 300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020

Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2020

Naar aanleiding van uw brief van 2 april aan de Minister-President met het verzoek bij de niet-ingediende wetsvoorstellen die op de lijst spoedeisende wetsvoorstellen staan aan te geven wanneer deze voorstellen vermoedelijk worden ingediend bij de Tweede Kamer, treft u bijgaand een overzicht aan1. In dat overzicht is tevens aangegeven wanneer de nota naar aanleiding van het verslag kan worden verwacht, opdat uw Kamer bij de planning van haar werkzaamheden over zo veel mogelijk relevante informatie beschikt.

Het kabinet beseft dat de lijst met wetsvoorstellen waarvan spoedige afhandeling is verzocht, ambitieus is. Het is niet de bedoeling dat de omvang van de lijst een zorgvuldige behandeling en een behoorlijke gedachtewisseling in de weg staat. In de ministerraad hebben wij afgesproken dat de individuele bewindslieden in contact treden met de voorzitters van de verschillende commissies om te komen tot een nadere prioritering van de verschillende op de lijst genoemde onderwerpen. Mede omdat deze week de procedurevergaderingen van de vaste commissies plaatsvinden, menen wij dat deze werkwijze recht doet aan zowel de spoedeisendheid van de betreffende wetsvoorstellen als de essentiële rol die uw Kamer vervult in het wetgevend proces.

We willen daarnaast uw bijzondere aandacht vragen voor wetsvoorstellen die niet op de aanvankelijke lijst stonden. Deels gaat het om wetsvoorstellen die nodig zijn om de aanhoudende gevolgen van de aanpak van het coronavirus het hoofd te bieden. Het betreft het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel tijdelijke maatregelen Covid-19 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 434) en het al ingediende voorstel Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 35 431).

Ook op andere beleidsterreinen kan wetgeving nodig zijn die met enige voortvarendheid moet worden behandeld. Vanzelfsprekend zijn de ministers ook in deze gevallen bereid om in overleg met de commissievoorzitters te treden, teneinde een snelle en tegelijkertijd zorgvuldige behandeling te verzekeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven