35 298 Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de decentrale rekenkamerfunctie en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers (Wet versterking decentrale rekenkamers)

Nr. 5 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2019

Op dit moment behandelt uw Kamer het Wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers (Kamerstuk 35 298).

De Algemene Rekenkamer heeft in de afgelopen jaren op verschillende conceptversies van het wetsvoorstel gereageerd.1 Wij zijn de Minister erkentelijk voor het feit dat zij aandacht heeft geschonken aan ons commentaar en verschillende aanbevelingen onzerzijds heeft overgenomen.

Naar ons idee blijft met het wetsvoorstel echter één fundamenteel punt rondom bevoegdheden van rekenkamers ongeregeld. Dit willen wij graag expliciet onder de aandacht van uw Kamer brengen.

Onderzoek bij (klein)dochterondernemingen van overheidsdeelnemingen

Het wetsvoorstel breidt de onderzoeksbevoegdheid van rekenkamers uit naar vennootschappen waarin gemeenten, provincies en/of de Staat gezamenlijk een meerderheidsbelang hebben, zonder dat één publieke aandeelhouder een belang heeft van meer dan 50%.

Wat het wetsvoorstel echter niet regelt, is de bevoegdheid van rekenkamers om ter plaatste onderzoek te doen bij (klein)dochterondernemingen van deze gezamenlijke overheidsdeelnemingen. Wij wezen de Minister van BZK hierop in onze brief van 27 maart 2019.

De regering geeft in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aan dat het haar niet is gebleken dat in de huidige praktijk noodzaak bestaat voor een verdere uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van rekenkamers op dit punt.

Dat verbaast ons, want de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van veel overheidsdeelnemingen worden in (klein)dochterondernemingen uitgevoerd. Onderzoek moet kunnen plaatsvinden daar waar de informatie aanwezig is. Dat is de reden dat wij van mening zijn dat de onderzoeksbevoegdheid van rekenkamers zich óók dient uit te strekken tot de (klein)dochterondernemingen van deze vennootschappen. Alleen dan kan effectief rekenkameronderzoek – en daarmee publieke controle – ten aanzien van overheidsdeelnemingen en publiek aandeelhouderschap plaatsvinden. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van regionale ontwikkelingsmaatschappijen waar de participatieactiviteiten plaatsvinden in dochterondernemingen.

Bij de parlementaire behandeling van de Comptabiliteitswet 2016 zijn bovengenoemde redenen onderkend, is het belang van onderzoeksbevoegdheden bij dochterondernemingen van staatsdeelnemingen onderschreven en uiteindelijk afdoende geregeld. Reden om uw Kamer te verzoeken deze redeneerlijn ook te volgen ten aanzien het onderhavige wetsvoorstel.

Algemene Rekenkamer

drs. F.C. (Francine) Giskes, wnd. president

drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris


X Noot
1

Deze brieven zijn met het wetsvoorstel meegezonden aan uw Kamer. Het betreft: Brief van de Algemene Rekenkamer aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 11 september 2018, Consultatie wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers (bijlage bij Kamerstuk 35 298, nr. 3); Brief van de Algemene Rekenkamer aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 27 maart 2019, Wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers; wijziging CW 2016 (bijlage bij Kamerstuk 35 298, nr. 3). Zie daarnaast de brief van de Algemene Rekenkamer aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, 3 november 2015, Actieplan lokale rekenkamers (Kamerstuk 34 300 VII, nr. 11).

Naar boven