35 300 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020

Nr. 55 MOTIE VAN DE LEDEN VAN RAAN EN VAN ESCH

Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 25 november 2019

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister aangeeft geen onnodige wegenbouwprojecten te willen doorzetten;

constaterende dat op veel wegen bij een verlaagde maximumsnelheid de doorstroming verbetert;

constaterende dat op dit moment nog niet duidelijk is of zeven MIRT-projecten na het verlagen van de maximale snelheid nog wel noodzakelijk zijn;

constaterende dat er met de zeven MIRT-projecten miljarden belastinggeld zijn gemoeid;

verzoekt de regering, voor de genoemde zeven MIRT-projecten te onderzoeken of deze bij de verlaagde maximumsnelheid nog noodzakelijk zijn;

verzoekt de regering, projecten geen doorgang te laten vinden als blijkt dat bij een maximumsnelheid van 100 km/u of minder deze niet noodzakelijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Raan

Van Esch

Naar boven