Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2020
Hierbij zenden wij u het overzicht van spoedeisende wetsvoorstellen waarvan het kabinet
het wenselijk acht dat deze door uw Kamer voor de zomer van 2020 worden behandeld1. In het overzicht is onderscheid gemaakt tussen voorstellen waarvan het wenselijk
is dat deze binnen twee maanden worden behandeld door uw Kamer en voorstellen die voor de zomer zouden moeten worden behandeld.
Daarnaast treft u een apart overzicht aan met implementatievoorstellen en voorstellen
voor de goedkeuring van verdragen (Implementatielijst)2. Het is van belang dat uw Kamer bij het besluit omtrent agendering ook rekening kan
houden met deze lijst vanwege tijdige implementatie. Ook in deze lijst is onderscheid
gemaakt tussen voorstellen waarvan het wenselijk is dat deze binnen twee maanden worden
behandeld door uw Kamer dan wel voor de zomer door uw Kamer worden behandeld.
Vanzelfsprekend gaat uw Kamer zelf over de agendering en eventuele prioritering van
de werkzaamheden. De lijsten bevatten die voorstellen die in de ogen van het kabinet
met voorrang ter hand moeten worden genomen omdat vertraging in de parlementaire behandeling,
gelet op de ernstige financiële en/of organisatorische consequenties daarvan, onwenselijk
zou zijn. U treft daartoe in het overzicht een korte uitleg.
Een en ander laat onverlet dat in uw Kamer ook andere voorstellen aanhangig zijn,
waarvan behandeling door een of meer leden van uw Kamer wenselijk kan worden geacht.
Het kabinet zet de werkzaamheden aan deze voorstellen op normale wijze voort en deze
kunnen ook op de gebruikelijke wijze door uw Kamer in procedure worden genomen.
Ten slotte zal in de komende periode naar verwachting een aantal uitzonderlijk spoedeisende
wetswijzigingen aan uw Kamer moeten worden voorgelegd. Het betreft voorstellen die
nodig zijn om de aanhoudende gevolgen van de aanpak van het coronavirus het hoofd
te bieden. Wij verzoeken u, waar mogelijk, bij de behandeling van deze voorstellen
de uiterste spoed te betrachten.
Een afschrift van deze brief met de bijlagen is ook aan de Voorzitter van de Eerste
Kamer gezonden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker