35 296 Voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod)

B VERSLAG VAN EEN DESKUNDIGENBIJEENKOMST

Vastgesteld 29 maart 2021

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 heeft op 9 maart 2021 gesprekken gevoerd over:

  • het initiatiefvoorstel-Koerhuis en Van Toorenburg Wet handhaving kraakverbod (35 296).

Van deze gesprekken brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Boer

De griffier van de commissie, Van Dooren

Voorzitter: De Boer

Griffier: Van Dooren

Aanwezig zijn elf leden der Kamer: arbouw, Bezaan, De Boer, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Janssen, Nanninga, Nicolaï, Recourt en Veldhoen,

alsmede:

  • mevrouw Carla van Aert, Openbaar Ministerie (OM);

  • de heer Michiel de Ridder, Raad voor de rechtspraak (Rvdr);

  • mevrouw Annemiek Noordermeer, Vastgoed Belang;

  • de heer Jeroen van der Poel, Vereniging Leegstandbeheerders Nederland (VLBN);

  • de heer Marq Wijngaarden, Prakken d'Oliveira Human Rights Lawyers.

Aanvang 9.29 uur.

De voorzitter: Goedemorgen allemaal. Welkom bij de deskundigenbijeenkomst over het initiatiefvoorstel-Koerhuis en Van Toorenburg Wet handhaving kraakverbod. Ik heet de deskundigen, die via de videoverbinding aanwezig zijn, van harte welkom. Dat zijn mevrouw Carla Van Aert van het Openbaar Ministerie, de heer Michiel de Ridder van de Raad voor de rechtspraak, mevrouw Annemiek Noordermeer van Vastgoed Belang, de heer Jeroen van der Poel van de Vereniging Leegstandbeheerders Nederland en heer Marq Wijngaarden van Prakken d'Oliveira Human Rights Lawyers. Ik wil u graag bedanken voor uw inbreng en voor uw aanwezigheid vandaag. Ook welkom aan de Kamerleden in de zaal. Ik geef zo eerst het woord aan de deskundigen voor hun inleiding. Daarna geef ik de Kamerleden de gelegenheid om vragen te stellen.

Ik geef nu allereerst het woord aan mevrouw Van Aert van het Openbaar Ministerie voor haar inleiding. Het woord is aan mevrouw Van Aert.

Mevrouw Van Aert: Dank u wel. U kunt mij goed verstaan, denk ik, hè? Mijn naam is Carla van Aert.

Het ene kraakpand was ontruimd of een volgende kraakzaak diende zich aan. Als officier van justitie heb ik jarenlang alle kraakzaken in Amsterdam behandeld. Bij de meeste zaken genoemd in de memorie van toelichting ben ik persoonlijk betrokken.

Na een reeks van incidenten, werd eind 2019 het Amsterdamse beleid flink aangescherpt: kraken mocht geen woonmodel zijn. Er was ondertussen opvang voor vreemdelingen. In het nieuwe beleid wordt er opgetreden op heterdaad. Het aantal kraken in Amsterdam nam razendsnel af, met maar liefst 80%.

Door de nieuwe wet zal er straks een keuze worden gemaakt waar opsporingscapaciteit op wordt ingezet: lossen we een schietpartij op, een nare zedenzaak, of zorgen we dat het kraakpand wordt ontruimd?

In 70% van de zaken vertrekken krakers nu vrijwillig. Als krakers geen kort geding instellen, wordt na afloop van de zevendagentermijn direct ontruimd. De nieuwe wet verslechtert die positie: ontruimen wordt flink arbeidsintensief voor de strafrechtketen. De neiging zou kunnen ontstaan eigenaren te bewegen tot een civielrechtelijk ontruimingstraject.

Als u wilt dat het OM het kraakverbod voortvarend hanteert, stem dan tegen deze wet: alleen dan kan het OM directer, effectiever en met minder schaarse opsporingscapaciteit panden ontruimen.

De officier van justitie is een van de belangrijkste uitvoerders van de wet, maar de officier wordt een stuk minder slagvaardig. De drie kernpunten voor het OM zijn werkdruk, tijdverlies en gemiste spoed.

Ik begin met de werkdruk. Er is fors meer werk te verwachten, zoals u kunt zien in de overhandigde cijfers. Dat geldt voor politie, het OM en de rechtbank. Nu maken we alleen dossiers als er een kort geding is ingesteld, dus in 30% van de zaken. Straks moet dat voor 100%. Dat zijn allemaal zaken waar straks ook een rechter over moet oordelen. Dat betekent dus ook een flinke toename van rechterlijke beslissingen.

Verder vrees ik voor tijdverlies in de nieuwe procedure. De indieners geven aan dat het OM kan volstaan met een minimaal dossier, maar als ik enkel een aangifte in een dossier ga stoppen, dan denk ik dat de rechter-commissaris toch in heel veel gevallen mijn vordering gaat afwijzen. De rechter-commissaris is geen stempelmachine en het huisrecht is onomkeerbaar. De rechter-commissaris gaat in mijn beleving die belangenafweging heus niet afdoen als een marginale toets. De rechter-commissaris wil gewoon een behoorlijk dossier.

Als het dan gaat over dat dossier, zullen de concrete plannen van de eigenaar met het pand altijd moeten worden onderbouwd. Die zijn onderdeel van de belangenafweging. Aangezien de bewijslast nu bij de krakers ligt maar straks bij het Openbaar Ministerie, zal ik moeten anticiperen op eventuele verweren. Het vormen van een dossier kost straks zo veel tijd dat het langer zal duren voordat ik een ontruiming kan aankondigen. De eventuele tijdswinst door een procedure in 72 uur, waarvan je je kunt afvragen hoe reëel dat is, wordt wat mij betreft eigenlijk tenietgedaan door de hoeveelheid werk die ik erbij krijg. Bovendien is het straks een procedure waarin ik als officier van justitie zal moeten toekijken als de rechter-commissaris stelselmatig de 72 uur overstijgt.

Dan kom ik bij het derde punt waarom ik denk dat het Openbaar Ministerie straks minder slagvaardig kan gaan optreden. Dat is omdat ik als officier van justitie niet meer zelf die spoedontruiming kan gelasten. Straks beslist de rechter-commissaris namelijk of hij het voldoende vindt. Als ik dan vind dat het pand in gebruik is omdat het te koop staat of omdat de aannemer binnenkort gaat beginnen, dan kan het zomaar eens zijn dat de rechter-commissaris daar anders over denkt. Ik voorzie dus nogal lastige juridische telefonische discussies als ik vind dat het pand moet worden ontruimd. Ik denk zomaar eens dat het tot minder spoedontruimingen zou kunnen leiden.

Kortom, ik zie drie ongewenste nadelige effecten van dit wetsvoorstel: onnodige werkdruk, tijdverlies en gemiste spoed. De strafrechtketen moet wat mij betreft niet worden opgezadeld met incidentenpolitiek. Kraken vraagt nu eenmaal om lokaal maatwerk. Maak het de strafrechtketen niet ingewikkelder.

Tot slot. Als ik als uitvoerder van deze wet het voor het zeggen zou hebben, dan zou ik zeggen: voer deze wet niet in.

Dank u wel voor de tijd.

De voorzitter: Dank u wel. Zoals gezegd kunnen er straks vragen worden gesteld. Ik wil nu graag het woord geven aan Michiel de Ridder van de Raad voor de rechtspraak.

De heer De Ridder: Dank u wel, voorzitter. Dank dat ik hier aanwezig mag zijn. Ik ben Michiel de Ridder. Ik ben strafrechter bij de rechtbank Amsterdam. Ik ben daar ook rechter-commissaris geweest. Ik ben nu ook voorzitter van het LOVS, het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.

Ik moet hier maar meteen iets bekennen. Was Amsterdam in de tijd dat ik ging studeren niet het centrum van grootscheepse krakersrellen geweest, dan was ik wellicht nooit rechten gaan studeren. Dat zit zo. Ik wilde journalist worden en ging dus geschiedenis studeren. In In die tijd was Amsterdam wel het middelpunt van de krakersbeweging. Voor een studieopdracht moesten wij op een bepaald moment met een groepje een zitting van de politierechter bijwonen waarin krakers terechtstonden. Daar zag ik hoe de rechtsstaat werkte. Buiten heersten de chaos en de anarchie en in de rechtszaal de rechtsorde waarin iedereen een rol had en zijn of haar recht kreeg. Dat maakte op mij zo'n grote indruk dat ik besloot om rechten te gaan studeren.

Dit is niet alleen een persoonlijke ontboezeming. Het is ook de link naar de bezwaren die door de Raad voor de rechtspraak zijn geformuleerd tegen dit wetsvoorstel. Vanuit de Raad is na consultatie van de gerechten een zeer negatief wetgevingsadvies geschreven met de conclusie om af te zien van dit wetsvoorstel. Dat is een advies dat de Raad eigenlijk zelden geeft.

De kern van de kritiek is dat er grote vraagtekens gezet kunnen worden bij het nut, de noodzaak en de haalbaarheid van dit wetsvoorstel.

Het doel van het wetsvoorstel is dat ontruimen sneller kan. De indruk bestaat dat krakersbendes de maximale wachttijd van acht weken misbruiken om van huis naar huis te hoppen. Om dit minder kans te geven wordt nu voorgesteld om een nieuwe strafrechtelijke procedure te maken om van die acht weken terug te gaan naar drie dagen. In de eerste plaats duurt het, zoals mevrouw Van Aert net heeft weergegeven, geen acht weken. Het gaat sneller. Tegen die hoppende krakersbendes kan in veel gevallen nu al onmiddellijk strafrechtelijk worden opgetreden, omdat er sprake is van heterdaad.

In de tweede plaats zal het de rechter-commissaris eenvoudigweg niet lukken om binnen drie dagen een beslissing te nemen. De officier van justitie moet de vordering voorbereiden. Er moet een dossier worden samengesteld. De krakers moeten worden opgeroepen en gehoord. De rechter-commissaris moet een beslissing nemen en die ook op papier zetten. Die beoordeling is niet licht. Die is niet marginaal. Het gaat immers om het huisrecht. Een ontruiming maakt op dat recht zo'n ernstige inbreuk dat de proportionaliteit van die maatregel volledig getoetst moet worden voordat de rechter de ontruiming kan toestaan. Het is een afweging tussen het eigendomsrecht van de eigenaar en het huisrecht van de kraker.

Anders dan in de toelichting bij het wetsvoorstel wordt verondersteld, is het niet erg reëel om te veronderstellen dat een eenmaal ontruimde kraker naderhand, in het geval van een andersluidend hoger beroep, opnieuw toegang tot het inmiddels ontruimde pand zou krijgen. Hij heeft immers geen juridische titel om in dat pand te verblijven. De Hoge Raad oordeelde in 2011 al dat een ontruiming onomkeerbare gevolgen heeft voor de kraker. De rechter-commissaris dient dus een volledige, dus geen marginale, toets aan te leggen, precies zoals de kortgedingrechter nu ook doet. Dat kost tijd, tijd voor partijen om zich voor te bereiden, tijd voor rechtsbijstand, tijd voor overleg tussen krakers en advocaten, tijd voor de zitting en tijd voor de uitspraak. Artikel 13 van het EVRM verplicht tot een zorgvuldige belangenafweging. Daar is nu eenmaal tijd voor nodig.

Dan nog het volgende. Onder de huidige wet kan ontruiming plaatsvinden en is het aan de krakers om een kort geding aan te spannen. Zoals u net hoorde, gebeurt dat kort geding in heel veel gevallen helemaal niet. Indien krakers het huisrecht van een ander schenden, of als er een gevaarlijke situatie ontstaat, kan direct ontruimd worden. Onder de nieuwe wet zal dat laatste niet meer mogelijk zijn en zal de officier altijd een vordering moeten indienen bij de rechter-commissaris. Hiermee komt het initiatief veel meer te liggen bij de vervolgende overheid en niet langer bij de krakers.

En dan de uitvoering. Dit wetsvoorstel vraagt de rechter-commissaris om op ad-hocbasis opeens drie dagen in zijn agenda vrij te maken voor de behandeling van zo'n ontruimingszaak. Dat betekent dat andere afspraken afgezegd moeten worden. Daardoor ontstaan vertraging en logistieke problemen in lopende strafzaken. Getuigenverhoren, voorgeleidingen: alles wat de rechter-commissaris normaal in zijn agenda heeft staan, moet nu wijken voor die ontruiming.

Daarbij komt ook nog dat in essentie een civielrechtelijk geschil nu in een strafrechtelijke jas wordt gedrukt. Dat kan gaan wringen. Als voorbeeld staat in de memorie van toelichting dat één kraker gehoord kan horen als vertegenwoordiger van de hele groep. Dat is niet het uitgangspunt in het strafrecht, waar de individuele aansprakelijkheid het basisbeginsel is. De eigenaar van het pand is geen procespartij meer en wordt in beginsel ook niet gehoord door de rechter-commissaris. En een verdachte heeft in het strafrecht altijd nog het recht om te zwijgen. De rechter-commissaris moet in het strafrecht ook op zoek naar de materiële waarheid. Dan kan hij niet eens een schikking treffen, zoals op een kortgedingzitting nogal eens gebeurt.

In het wetgevingsadvies dat we hebben uitgebracht, staan deze en meer van onze zorgen uitgebreider toegelicht, maar de kern is dat we de Kamer dringend adviseren om dit wetsvoorstel niet aan te nemen. We hopen dat u gehoor zult geven aan deze oprechte zorgen uit de uitvoeringspraktijk. Dank dat ik hieraan een bijdrage mocht leveren.

De voorzitter: Dank u wel. Onze volgende spreker is Annemiek Noordermeer van Vastgoed Belang.

Mevrouw Noordermeer: Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen. Ik ben Annemiek Noordermeer. Ik ben hoofd van de juridische dienst bij Vastgoed Belang. Vastgoed Belang is de vereniging voor particuliere beleggers in vastgoed. Wij hebben zo'n 5.000 leden die duurzaam hebben geïnvesteerd in winkels, woningen, kantoren en ander vastgoed. Het gaat om kleine beleggers, met een of twee woningen waarmee zij hun pensioen opbouwen, tot grote, bedrijfsmatige verhuurders met duizenden woningen door het land verspreid.

Als jurist adviseer ik onze leden op alle terreinen van het vastgoed en ook op het gebied van kraken. Vastgoed Belang vindt dat de voorliggende wetswijziging een gewenste reparatie is op de Wet handhaving kraakverbod. Kraken is immers een vorm van eigenrichting waarbij het eigendomsrecht ernstig wordt geschonden. Kraken is niet voor niets al ruim tien jaar verboden.

Het kraakverbod heeft ook een uitwerking gehad. Er zijn veel minder gevallen dan tien jaar terug. Dat is voor onze leden van belang, omdat in veel gevallen de eigenaar van gekraakte panden ernstige schade lijdt. Dan heb ik het niet alleen over de juridische kosten die moeten worden gemaakt om de ontruiming af te dwingen, maar vaak leidt kraken ook tot vernielen en verwaarlozing van het eigendom. Vanwege afgesloten sanitaire voorzieningen en elektriciteit wordt een kraakpand nogal eens van binnen «verbouwd». Verzekeringsmaatschappijen zeggen veelal direct de polis stop, waardoor het pand niet meer gedekt is. Dat kan grote gevolgen hebben voor de eigenaar. Een voorbeeld uit de praktijk: een kraker die als alternatieve verlichting kaarsen gebruikt en in slaap valt. Deze schadeposten kunnen vrijwel nooit verhaald worden op de krakers, omdat de identiteit van de krakers vaak niet kan worden achterhaald, of omdat er simpelweg niets te verhalen is. Door het verkorten van de procedure wordt naar onze verwachting de schade voor de eigenaar aanzienlijk beperkt. Plus, er valt een preventieve werking van het wetsvoorstel te verwachten, waardoor de zogenaamde wooncarrouselpraktijk een halt kan worden toegeroepen.

De officier van justitie zal na de wetswijziging nog steeds de zaak met bewijslast moeten voorbereiden, net als in de huidige situatie. Daar zit wat ons betreft geen verschil in. Het grote verschil zit in de schadebeperking van de eigenaar vanwege de verkorting van de procedure. Wij vinden dat de eigenaar van de overheid mag verwachten dat die evident ook naar de belangen van de eigenaar kijkt, die vaak ernstige, niet-verhaalbare schade lijdt als gevolg van het plegen van dit misdrijf. Met het wetsvoorstel wordt aan deze situatie recht gedaan. Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Van der Poel, van de Vereniging Leegstandbeheerders Nederland.

De heer Van der Poel: Goedemorgen. Mijn naam is Jeroen van der Poel. Ik ben algemeen directeur van VPS Nederland, onderdeel van de grootste leegstandbeheerder van Europa. Ik ben bestuurslid van de VLBN, de vereniging van leegstandbeheerders in Nederland.

Om met de deur in huis te vallen: op zichzelf is het goed dat het wetsvoorstel beoogt te regelen dat ontruiming sneller kan plaatsvinden. Ik denk dat het een verbetering zou kunnen zijn. Maar ik kan onvoldoende beoordelen hoe dit praktisch uitwerkt in de rechtsgang. En dat is cruciaal.

Het grotere plaatje blijft mijns inziens echter dat strengere wetgeving op zichzelf niet automatisch leidt tot het verdwijnen van kraak. Ik zie in landen als Italië, Frankrijk, Spanje en Engeland nog steeds zeer hardnekkige kraakproblematiek, ondanks wetgeving die strenger is dan in Nederland. Het is een heel taai probleem. Wetgeving is dus niet zaligmakend en heeft in de uitwerking haar natuurlijke en praktische beperkingen. Zolang er sprake is van een aantrekkelijk aanbod van leegstand, zal er sprake zijn van vraag tegen de laagst mogelijke prijs. De laagst mogelijke prijs is er gratis intrekken met een lage pakkans. Ik vrees dat dat een hardnekkig mechanisme is, zeker ook omdat handhaving in de praktijk een functie is van capaciteit en prioriteit, zelfs als we onze wetgeving optimaliseren.

Frictieleegstand in de vastgoedvoorraad is een onvermijdelijk verschijnsel. Dat is inherent aan de levenscyclus van een pand waarbij vroeg of laat sprake is van renovatie, transformatie of sloop/nieuwbouw. Deze transities in de levenscyclus van een stuk vastgoed gaan altijd gepaard met frictieleegstand. En geloof mij, geen vastgoedeigenaar zit in beginsel te wachten op leegstand en de bijbehorende risico's. Het kraakrisico is in die fase van frictieleegstand een onderdeel van een breder palet aan risico's rond leegstand, namelijk inbraak, vernieling, diefstal, brandstichting, verloedering van de omgeving, drugshandel en tal van activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen.

Als leegstandsbeheerder zullen we onze klanten altijd wijzen op dit brede palet aan risico's. Eigenaren zijn zich hiervan bewust, want zij worden hier dagelijks mee geconfronteerd, en met hen de stakeholders die last hebben van de gevolgen van deze risico's. Soms lijkt het erop dat we met z'n allen te veel gefixeerd zijn op het kraakrisico an sich, en dat geldt mijns inziens ook voor onze wetgeving omtrent leegstand. Ik denk oprecht dat oorspronkelijke idealen van de kraakbeweging de samenleving ook de ogen hebben geopend voor de nutteloosheid van leegstand. Waar ik en velen met mij geen begrip voor hebben, is het ongecontroleerde en wetteloze karakter van het verschijnsel kraak. In die zin snap ik ook wel de wens om de wetgeving effectiever te maken.

In zekere zin zijn de leegstandsbeheerders schatplichtig aan de kraakbeweging. In de volksmond staan zij nog altijd bekend als antikraakbedrijven, omdat zij aan eigenaren de mogelijkheden boden om hun pand uit te lenen voor tijdelijk gebruik aan bewoners, startende bedrijven, kunstenaars en non-profitorganisaties, juist om te voorkomen dat hun pand gekraakt zou worden. Leegstandsbeheer is op die wijze uitgegroeid tot de juridisch best-denkbare bescherming tegen kraak, namelijk het gebruik door mensen en organisaties. Hiermee werd het een ideaal en vriendelijk substituut voor kraak.

Maar de leegstandsbeheerbranche is daarin vervolgens niet stil blijven staan. De dienstverlening aan eigenaren bestaat uit het tijdelijk beheren en nuttig gebruiken van leegstaand vastgoed en bescherming tegen allerlei denkbare risico's. Vandaag de dag gaat het veel meer om leefbaarheid en het creëren van maatschappelijke waarden dan om zuiver antikraak. Dit is ondertussen een Nederlands exportproduct dat zijn weg naar andere landen heeft gevonden, bijvoorbeeld naar Frankrijk, Engeland en Duitsland. Het punt van leegstandsbeleid is in dit wetsvoorstel buiten beschouwing gelaten. Dit wordt vermeld in de concept-memorie van toelichting. De initiatiefnemers merken ten aanzien van leegstandsbeleid op dat hier al nieuw beleid op wordt ontwikkeld terwijl ook gemeenten en marktpartijen hier actief werk van maken.

Het hogere doel zou mijns inziens moeten zijn om vastgoedeigenaren positief te prikkelen om wat nuttigs te doen met hun frictieleegstand, namelijk deze capaciteit in de vastgoedvoorraad ontsluiten voor tijdelijk gebruik. De praktijk leert dat eigenaren daartoe bereid zijn – woningcorporaties, gemeenten en het Rijk voorop, maar ook heel veel private eigenaren – mits ze maar de flexibiliteit behouden om snel over hun vastgoed te beschikken als sloop, verbouwen of transformatie van hun vastgoed begint en mits de tijdelijk gebruikers als goed huisvader met hun pand omgaan. Dat maakt krakers zo extreem onaantrekkelijk. Ze halen flexibiliteit weg en ze acteren niet als goed huisvader. En dat is de crux.

Wetgeving zou mijns inziens kunnen helpen om leegstandsbeheerders en vastgoedeigenaren hierin beter te faciliteren met positieve prikkels. Hoe makkelijker we het voor eigenaren en leegstandsbeheerders maken om tijdelijk gebruik tegen een redelijke vergoeding mogelijk te maken, hoe onaantrekkelijker het wordt om de panden leeg te laten staan dan wel ze wederrechtelijk te kraken. Ik denk dat hier de sleutel ligt tot een betere maatschappelijke uitkomst.

Dank u wel.

De voorzitter: Dank u wel. Dan tot slot onze laatste spreker Mark Wijngaarden.

De heer Wijngaarden: Mevrouw de voorzitter. Dank u wel voor de uitnodiging om hier te komen spreken. Ik ben een advocaat met een ruime ervaring op het gebied van kraakzaken in Amsterdam.

Het doel van het wetsvoorstel is om de toetsing door de kortgedingrechter achteraf te vervangen door een toetsing door de rechter-commissaris vooraf, op zeer korte termijn zelfs, namelijk binnen drie dagen. Het probleem dat hier moet worden opgelost, is dat de ontruimingsprocedure te lang zou duren. Ik denk dat dit wetsvoorstel dat probleem, de duur van de ontruimingsprocedure, niet wegneemt. Ik denk dat er in veel gevallen in plaats van één nu twee procedures gaan komen en dat een kort geding naast die rechterlijke toetsing door de rechter-commissaris niet alleen mogelijk maar in veel gevallen ook noodzakelijk zal zijn, met alle tijdwinst of -verlies van dien.

Het probleem dat eigenlijk wordt gepresenteerd in het wetsvoorstel, is het huisrecht. In mijn optiek is het huisrecht geen probleem maar een grondrecht. Het is een grondrecht dat in Nederland tot in de Grondwet wordt beschermd. Het is dus een bijzonder sterk grondrecht. Als daar inbreuk op zal worden gemaakt door de Staat, door de overheid, dan betekent dit dat de mensen wier huisrecht verloren dreigt te gaan, recht hebben op een effectief rechtsmiddel, an effective remedy, om daartegen op te komen. Ik verwijs wat dat betreft ook naar het advies van de Raad van State over deze wet. De Raad van State wijst erop dat aan zo'n effective remedy ook allerlei procedurele vereisten zitten. Je zult een proces van enige omvang en enige diepgang moeten hebben waaraan beide partijen op min of meer gelijkwaardige wijze kunnen deelnemen, voordat je kunt spreken van een effective remedy. Zo'n procedure is de toetsing vooraf door de rechter-commissaris absoluut niet. Daarin zit «m het probleem voor een groot deel.

Er is bijvoorbeeld alleen een inspanningsverplichting voor de rechter-commissaris om de krakers te horen. Ik denk dat louter een inspanningsverplichting niet voldoende is. Ik denk dat er een resultaatsverplichting zou moeten zijn, dat er gehoord móét worden tenzij de krakers aangeven dat niet te willen, bijvoorbeeld door niet te reageren op uitnodigingen waarvan vaststaat dat ze wel zijn aangekomen. Ik denk dat de krakers ook recht hebben op rechtsbijstand. Daarover is in dit wetsvoorstel helemaal niets geregeld. De krakers hebben recht op inzage in het dossier. Dat is onderdeel van een eerlijk proces. Daarover is in het wetsvoorstel niets geregeld. De krakers moeten de mogelijkheid hebben om zelf stukken aan te voeren of zelf stukken op te stellen of uit te zoeken naar aanleiding van het dossier. Ook daarover staat niets in het wetsvoorstel. Alles bij elkaar zullen de krakers ook tijd moeten krijgen om zich te verdedigen. Als je een hele procedure op wilt zetten binnen drie dagen, dan komt ook dat in de knel. En dan laat ik nog in het midden dat in het wetsvoorstel ook niet eens staat op welke wijze de rechter-commissaris moet toetsen. Naar mijn mening zou dat een integrale toets moeten zijn, en zeker geen marginale toets. Maar ik denk dat het hier aan de wetgever is om daar duidelijkheid over te geven, zodat we niet verschillende rechters-commissarissen gaan krijgen die daar verschillend over gaan oordelen. Dan krijgen we rechtsongelijkheid, en dat is ook niet de bedoeling.

Als je dit allemaal bij elkaar bekijkt, dan denk ik dat je moet concluderen dat krakers bij een dreigende strafrechtelijke ontruiming geen effective remedy, geen effectieve procedure hebben om die aan te kunnen vallen. Dat betekent dat deze toetsing vooraf niet voldoet aan de eisen van artikel 3 EVRM, en dan komen we terecht bij de procedure bij de kortgedingrechter. En dat is precies de procedure die we nu al hebben op basis van precies deze argumenten die ik nu aanvoer. Bij inbreuk op het huisrecht bestaat een recht om dat in een eerlijk proces aan te kunnen vechten. Ik denk dus dat het huidige wetsvoorstel aan de hele ontruimingsprocedure alleen maar een extra procedure toevoegt en verder inhoudelijk niks toevoegt, behalve dan een heleboel extra werk om hetzelfde resultaat te bewerkstelligen. Ik denk dat het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht dat al hebben aangegeven.

Er zijn nog twee andere punten die ik wil aanvoeren. Een daarvan sluit heel erg aan bij wat Jeroen zojuist zei, maar ik noem eerst het andere punt. Doordat het een eerlijk proces is waaraan de krakers collectief en op eigen initiatief deelnemen, heeft een kort geding ook als voordeel dat er over de uitslag ervan eigenlijk heel weinig problemen zijn. Er zijn niet veel appels. Dat is natuurlijk ook logisch, omdat er na de uitspraak van de kortgedingrechter al wordt ontruimd. Maar een van de dingen die ik in de praktijk heb gemerkt, is dat als de kortgedingrechter heeft gesproken, de meeste krakers zich daar dan ook bij neerleggen. «Oké, we hadden een geschilpunt. Wij vonden dat het pand leeg zou blijven staan. De rechter zegt: nee, er wordt snel genoeg in verbouwd of het wordt snel genoeg gesloopt. We hebben het verloren.» Je krijgt een vorm van acceptatie van de uitspraak. Dat is in een rechtstaat ook wat waard, meer dan wanneer er wordt ontruimd zonder dat er ooit een rechter inhoudelijk naar heeft gekeken, in ieder geval naar het gevoel van de krakers. Een groot voordeel is natuurlijk ook dat als je het strafrechtelijk aanpakt, in principe elke overtreder van het kraakverbod door de rechter-commissaris moet worden gehoord. Een kort geding waarbij het initiatief bij de krakers ligt, heeft als voordeel dat ze als collectief gezamenlijk optreden. Ook voor een advocaat is dat handig werken.

Dat was mijn ene punt. Het laatste punt dat ik wil maken is het volgende. Wat ik heel erg mis in dit wetsvoorstel is de inbedding in beleid tegen woningnood en tegen leegstand, want dat is natuurlijk toch het basisprobleem, met name op dit moment. De kranten staan vol van de problemen die starters hebben, ze staan vol van het gebrek aan woningen dat er op het ogenblik in Nederland is. Ik zou denken dat als je het kraken wilt verbieden, je niet alleen symptomen moet bestrijden, maar dat je ook de voedingsbodem weg moet nemen, en dat betekent inderdaad leegstand en woningnood ook aanpakken, gelijk met het kraken.

Ook bij de belangenafweging die een rechter-commissaris en nu een kortgedingrechter uitvoert, zal dat een rol spelen. Wat ik op dit ogenblik zie – en dat ziet u ongetwijfeld ook – zijn sterk stijgende woningprijzen. Ik kom uit de jaren tachtig. Ik woonde toen ook in Amsterdam en ik weet uit die tijd nog heel goed dat hoe harder de vastgoedprijzen stijgen, hoe groter de aanzuigende werking is voor speculanten om vastgoed op te kopen, leeg te laten staan en vervolgens met winst door te verkopen. Die kant gaat de woningmarkt en de vastgoedmarkt op dit ogenblik een beetje op. Met name daarom denk ik: als je dat echt wilt bestrijden, bestrijd dan ook de oorzaak en zorg ervoor dat er geen leegstand is. Als er namelijk geen leegstand is, dan heb je ook geen kraker. Dank u wel.

De voorzitter: Dank u en dank aan alle sprekers. Ik wijs de leden er nog even op dat we ook de VNG hadden uitgenodigd. Die hebben geen spreker afgevaardigd, maar er zit wel een position paper van de VNG bij de stukken. Ik wil het zo doen dat ik een rondje maak onder de leden om vragen te stellen. Geeft u daarbij zo mogelijk ook gelijk even aan, aan wie u de vraag stelt. Dan hoop ik dat de deskundigen even mee kunnen schrijven en daarna om de beurt de aan hen gerichte vragen kunnen beantwoorden. We hebben veel leden, dus het stellen van de vragen zal wellicht even duren. Maar ik hoop dat we dat binnen het komende uur kunnen afronden. Ik ga linksom en begin bij mevrouw Nanninga. Heeft u vragen?

Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga): Ik heb op dit moment geen vragen.

De heer Van Dijk (SGP): Dank u wel, voorzitter. Ik dank de inleiders ook voor hun heel heldere betogen. De vraag die bij mij toch bovenaan staat, ook gelet op de betogen vanuit het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak: grote twijfels over dit wetsvoorstel. U heeft daar ongetwijfeld ook goed contact over gehad met de indieners, die ook op zoek zijn naar een effectief kraakverbod. Waarom heeft u hen niet kunnen overtuigen? Waar zit dat in? Wat is de kracht van de andere kant van het verhaal? Kunt u daar nog iets over zeggen?

De voorzitter: Dank. En deze vraag stelt u aan het OM en aan de Raad voor de rechtspraak, denk ik? Ja, dank u wel. De heer Doornhof.

De heer Doornhof (CDA): Dank, voorzitter. Misschien toch even kort vooraf, want de termijn waarop we deze hoorzitting hebben gepland was behoorlijk kort. Ik wil namens het CDA dankzeggen aan de mensen die hebben ingesproken dat zij zo snel beschikbaar konden zijn, maar ook dank aan de griffie die daar zo veel werk voor heeft verzet.

Dan naar de inhoud. Ik heb een vraag aan mevrouw Van Aert. Zij heeft een niet mis te verstaan pleidooi tegen deze wet gehouden. Je zou het wetsvoorstel, als je de toelichting leest, kunnen zien als een klacht tegen met name uw organisatie, dat het in het verleden te traag is gegaan en dat er voorbeelden genoemd kunnen worden waarin het inderdaad tot die acht weken leidt en die enorme schade teweegbrengt die door mevrouw Noordermeer naar voren is gebracht. Ik miste eigenlijk een beetje zelfreflectie en ik miste ook een heel concreet antwoord op de vraag hoe dat dan wel beter kan in de toekomst, zonder het wetsvoorstel. Misschien kan die zelfreflectie en dat antwoord er alsnog komen?

De voorzitter: Dank u. Meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD): Dank u wel, voorzitter. We hebben hele heldere beschouwingen gekregen. Ik heb drie heel korte vragen, die alle drie te maken hebben met wat mij een gedachtefout lijkt.

Mijn eerste vraag wil ik aan mevrouw Van Aert stellen. Als we in het huidige artikel 551a Sv kijken, is dat een bevoegdheid, een kan-bepaling. Die kan-bepaling is ingevuld door de beleidsregels van 2010 van het OM, maar de kan-bepaling is er nog steeds. Het OM kan op een gegeven moment gebruikmaken van die bevoegdheid, maar het kan volgens mij ook gewoon de regeling van 2010 voortzetten. Mijn vraag is: waarom zou dat niet kunnen? Je gaat die kan-bepaling immers pas gebruiken na die acht weken, los van de situatie dat er spoed of wat dan ook is.

Dan heb ik een vraag aan de heer De Ridder. We hebben het erover gehad – de heer Wijngaarden heeft dat meer in technische zin uitgelegd – dat er een effectief rechtsmiddel moet zijn. Mijn gedachte is dat een effectief rechtsmiddel wordt ingesteld door degene die bescherming vraagt. Wat er nu in de wet zit, is gewoon een machtigingsprocedure, waarbij de rechter-commissaris kijkt of hij een machtiging geeft. Maar dat is een heel andere situatie dan dat mensen die bescherming van hun rechten wensen, zelf een initiatief kunnen nemen om hun recht te beschermen. De vraag is of er überhaupt, los van alles wat de heer Wijngaarden naar voren bracht, wel sprake is van een effectief rechtsmiddel in de zin van het EVRM.

Tot slot een vraag aan mevrouw Noordermeer. Het gaat de indieners om de betere bescherming van de eigenaarspositie, maar hoe kijkt zij ertegenaan dat de eigenaar nu geen procespartij is? Dat is toch eigenlijk heel apart. Dank u wel.

De voorzitter: Dank. Mevrouw Veldhoen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks): Dank, voorzitter. Dank aan de inleiders voor hun mooie inhoudelijke bijdragen op deze korte termijn. Ook van mij dank aan de griffie. Ik heb een vraag aan de heer De Ridder van de Raad voor de rechtspraak. Mevrouw Noordermeer geeft als belangrijkste argument waarom deze wet zou moeten worden ingevoerd, dat die snelheid in de procedure brengt. Ik heb gelezen – en meneer De Ridder zegt het ook hier – dat de rechter-commissaris niet binnen die drie dagen kan beslissen, maar dat dat een of twee welken zal duren. Ik heb ook gelezen dat het in de praktijk met het kortgeding nu meestal zo'n twee à drie weken duurt voordat er kan worden overgegaan tot ontruiming. Kunt u nog iets zeggen over de gestelde tijdswinst? Die is kennelijk het belangrijkste argument voor deze wet. Is dat argument reëel? Is er daadwerkelijk tijdwinst? En weegt een tijdwinst van één week op tegen de nadelen van deze wet? Kunt u daar nog iets over zeggen? En kunt u ook iets zeggen in reactie op het argument van mevrouw Noordermeer van de wooncarrousel? Als ik de stukken goed lees, heb ik begrepen dat er ook voldoende middelen voor zijn om daartegen op te treden. Kunt u daar ook nog een reactie op geven vanuit de Raad voor de rechtspraak? Dank u wel.

De voorzitter: Dank u. De heer arbouw.

De heer arbouw (VVD): Dank, voorzitter. Dank aan de inleiders voor hun bijdrage. De VVD vindt met name de positie van die eigenaar van groot belang, zoals mevrouw Noordermeer al aangaf. Wat je in de praktijk ziet, is dat uiteindelijk die eigenaar met een grote hoop schade zit, die ook nergens meer te verhalen is, ook niet bij verzekeringsmaatschappijen, want die trekken gewoon hun polis in. Dat is voor ons wel een belangrijk punt in deze zaak. Hoe kun je nu die termijnen verkorten, zodat uiteindelijk die schade beperkt wordt en een eigenaar dat verhaal ergens kan halen? Van het Openbaar Ministerie zou ik vanuit dit punt nog willen horen of naar mening van het OM het verhalen van die schade in die wetgeving in voldoende mate een plek heeft gekregen.

Het tweede punt is dat we het heel veel over Amsterdam hebben, maar deze wetgeving geldt natuurlijk voor heel Nederland en voor alle gemeenten. Bij de initiatiefnemers klinkt een beetje door dat het gaat over hoe die wetgeving uiteindelijk door de verschillende bevoegde gezagen, door de gemeentebesturen wordt opgevolgd. Ik hoor graag van zowel de officier van justitie als van het OM of op dit punt in de samenwerking tussen organisaties wellicht ook een knelpunt zit. Dank u wel.

De voorzitter: De officier van justitie en het OM is hetzelfde. Ik neem aan dat u doelt op het OM en de Raad voor de rechtspraak?

De heer arbouw (VVD): Exact, ja. Sorry.

De heer Janssen (SP): Ook dank namens mij. Ik sluit mij aan bij alle dankzeggingen vooraf. De inbrengen waren duidelijk. De inbreng van de VNG was voor mij ook duidelijk. Ik heb een concrete vraag aan mevrouw Noordermeer. Ik snap wat zij als het belang naar voren probeert te brengen, maar als uit de praktijk zal blijken – wat nu vooraf wordt aangegeven – dat het langzamer, complexer, duurder en onzekerder wordt en dat de schade daardoor eerder toe zal nemen in plaats van dat die kleiner wordt, kan mevrouw Noordermeer dan nog aangeven wat het belang van haar achterban zou zijn om toch voor dit wetsvoorstel te zijn? We zien dan namelijk in de praktijk dat het een achteruitgang in plaats van een vooruitgang gaat betekenen. Ik zou graag willen dat mevrouw Noordermeer daar nog op reflecteert.

De heer Dittrich (D66): Dank aan alle insprekers en ook aan de VNG. Het zijn duidelijke verhalen. Ik sluit mij aan bij de vragen aan mevrouw Noordermeer. Ik hoor daar graag een toelichting op.

Ik wil een vraag stellen aan de heer Jeroen van der Poel. Hij had een interessant verhaal over leegstandsbeheer. Hij zoomde daar eigenlijk een beetje uit, van het wetsvoorstel weg, en keek naar wat we in de maatschappij kunnen doen om frictieleegstand tegen te gaan, zodat ook kraken moeilijker wordt. Maar ik heb hem eigenlijk niet zo veel horen zeggen over het wetsvoorstel zelf dat wij hier moeten beoordelen. Dus zou meneer Van der Poel daar toch nog eens op kunnen ingaan, gehoord de bezwaren van het OM, de rechtspraak en de advocatuur over met name dit wetsvoorstel?

De heer Recourt (PvdA): Ik sluit mij uiteraard aan bij alle dankzeggingen. Veel vragen zijn al gesteld. Als een-na-laatste heb je het voordeel om een beetje te kunnen reflecteren. Dan zie je een aantal voordelen van de wet, maar er zijn vooral veel nadelen benadrukt. Als je dat dan van een afstand bekijkt – dat vraag ik vooral aan mevrouw Van Aert – kan je dan niet zeggen dat het recht van krakers, waar dat nu in ongeveer een kwart van de gevallen actief door een rechter vooraf getoetst wordt, in 100% van de gevallen actief vooraf getoetst gaat worden en daarmee eigenlijk versterkt wordt? Dus dat het netto-effect van de wet, met alle voor- en nadelen, eerder een versterking van de juridische bescherming van krakers is dan een verzwakking?

Mevrouw Bezaan (PVV): Ook van mijn kant dank aan alle sprekers en de organisatie. Ik heb een vraag aan mevrouw Van Aert. U heeft het er in uw verhaal over dat de werkdruk voor het OM, de rechtbank en de politie toeneemt. Zit het probleem in dezen niet eerder in een tekort aan middelen?

De voorzitter: Dank voor alle vragen. Dan geef ik nu graag de sprekers weer het woord. Ik wil dat weer in dezelfde volgorde doen, dus te beginnen met mevrouw Van Aert.

Mevrouw Van Aert: Dank u wel. Ik heb een hele hoop vragen gehoord. Ik heb zo goed mogelijk proberen mee te schrijven. Laat ik eerst beginnen met de vraag van de heer Van Dijk. Waarom heb je de indieners niet kunnen overtuigen? Dat is mij inderdaad niet gelukt. In het gesprek dat ik daarover met hen heb gevoerd, merkte ik dat de kraakzaken in 2019, die vooral in Amsterdam zo de aandacht kregen, een enorme mediahype werden. Het werd zowel in de gemeenteraad in Amsterdam als landelijk een politieke discussie. Die discussie was niet gebaseerd op feiten. Waar het wat mij betreft echt is misgegaan, is dat het werd ingehaald door alles wat eromheen plaatsvond, terwijl het feit was dat er in al die zaken echt een reden was waarom we op dat moment niet konden ontruimen en waarom er op dat moment geen spoedsituatie was. Dit was ook ingegeven door het beleid dat op dat moment in Amsterdam gold, namelijk: we treden niet op bij heterdaad en we maken geen jacht op vreemdelingen. Dit waren twee hele cruciale punten, waardoor op dat moment de situatie was dat er niet zo werd opgetreden. Dat is het ten aanzien van de vragen van de heer Van Dijk.

Dan heb ik eigenlijk het tweede ook al een beetje meegenomen. Is het nu meteen al aan de andere sprekers om daar iets over te zeggen, of hoe wilt u dat?

De voorzitter: Ja, graag.

Mevrouw Van Aert: Bedoelt u de andere vragen of de andere sprekers?

De voorzitter: Alle aan u gestelde vragen, graag.

Mevrouw Van Aert: Dan kom ik meteen bij de tweede vraag over de zelfreflectie bij het Openbaar Ministerie. Wat mij betreft is dat een hele terechte vraag. Daar ben ik wel enigszins mee begonnen. Want dat er in 2019 heel veel panden waren gekraakt en het OM niet optrad, hing samen met het beleid dat we op dat moment in Amsterdam hadden. Toen kwamen eigenlijk alle zaken in Amsterdam ineens in de media. Het niet optreden op heterdaad betekende gewoon dat je op tv zag dat de politie naast de deur stond te wachten, terwijl krakers hun spullen naar binnen brachten. Dit was een vreselijke situatie die voor niemand prettig was op dat moment, maar geheel conform het beleid was: we treden niet op op heterdaad, juist om te voorkomen dat we openbareordeverstoringen hebben. Dat werkte eigenlijk jarenlang heel goed, maar dat ging dus in 2019 mis. Dat hield ook verband met het feit dat de We Are Here-groep, actief, kraken tot een wooncarrousel had gemaakt. Het beleid was dat we geen jacht maakten op vreemdelingen, omdat zij eigenlijk een andere politieke discussie zijn. We wilden kraken daarmee niet verwarren. Maar de praktijk was dat die vreemdelingengroep op het moment dat ik een pand had ontruimd, een nieuw pand kraakte. Elke keer als er een uitspraak was van een kortgedingrechter, vertrokken ze vrijwillig. Dus in die situatie voelden wij ook geen noodzaak om die krakers aan te houden vanwege de consequenties die het ook had. Het paste ook niet in het beleid.

Het beleid was dus op dat moment zo gericht dat we daar eigenlijk niets mee deden en niets mee konden. Maar daar is dus verandering in aangebracht, omdat de Amsterdamse driekhoek ook zei: «Wij willen dit niet. Wij willen kraken niet als een woonmodel. Wij willen hier iets aan doen, dus we gaan nu optreden op heterdaad en kraken mag niet risicoloos en anoniem zijn.» We hebben het beleid dus zodanig aangepast dat de effecten enorm zijn, namelijk een enorme afname. Want krakers reageren nou eenmaal op een feitelijke situatie; een feitelijke situatie die effect heeft voor andere zaken. Dus als zij zien dat wij krakers aanhouden, dan wordt er vervolgens minder gekraakt, want dat wereldje is best wel klein. Dat weten ze van elkaar. Dus het resulteerde in een hoop minder kraken nadat we wat aanhoudingen hebben gedaan en hebben voorkomen dat het lang duurt. Er zijn ook afspraken gemaakt met de rechtbank. Kraken worden niet meer over een lange tijd op zitting gepland. We hebben nu gewoon binnen twee of drie weken een kort geding én direct een uitspraak. Dat is een enorme winst.

Dan ten aanzien van de vraag van de heer Nicolaï. Die ging over de kan-bepaling in 551a. Dat kan ik niet helemaal volgen, omdat de beleidsregels vervallen door de nieuwe wet. De beleidsregels worden eigenlijk tot een soort van wet gemaakt. Het zal nog steeds zo zijn dat het Openbaar Ministerie als opportuniteit zal overwegen of er wel of niet ontruimd gaat worden. Op dit moment zal er in Amsterdam altijd worden ontruimd op het moment dat een eigenaar aangeeft dat hij een belang heeft tot ontruiming. In Amsterdam is het concrete beleid dat we niet ontruimen voor leegstand. In Amsterdam is dat heel sterk, maar ook in de rest van het land speelt dat een rol, omdat ook daar een rechter bij de belangenafweging nooit zal ontruimen als het pand vervolgens leegstaat. Maar het Openbaar Ministerie in Amsterdam treedt altijd op op het moment dat een eigenaar plannen heeft met een pand. Wij zullen dan dus niet zeggen dat we niet optreden. In de nieuwe wet zal dat mogelijk anders kunnen zijn, omdat wij keuzes moeten maken in opsporing. Als kraken dan zoveel werk gaat kosten, dan zou het zomaar eens kunnen zijn dat de opsporingskeuze een andere kant gaat uitvallen.

Dan heb ik, denk ik, nog twee vragen. We hebben het inderdaad over de vraag waarom het nou over Amsterdam gaat. Dat is eigenlijk vooral omdat het grootste deel van het aantal kraken plaatsvindt in Amsterdam. Als je de memorie van toelichting leest, dan zie je dat het grootste probleem in de snelheid zat in de Amsterdamse kraakwereld. Daar ging het niet goed. In Amsterdam is dus ook echt strikt beleid over hoe we omgaan met kraken, anders dan in de rest van het land. In de rest van het land zijn er af en toe een aantal zaken die langskomen en die eigenlijk niet zo'n effect hebben op de verdere bedrijfsvoering. Vandaar dat het vooral over Amsterdam gaat. Daarnaast is kraken gewoon lokaal maatwerk. De Amsterdamse burgemeester heeft daar meer belang bij, omdat er in het verleden heel veel openbareordeverstoringen zijn geweest. Het belang om geen openbareordeverstoringen te hebben en om daar ook over mee te denken is dus nogal van belang. Ik denk dat de Amsterdamse krakerswereld misschien iets steviger is; ik weet niet of ik dat goed zeg, maar we hebben wel een aantal groepen gezien die echt gebruikmaken van al hun rechten. Dat is denk ik anders dan in de rest van het land.

Dan ten aanzien van de vraag van de heer Recourt over het recht van krakers. Hij heeft een punt als hij zegt dat het zou kunnen leiden tot een juridische versterking. Nu kiezen krakers heel vaak eieren voor hun geld. In 30% van de gevallen stellen ze een kort geding in, maar in andere zaken niet. In die kortgedingzaken doen ze dat misschien op basis van de gedachte dat ze zelf geen recht hebben, of in ieder geval een recht dat niet getoetst wordt door een rechter. Straks zullen al die rechten worden getoetst in elke zaak. Dat is dus nogal wat. Voor een kraker levert dat natuurlijk meer rechtsbescherming op. Het zou natuurlijk ook zo kunnen zijn dat het Openbaar Ministerie weleens wat meer op de vingers wordt getikt.

Dat was het voor nu.

De voorzitter: Dank. Dan gaan we naar de heer De Ridder voor de beantwoording van de aan hem gestelde vragen.

Mevrouw Bezaan (PVV): Excuus, voorzitter, maar ik had ook nog een vraag gesteld.

De voorzitter: Herhaalt u die vraag.

Mevrouw Bezaan (PVV): Mevrouw Van Aert, u vertelde dat u dacht dat de werkdruk bij het OM, de rechtbank en de politie zou toenemen. Mijn vraag daarover was of dit puur een kwestie is van middelen. Of zou het een kwestie van middelen kunnen zijn?

Mevrouw Van Aert: Excuus dat ik deze vraag was vergeten. De opsporingscapaciteit is op dit moment schaars. Dat geldt niet alleen voor het Openbaar Ministerie, maar ook voor politie en de rechtspraak. Daar moeten keuzes worden gemaakt. Op dit moment is kraken een rustige portefeuille. In 2019 was ik hier fulltime mee bezig. Het was gewoon een dagtaak om al die panden te ontruimen. Nu is dit beheersbaar en kun je het naast je werk doen, maar ik vrees gewoon dat we straks weer een officier van justitie nodig hebben die hiermee aan de slag moet. Dat is in tijd. Verder hebben wij voldoende middelen – als ik middelen uitleg als bevoegdheden – om daadwerkelijk op te treden. Het probleem zat wat mij betreft in de termijn, namelijk dat het te lang duurde dat de rechtbank kort gedingen plande. Die termijn is in de werkafspraken verkort. Daarbij is gezegd: we gaan pas ontruimen op het moment dat een kort geding heeft plaatsgevonden, zodat er geen openbareordeverstoringen plaatsvinden; krakers vertrekken vrijwillig. Het is een heel werkbare afspraak, die voor iedereen heel prettig is.

De voorzitter: Dank. Dan de heer De Ridder.

De heer De Ridder: Dank, voorzitter. De vraag was niet aan mij gesteld, maar ik vond het een intrigerende vraag van de heer Recourt of dit niet zou leiden tot een extra rechtsbescherming van krakers. Naar aanleiding van de reactie van mevrouw Van Aert zou ik hieraan willen toevoegen dat dit misschien wel zo is. Het vervelende of het nare is dat we dat met z'n allen nooit zullen weten. Waar een kort geding openbaar is en waar een kort geding een uitwisseling is van standpunten ter zitting, waar een rechter beide standpunten aanhoort, daarover vragen stelt en advocaten van beide partijen aan het woord kan laten en waar rechtsontwikkeling plaatsvindt, is dit in de procedure bij de rechter-commissaris allemaal niet aan de orde. De rechter-commissaris hoort, en partijen zullen maar moeten afwachten wat de ander heeft gezegd en hopen dat dit in de beslissing van de rechter-commissaris allemaal goed en duidelijk wordt opgeschreven. Deze vraag was niet aan mij gesteld, maar het schoot mij ineens te binnen. Ik dacht: daar moet ik toch iets over zeggen.

Een aantal vragen aan mij gingen over de tijdwinst. Ik denk dat dit de kracht is die de indieners zien in het wetsvoorstel. Hoe kun je een procedure die nu wekenlang duurt – er wordt ergens over acht of tien weken gesproken – terugbrengen naar drie dagen? Dat is natuurlijk enorm aantrekkelijk. De hier aanwezigen zullen het allemaal begrijpen. We kennen allemaal de beelden. Natuurlijk is het heel aantrekkelijk. Daar passen twee antwoorden op. Die drie dagen zijn niet heel realistisch, en dan zeg ik het voorzichtig. Ik denk echt dat dit illusoir is. Twee. Die lange termijn is inmiddels teruggebracht tot een paar weken. Ik denk dat er de facto geen tijdwinst van betekenis zal optreden. Daartegenover zie ik alle bezwaren – daar heb ik daarstraks al over gesproken – wat er kan gebeuren als je een rechter-commissaris opzadelt met het horen van krakers. Hoe krijgt hij de krakers naar de rechtbank? Hoe gaat het oproepen? Dat alles bij elkaar kan nog weleens leiden tot een langere procedure, terwijl het kort geding een instrument is dat al honderd jaar bestaat. Dat kennen we wel met elkaar.

De vraag van de heer Nicolaï was interessant. Ik denk wel dat je uit de rechtspraak van het Europees Hof kan afleiden dat het gedwongen verlies van je huis zo'n verregaande inmenging is in het huisrecht dat je de mogelijkheid moet hebben om de proportionaliteit van die maatregel te laten toetsen door de rechter voordat het zover komt. Het is immers een onomkeerbare inbreuk. Dat laatste zeg ik nog even met nadruk, als dat nodig is. In de toelichting zag ik dat daarover wordt gezegd dat je hersteld kunt worden, maar dat is in de praktijk echt niet aan de orde. Er zal geen eigenaar zijn die na ontruiming tegen een kraker zegt: joh, kom maar weer binnen. Dat is gewoon niet logisch. De Hoge Raad is er tien jaar geleden – ik noemde net de datum – van uitgegaan dat het onomkeerbaar is. Dat effectieve rechtsmiddel is dus dat de proportionaliteit door de rechter getoetst kan worden. Onder omstandigheden zou dat ook kunnen, anders dan in een kort geding, maar dan gaat het wel over een volle toetsing. De vraag is natuurlijk wel – de heer Wijngaarden maakte daar ook een opmerking over – of zo'n procedure zoals die nu voorzien wordt, wel de volle toetsing is. In de tekst van de toelichting lijkt dit toch een beetje naar een marginale toetsing te gaan. Dat is echt niet aan de orde. Bij zo'n inbreuk hoort een volle toetsing.

Dan was er nog een vraag over de samenwerking tussen partijen. Ik heb niet heel veel zicht op hoe partijen, zoals die in de driehoek, met elkaar samenwerken. Wel hebben we concretere afspraken gemaakt – dat is net ook opgemerkt – over binnen welke termijn er een kort geding komt en wanneer we uitspraak kunnen doen. Daar moet wat stroomlijn en tempo in gemaakt geworden. Dat werkt. Die termijn is aanzienlijk korter geworden dan voor die tijd.

Dan nog even over de wooncarrousel. Het bestrijden van de wooncarrousel is natuurlijk ook een kwestie, zoals mevrouw Van Aert net ook zei, van het inzetten van het instrument van de onmiddellijke ontruiming, die de politie kan doen bij de betrapping op heterdaad. Als je dat instrument inzet, is in de rechtsontwikkeling nu een periode van ongeveer 24 uur genomen. Als je binnen 24 uur optreedt, is er nog geen woonrecht ontstaan en is er nog geen ongestoord woongenot ontstaan. Dan mag je als politie ontruimen. Er was een keus om dat niet te doen, maar die keus en het beleid zijn nu veranderd. Daarmee heb je een effectief middel tegen de wooncarrousel. Dat blijkt ook in de praktijk, want we zien de wooncarrousel in de praktijk niet meer.

De vraag of dit een typisch Amsterdams probleem is, is niet aan mij gesteld, maar ik geloof dat daar al antwoord op is gegeven. Er zijn heel veel typisch Amsterdamse problemen, maar dit is wel een grotestadproblematiek. Die komt heel veel voor in Amsterdam, maar die komt ook voor in andere grote steden. Ik denk wel dat het in ieder geval in the public eye een Amsterdams probleem genoemd mag worden. Meneer Van der Poel maakte een opmerking dat antikraak zelfs een businessmodel is dat vanuit Nederland geëxporteerd is naar heel Europa. Nu wordt er vanuit Nederland heel veel geëxporteerd naar heel Europa, maar dit is een van de goede dingen die het strafrecht heeft opgeleverd.

Ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord, maar mocht iemand zich niet gehoord voelen, wil ik dat graag rechtzetten.

De voorzitter: Ik zie geen vingers, dus ik ga er ook van uit dat dit het geval is. Vervolgvragen wil ik straks even doen. Mevrouw Noordermeer, u had ook een paar vragen.

Mevrouw Noordermeer: Voordat ik kom op de vragen die zijn gesteld, wil ik vooraf aangeven dat het op dit moment heel erg gaat over het huisrecht. Maar er is ook het eigendomsrecht. Daarbij wil ik aangeven dat ook eigenaren natuurlijk niet ervoor zijn om het pand leeg te laten staan. Zij gaan met eigen risico en met eigen geld vaak een pand verhuren. Leegstand is voor hen geen optie. Wel mag een eigenaar verwachten dat hij in het geval van kraken, dat een misdrijf is en in het strafrecht zit, mag steunen op een overheid die ook voor de eigenaar opkomt. Dat is wat voor ons het allerbelangrijkste is. Ik begrijp de discussie over de drie dagen, ik begrijp ook dat het OM er misschien meer werk aan heeft, maar het is voor ons heel belangrijk dat het sneller zal kunnen gaan, dat het geen vertraging oplevert en dat de schade wordt beperkt. Dat is eigenlijk wat voor ons in deze wetswijziging het belangrijkste is.

De eigenaar is geen procespartij. Dat is zo, maar hij heeft ook zijn civiele mogelijkheden en misschien zelfs een bestuursrechtelijke mogelijkheid. Omdat kraken een misdrijf is, ligt het in eerste instantie in de strafrechtelijke sfeer. Dat is toch iets waar een eigenaar op steunt. Als mensen ons bellen, kleine of grote beleggers, dan is er altijd paniek. Wat moet ik doen? Moet ik aangifte doen? Hoe gaat dit verder? Wat doet de overheid voor mij? Hij moet dan eerst wachten op een kort geding. Ik begrijp van alle kanten dat er natuurlijk huisrecht is en dat er eigendomsrecht is, maar voor ons is het van belang dat het versneld wordt, dat die schade wordt beperkt. Misschien is er nu geen wooncarrouselpraktijk – er is geen leegstand want er is woningnood – maar misschien komt die weer wel. En dan is er wel weer een gelegenheid om … Ik denk dat het goed is om dit nu te regelen.

Er mag niet meer schade ontstaan doordat het langer gaat duren. Wij gaan ervan uit dat de wet een versnelling kan opleveren en daarmee een slagvaardiger beleid voor de eigenaar. Wat ons betreft kan het niet zo zijn dat het dan langer gaat duren en dat er meer schade ontstaat. De eigenaar lijdt al veel schade en zou meer schade lijden, want hij krijgt een pand terug dat hij bij wijze van spreken niet meer terug kent. Hij zit daarmee. Het is belangrijk dat dat ook wordt benadrukt, buiten het huisrecht om. Er is natuurlijk ook gewoon eigendomsrecht. Dat staat voor ons voorop. Wij kunnen niet kijken naar de capaciteit die er zal zijn, maar wij weten wel dat het eigendom van de eigenaar ook belangrijk is.

Ik hoop hiermee de vragen te hebben beantwoord. Dank voor de aandacht.

De heer Nicolaï (PvdD): Voorzitter, ik heb een vraag gesteld die niet is beantwoord. Ik hoor mevrouw Noordermeer praten over de belangen van de eigenaar, over schade enzovoort, maar wie brengt die belangen in in die procedure die nu in het wetsvoorstel voorzien is? De eigenaar is geen procespartij. Realiseert u zich dat eigenlijk wel?

Mevrouw Noordermeer: Dat realiseer ik mij, maar dat is natuurlijk nu ook al zo. Wij verwachten dat de overheid in het strafrechtelijk proces ook die versnelling ziet waar wij voor zijn.

De voorzitter: Dank. De heer Van der Poel heeft ook een paar vragen gekregen.

De heer Van der Poel: Volgens mij was het er eentje, van de heer Dittrich. Hij vroeg mij om nader in te gaan op het wetsvoorstel zelf en de juridische elementen daarin. Laat ik vooropstellen dat ik geen jurist ben. Ik kijk er heel pragmatisch naar vanuit de praktijk. Het is mijn stelling dat krakers opportunistisch zullen reageren. Dat is een inherent element van kraken. Zij zoeken kansen en zij zullen nieuwe juridische aanknopingspunten zoeken en vinden. De deskundigen die veel meer weten van die gedetailleerde rechtsgang, hebben die al geschetst. Bovendien zijn krakers uitstekend in staat om het reactievermogen lokaal in te schatten. Zij kijken gewoon hoe het rechterlijk systeem lokaal omgaat met kraken en hoe de politieke context is. Zij delen die kennis ook. Die dynamiek ga je niet veranderen, die blijft. Als er dan serieuze zorgen zijn over de nieuwe aanknopingspunten die deze wijziging biedt, dan ga ik mee met de deskundigen dat je moet twijfelen aan nut en noodzaak van deze wet. Dat zeg ik even door hier heel goed te luisteren en naar de praktijk te kijken.

Dan nog even mijn opmerking over de internationale context. Ik heb die niet voor niks gemaakt. Kraken is overal een probleem, zeker in landen met echt grote steden. Wij hebben natuurlijk geen echt grote steden vergeleken met Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië. Daar is die kraakproblematiek nog veel heftiger en vaak ook verweven met criminaliteit. Dat is heel moeilijk uit te roeien. Neem van mij aan: dat hebben al die landen allang geprobeerd en het is ze niet gelukt. Ik denk dus dat we niet moeten denken dat we dit even zouden kunnen repareren met een onderdeel in de wet. Daarmee zijn onze problemen niet opgelost. Als ik luister naar de deskundigen en vanuit mijn perspectief kijk naar de praktijk, dan lijkt me dit geen handige wijziging in de wet.

De voorzitter: Dank. Ik weet niet of er vragen waren voor de heer Wijngaarden. Misschien dat hij dit alles gehoord hebbend nog iets wil zeggen.

De heer Wijngaarden: Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Even een hele korte opmerking. Ik heb het net nog eventjes opgezocht. Het gaat vooral om de versnelling. Ik heb even gekeken hoe het in het strafrecht zit. De snelrechtprocedure duurt maximaal zeventien dagen. Dat is ongeveer waar we op dit ogenblik op zitten als het gaat om een ontruimingsprocedure, inclusief het kort geding. Als je het huisrecht wilt respecteren, dan kun je daar gewoon niet onder gaan zitten. Als je de problemen van het kraken voor eigenaren wilt beperken, dan zul je de oplossingen ergens anders moeten zoeken dan in het nog verder verkorten van de procedure. Ik denk dat het niet haalbaar is. Je moet het eerder zoeken in oplossingen voor de woningnood en de leegstand. Dat wilde ik nog even toevoegen.

De voorzitter: Dank. Dan een tweede vragenronde. Ik ga nu rechtsom en begin bij de heer Janssen.

De heer Janssen (SP): Wat een verrassing, voorzitter. Ik wil nog even doorvragen bij mevrouw Noordermeer. Zij zegt: wij willen sneller en minder schade. Dat snap ik ook vanuit haar oogpunt. Wij horen en in de praktijk zal blijken dat het niet sneller kan en dus ook niet met minder schade. En dat is niet alleen een capaciteitsprobleem bij het OM, bij justitie of bij de rechterlijke macht is. Wat zou dan nog het belang zijn van een achterban als we kijken naar de huidige praktijk versus een onzekere praktijk die vanwege de rechtsbescherming alleen maar langer gaat duren en dus ook meer schade oplevert. Ik hoorde mevrouw Noordermeer zeggen: het moet niet langzamer worden en met meer schade. Maar als dit uit de praktijk zou blijken, is het dan nog steeds een goed idee om voor deze wet te zijn?

De voorzitter: Misschien kunnen we uit praktische overwegingen deze vraag direct laten beantwoorden.

Mevrouw Noordermeer: Dank u wel, voorzitter. Het is een aanname dat het zo is dat het tot meer schade zal leiden en dat het langzamer is. Dan is er natuurlijk niemand voor. Maar zo zien wij het niet. Ik ben het helemaal met u eens. De wetswijziging is wat ons betreft een reparatie op een versnelling. Er is geen middel van een kort geding. Het blijft bij de overheid die dit afweegt, inclusief de belangen van de eigenaar. Dat zal op een secure manier en zorgvuldig gaan. Als het tot een versnelling leidt, zijn wij daarvoor.

De voorzitter: Dank. De heer Nicolaï had nog een vraag.

De heer Nicolaï (PvdD): Ik heb nog twee vragen, één aan mevrouw Van Aert en één aan de heer De Ridder. Ik denk dat mevrouw Van Aert mijn vraag niet helemaal goed begrepen heeft, maar dat zal aan mij gelegen hebben. Onder de huidige wet begint het met een schriftelijke aankondiging van het OM waarin vermeld wordt dat ontruiming zal plaatsvinden binnen acht weken na aankondiging, doch niet binnen de eerste zeven dagen van de termijn. Dat is op dit moment het beleid. Waar volgt nou uit de wet dat dat dat niet gewoon voortgezet kan worden? Dat is mijn vraag. Dat sluit ook een beetje aan bij wat de heer Wijngaarden naar voren bracht. We krijgen straks situaties waarin er ook nog een kort geding aangespannen zal worden, dus je kan je voorstellen dat het beleid gewoon blijft zoals het is. Uit de wet volgt helemaal niet dat dat verboden is. Als er binnen een week geen kort geding wordt aangespannen, gaat de bepaling die nu is ingevoerd, gelden. Dan komt er in ieder geval ambtshalve nog een toetsing door de rechter-commissaris. Dus dat is mijn vraag, ter verduidelijking.

De voorzitter: Misschien kunnen we eerst even deze vraag doen en dan de volgende.

De heer Nicolaï (PvdD): Ja, graag.

Mevrouw Van Aert: Als ik de wet erbij pak, lees ik in artikel 551a, tweede lid dat er in alle gevallen een machtiging wordt verleend. Dat betekent – dat heb ik ook begrepen uit de memorie van toelichting – dat er in alle gevallen waarin ik op dit moment een bevel tot ontruiming geef, nu sprake zal zijn van een vordering aan de rechter-commissaris. Dat geldt voor alle gevallen. Zo heb ik het in ieder geval begrepen.

De heer Nicolaï (PvdD): Dat ben ik helemaal met mevrouw Van Aert eens, maar dat gaat pas spelen op het moment dat je dat bevel wil gaan geven. Mijn punt is dat nergens staat... De termijnen die genoemd worden voor die drie dagen gaan gelden op het moment dat de procedure in gang is gezet, maar het OM zou ook gewoon kunnen zeggen: we gaan die procedure niet starten; wij geven de gelegenheid om een kort geding te beginnen en we gaan de procedure pas na een week starten, als dat kort geding niet is begonnen. Dat is mijn vraag.

Mevrouw Van Aert: Ik vind het een interessante vraag, want zo heb ik het totaal niet bekeken. Maar als ik dat even doorvertaal naar de praktijk, dan zou dat impliceren dat ik de nieuwe wet naast mij neer zou leggen om het beleid dat achterhaald is – dat lees je in de toelichting – of niet meer zou gelden, toch voort te zetten. In mijn optiek past dat niet bij de bedoeling van de wetgever, maar misschien kan de heer De Ridder dat nog aanvullen. Ik zie zijn hand.

De voorzitter: Misschien kan de heer Nicolaï de vraag ook meteen aan de heer De Ridder stellen om een en ander wat te versnellen.

De heer Nicolaï (PvdD): Ik hoorde de heer De Ridder nog een keer uitleggen dat het moet gaan om een volle toetsing en daar was ik blij mee. De vraag is of datgene wat nu is vormgegeven in het wetsontwerp, wel een volle toetsing is.

Maar mijn vraag was eigenlijk een andere en daar had ik voor mijn gevoel nog geen antwoord op gekregen. Als je praat over een effectief rechtsmiddel, dan is dat een rechtsmiddel dat degene die bescherming nodig heeft, gaat instellen. Dat mis ik in dit wetsontwerp. Dit is in feite niks anders dan een procedure die erop gericht is om te toetsen of de officier van justitie zijn werk goed doet. Maar het is niet een effectief rechtsmiddel dat bedoeld is voor degene die om bescherming van zijn rechten vraagt. Dat de bescherming van die rechten in deze procedure mogelijk aan de orde kan komen, maakt nog niet dat het een rechtsmiddel is dat degene die bescherming nodig heeft, kan instellen. Dat was mijn vraag.

De heer De Ridder: Ik stak net de virtuele hand op, omdat het gedachte-experiment van de heer Nicolaï interessant is. Stel dat de officier zegt: «Ik kondig de ontruiming aan, maar ik wacht even af of er een kort geding komt. Zo niet, dan ga ik een machtiging bij de rechter-commissaris vragen.» De rechter-commissaris gaat dan doen wat de rechter-commissaris wordt geacht te doen, zoals een volle toetsing enzovoort. Maar het wordt bijzonder als er wel een kort geding wordt aangespannen. Wat zegt de kortgedingrechter dan? De kortgedingrechter zal zeggen: het is leuk dat u een ontruiming aankondigt; gaat uw gang, maar is er al een machtiging van de rechter-commissaris? Als die machtiging er niet is, zal de kortgedingrechter zeggen: welk spoedeisend belang heeft u als kraker? Ik val nu midden in deze gedachtewisseling, dus misschien zie ik het verkeerd, maar ik denk dat een kortgedingrechter dan zal zeggen: er is geen spoedeisend belang; er is gewoon een procedure bij de rechter-commissaris, dus wacht die maar af. Overigens, al zou de kortgedingrechter zeggen «alle belangen afwegende mag er ontruimd worden», dan heeft de officier van justitie nog niks, want die heeft nog steeds geen machtiging. Het stapelen van procedures leidt tot niets anders dan een stapeling van procedures. Ik hoop dat ik deze vraag wel goed begrepen heb.

Dan uw andere vraag. De heer Wijngaarden zal mij corrigeren als ik het verkeerd zeg, maar het klopt dat ervan wordt uitgegaan dat als een rechterlijke toetsing heeft plaatsgevonden... Dat hoeft niet eens op initiatief te zijn van degene in wiens recht wordt getreden. Als er een vordering is tot ontruiming en er een volledige toetsing plaatsvindt, waarbij er natuurlijk een afweging is tussen de bescherming van het huisrecht van de een en de bescherming van het eigendomsrecht van de ander, dan voldoen we aan de Europeesrechtelijke verplichting. Het is niet zo dat je daar alleen maar aan voldoet als degene in wiens recht getreden wordt, zelfstandig een rechtsmiddel instelt.

De heer Nicolaï (PvdD): Voorzitter, mag ik daar nog één vraag aan koppelen? Misschien is het een beetje bestuursrechtelijk, maar in feite gaat de rechter-commissaris als een soort bestuursrechter beoordelen of de bevoegdheid van de officier van justitie hier mag worden uitgeoefend. Dat is een ander geschilpunt dan het punt dat een rechter moet oordelen over het huisrecht tegenover de rechten van de eigenaar.

De heer De Ridder: Misschien mag ik daar nog één keer op reageren. In essentie is dat juist. Een deel van het werk van de strafrechter en de rechter-commissaris is het toetsen van de inzet van bevoegdheden door de overheid. Dat heeft een bestuursrechtelijke equivalent, of het nu gaat over de vraag of je een huiszoeking mag doen of een telefoon mag tappen. Daar zitten zeker bestuursrechtelijke trekken aan, maar de kern van de vraag en de beslissing van de rechter-commissaris ligt in de proportionaliteit, in het afwegen van de verschillende grondrechten: het eigendomsrecht en het recht op woongenot. Ik kan nog een aantal van die rechten opnoemen, maar in dezen gaat het echt daarom.

De voorzitter: Dank. Ik zag net een handje op het scherm, maar dat scherm is voor mij zo ver weg dat ik niet kan zien wie zijn hand opstak. Het is nu ook weer weg. O, mevrouw Van Aert.

Mevrouw Van Aert: Ik las het wetsartikel er net nog even op na en daarin staat dat ik pas een bevel kan geven na machtiging van de rechter-commissaris. Daarmee is, denk ik, de vraag beantwoord.

De voorzitter: Dank. Er was net nog een vinger, van de heer Doornhof.

De heer Doornhof (CDA): Ik wil mevrouw Van Aert graag bedanken voor de scherpte die zij in haar beantwoording heeft gegeven. Misschien mag ik nog één verduidelijkende vraag stellen. Heb ik u goed begrepen dat u zei: doordat wij nu voor elke kwestie die machtiging moeten hebben, wordt de werkdruk groter, waardoor je een verschuiving van de prioriteiten binnen het Openbaar Ministerie zou kunnen krijgen?

Mevrouw Van Aert: Ja, dat klopt zeker, maar dat is niet alleen maar een verschuiving binnen het Openbaar Ministerie. In onze lijn sturen wij natuurlijk de politie aan, maar wij voeren ook het gesprek in de driehoek. Daar speelt de vraag: welke prioriteit heeft kraken op het moment dat er opsporingskeuzes gemaakt moeten worden? Nu ontruimen wij elk pand zonder al te veel inzet, zonder inzet van schaarse opsporingscapaciteit. Krakers vertrekken vaak vrijwillig. Er zijn weinig openbareordeverstoringen. Op het moment dat er meer risico is op openbareordeverstoringen, zoals we daarstraks hebben gehoord, en er meer opsporingscapaciteit nodig is, kunnen keuzes zomaar anders uitvallen.

De voorzitter: Dank. Dan werp ik nog een laatste blik door de zaal. Mevrouw Veldhoen wil toch nog een vraag stellen.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks): Als er toch nog tijd is... Nog even voor de duidelijkheid: mevrouw Noordermeer zei in antwoord op vragen van collega Janssen dat zij toch hoopt, en misschien ook wel verwacht, dat er een versnelling plaatsvindt. Kan ik afsluitend concluderen – dit is een vraag aan de Raad voor de rechtspraak en het OM – dat die versnelling niet zal optreden als je ook effecten hebt die je in de zin van het EVRM wilt eerbiedigen? Zal er dan per saldo geen versnelling optreden? Is dat een goede conclusie?

De voorzitter: Nog een laatste woord van mevrouw Van Aert en de heer De Ridder hierover? Volgens mij kijken zij nu naar elkaar om te zien wie er gaat beginnen. Mevrouw Van Aert.

Mevrouw Van Aert: Nou, ik wilde zeggen dat ik dit even bij de heer De Ridder laat. Sorry, ik was even een momentje afgeleid, dus ik geef deze aan de heer De Ridder.

De heer De Ridder: Dank u wel. Ik zou deze vraag met ja moeten beantwoorden. Mijn vrees zit op het punt dat je werkelijk een volle inhoudelijke afweging wil maken tussen die grondrechten – die terecht genoemd zijn – tussen het eigendomsrecht van de eigenaar en het recht op een soort woongenot van de kraker. Ik realiseer me heel goed dat dat juridische begrippen zijn. Er zullen mensen zijn die denken: kraken en woongenot? Nee, het zijn juridische begrippen. Er is ook voor krakers recht op een soort woongenot. Die afweging moet je ten volle maken. Dat zal niet in die drie dagen gebeuren, maar daarbij zul je in de tijdspanne zitten die we nu ook kennen bij het kort geding. Dus een versnelling van de procedure zie ik ik zeker niet.

De voorzitter: Dank. De heer Nicolaï heeft nog een nabrander, begrijp ik.

De heer Nicolaï (PvdD): Ja, dat is een nabrander voor de heer Wijngaarden. Die had toch wel een interessante observatie. Namelijk dat het straks mogelijk wordt dat je deze nieuwe procedure, maar daarnaast ook gewoon de kortgedingprocedure gaat krijgen. Hoe realistisch is dat? Misschien kan ook de heer De Ridder daar nog iets over zeggen. Maar misschien kan de heer Wijngaarden het nog een keer toelichten, in de zin van: is er nog voldoende tijd om dan nog een kortgedingprocedure te starten?

De heer Wijngaarden: Of die tijd er is, zal de toekomst moeten uitwijzen, als deze wet wordt aangenomen. Ik weet wel dat als ik op de een of andere manier betrokken raak bij een ontruimingsprocedure waarbij ik constateer dat in de toetsing door de rechter-commissaris vooraf niet alle rechten van de krakers zijn meegewogen en betrokken en de krakers ook niet volledig de kans hebben gehad om dat allemaal naar voren te brengen, ik kan concluderen dat er geen effective remedy is geweest tegen de inbreuk op het huisrecht. Dan begin ik met een kort geding. Ik noem het turbo-appel over de avondklok. Dat was dan wel een hoger beroep, maar als er een ordemaatregel nodig is, kan de voorzieningenrechter die buitengewoon snel, zelfs binnen 24 uur geven. Zeker als je erbij betrekt dat de politie ook nog eens capaciteit vrij moet maken voor een ontruiming – we hebben het in dit soort zaken over gevallen waarin de krakers niet zomaar vrijwillig vertrekken, maar liever de voordeur barricaderen omdat ze nog een kans in kort geding hebben – denk ik dat de kans voor een kort geding er zal zijn. Als ik gebreken in de rechterlijke toetsing van de rechter-commissaris constateer, zal ik die kans ook met beide handen aangrijpen als advocaat.

Dank u.

De voorzitter: Dank. Dan zie ik nu echt geen vingers meer. Ik wil alle deskundigen namens de commissie hartelijk bedanken dat ze op deze heel korte termijn beschikbaar waren en ons van hun gedachten en kennis deelgenoot hebben kunnen maken. Dus dank. Dan sluit ik deze deskundigenbijeenkomst en gaan wij zo meteen verder met onze gewone commissievergaderingen. Dus nogmaals dank aan alle deskundigen.

De heer Wijngaarden: Dank voor de uitnodiging.

Sluiting 10.51 uur.


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA)

Naar boven