Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35296 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35296 nr. 9 |
Ontvangen 2 november 2020
Inhoudsopgave |
|||
I. |
Algemeen |
||
1. |
Inleiding en aanleiding |
||
2. |
Voorgeschiedenis |
||
2.1 |
Wet kraken en leegstand |
||
2.2 |
Evaluatie Wet kraken en leegstand |
||
2.3 |
Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie |
||
3. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
||
3.2 |
Rechterlijke toets door de rechter-commissaris |
||
3.3 |
Spoedontruiming |
||
4. |
Verhouding tot de Grondwet en het EVRM |
||
4.1 |
Grondwet |
||
4.2 |
EVRM |
||
5. |
Overwogen alternatieven |
||
5.1 |
Verhoging strafmaat (afschrikking) |
||
5.2 |
Differentiëren tussen enkelvoudige- en veelplegers |
||
5.3 |
Verruimen bestuursrechtelijke bevoegdheden burgemeester |
||
II. |
Artikelsgewijs |
||
Artikel I |
|||
Artikel II |
|||
Artikel III |
|||
Artikel IV |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod) (hierna: het Wetsvoorstel). Kraken is sinds 2010 terecht een misdrijf. Hoe sneller hiertegen wordt opgetreden, hoe beter. Zij steunen het sneller handhaven van het kraakverbod. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers benoemen dat het huidige beleid rondom het kraakverbod structureel door krakers wordt ondermijnd. Kunnen de initiatiefnemers een inschatting geven van het aantal personen dat het kraakverbod de afgelopen vijf jaar heeft overtreden? En kunnen zij nader toelichten hoe georganiseerde groepen structureel en doelbewust misbruik maken van het huidige beleid? Daarnaast trekken veel krakers hun ingestelde kort geding vlak voor de zitting in. Kunnen de initiatiefnemers inzicht geven in hoe vaak rechters hierdoor onnodig hun tijd besteden aan zaken die nergens toe leiden?
Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen 2014 en 2019 in totaal 287 keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus bijna iedere week een kort geding tegen krakers aangekondigd. De groepsgrootte varieert hierbij. Daarbij wijzen de initiatiefnemers erop dat deze cijfers een onderschatting zijn van het aantal malen dat een pand wordt gekraakt, omdat niet in alle gevallen een kort geding wordt aangekondigd. Het aantal malen dat een pand wordt gekraakt is in de ogen van de initiatiefnemers veel te hoog. Verder zien de initiatiefnemers dat groepen pand na pand kraken. Er is sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten tot kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken. Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode om gratis en illegaal ergens te wonen. Alle schades en kosten die hierbij ontstaan, zijn voor rekening van de eigenaar van het pand. Uitgaande van het aantal intrekkingen, gaat het om 73% van de zaken waar enerzijds onnodig tijd aan wordt besteed, maar anderzijds ook niet wordt opgetreden tegen de krakers. De krakers kunnen redelijk ongestoord hun gang gaan door weer naar een nieuw pand te gaan. Bovendien geldt dat krakers in de overige 27% van de zaken waarin zij wel op de zitting komen, vrijwel nooit in het gelijk gesteld worden.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de nieuwe procedure, waarbij de rechter-commissaris binnen 72 uur een beslissing neemt met betrekking tot de machtiging voor ontruiming aan de officier van justitie. In gevallen waarbij uitzonderlijke omstandigheden spelen kan deze termijn worden overschreden en dient de rechter-commissaris zo snel mogelijk na afloop van deze termijn een beslissing te nemen. Kunnen de initiatiefnemers toelichten wat «zo snel mogelijk» betekent? Is hier een grens aan verbonden? Wanneer heeft de rechter-commissaris niet binnen een redelijke termijn een beslissing genomen?
De initiatiefnemers zijn van mening dat dit slechts bij uitzonderlijke en zeer complexe zaken nodig zal zijn. Het is voorstelbaar dat de rechter-commissaris in zo een geval één of enkele dagen extra nodig heeft en tot zo een verlenging beslist. Hierbij geldt wel dat het uitgangspunt van deze wet een beslissing binnen 72 uur is en dat de redelijke termijn een zo kort mogelijk uitstel inhoudt.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de rechterlijke procedures. De initiatiefnemers leggen de beslissing tot ontruiming nu bij de rechter-commissaris en niet meer bij de voorzieningenrechter. Klopt het dat hierdoor minder zaken bij de voorzieningenrechter komen en de rechter-commissarissen door dit wetsvoorstel meer taken en bevoegdheden krijgen? Kunnen de initiatiefnemers een inschatting geven van de verschuiving in werklast die hierdoor ontstaat?
Het klopt dat op de korte termijn door dit wetsvoorstel minder zaken bij de voorzieningenrechter komen en de rechter-commissaris meer taken en bevoegdheden krijgt. Het precieze aantal zaken per jaar zal wisselen. Bovendien beoogt deze wet kraken om als illegaal woonmodel te ontmoedigen, waardoor het aantal pand wordt gekraakt met als doel het tijdelijk illegaal te bewonen, naar verwachting daalt. Met die slag om de arm, zou op basis van de cijfers over 2019 het volgende beeld ontstaan. In dat jaar deed de voorzieningenrechter 17 keer een uitspraak. Daarnaast werden 22 zaken ingetrokken. Was hetzelfde aantal zaken voor de rechter-commissaris gekomen, dan zouden er dus 17 zittingen minder bij de voorzieningen rechter zijn en in totaal 39 zittingen (+22) bij de rechter-commissaris. Hier staat tegenover dat veel sneller recht wordt gedaan aan de positie van het slachtoffer, namelijk de eigenaar van het gekraakte pand. Ook staat hier tegenover dat het niet langer mogelijk is om acht weken illegaal in iemand anders pand te wonen, waardoor kraken als illegaal woonmodel wordt ontmoedigd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in uitzonderlijke situaties het huisrecht van de krakers kan prevaleren boven het kraakverbod waardoor ontruiming niet mogelijk is. Zij zijn hierbij van mening dat dit tot het absolute minimum beperkt zou moeten blijven, aangezien kraken een misdrijf is. Kunnen de initiatiefnemers een situatie schetsen waarbij het huisrecht prevaleert boven het kraakverbod?
De initiatiefnemers delen de analyse dat kaken een misdrijf is en zijn principieel van mening dat het huisrecht van krakers nooit zou moeten prevaleren boven het kraakverbod. Daarbij merken zij wel op dat de rechter(-commissaris) individuele gevallen dient te beoordelen. Het is voorstelbaar dat in situaties van een huurgeschil, of een conflict tussen twee partners die in een scheiding verwikkeld zijn, een situatie zou ontstaan waarbij een beroep wordt gedaan op het kraakverbod, maar waarbij de rechter afweegt dat de strikte handhaving van het strafrechtelijk kraakverbod in casu niet proportioneel is. Het simpele feit dat iemand zich toegang verschaft tot het pand van een ander, omdat hij of zij meent daar te willen wonen, zou nooit een reden moeten zijn om het huisrecht boven het kraakverbod te laten prevaleren. De initiatiefnemers beogen dat het kraakverbod dan gewoon wordt gehandhaafd.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen bij de afweging om niet te kiezen voor het verruimen van de bestuursrechtelijke bevoegdheden van burgemeesters. De initiatiefnemers stellen dat een bestuursrechtelijke aanpak leidt tot een slechtere rechtsbescherming voor de verdachte. Zouden zij dit nader kunnen toelichten? Daarnaast zou de bestuursrechtelijke weg de strafrechtelijke vervolging voor het plegen van een misdrijf door het Openbaar Ministerie in de weg kunnen zitten. Zouden de initiatiefnemers dit tevens nader kunnen toelichten?
De initiatiefnemers hebben hier getracht zo volledig mogelijk hun afwegingen en de relevante consequenties van alternatieven weer te geven. Hoewel dit niet doorslaggevend was voor de initiatiefnemers, zou een bestuursrechtelijke handhaving leiden tot een slechtere rechtsbescherming omdat de handhavingsbeslissing door de bestuursrechter slechts marginaal wordt getoetst. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie in sommige zaken verdere vervolging kan inzetten. Wanneer er in het voortraject bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd, zou dit elkaar doorkruisen.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de bestuurlijke gevolgen. De initiatiefnemers schrijven dat dit wetsvoorstel op korte termijn waarschijnlijk tot meer handhaving zal leiden. Kunnen de initiatiefnemers nader ingaan op de zorgen die de VNG heeft aankaart over dit wetsvoorstel?
De initiatiefnemers zijn van mening dat er op korte termijn inderdaad mogelijk meer handhaving nodig is. Dit vinden zij ook wenselijk omdat het gaat om een misdrijf en deze wet beoogd om kraken als illegaal woonmodel te ontmoedigen. De snellere handhaving zal ertoe leiden dat kraken niet meer loont voor krakers. Door het doorbreken van dit patroon, verwachten zij dat er op de middellange termijn nauwelijks nog gekraakt zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de handhaving.
In dat licht herkennen zij zich in het algemene standpunt van de VNG dat kraakpanden snel en doelmatig ontruimd moeten worden. Zij maken echter een andere afweging dan de VNG ten aanzien van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel draagt in de ogen van de initiatiefnemers juist bij aan het snel en doelmatig ontruimen van kraakpanden. Ook wijzen zij erop dat het wetsvoorstel op diverse punten is verbeterd, naar aanleiding van het advies van de Raad van State, waaronder op het punt van de spoedontruiming. Tot slot merken zij op dat de VNG een erg positieve kijk uitdraagt over het lokale maatwerk met betrekking tot de handhaving van het kraakverbod. Zij vinden dit opmerkelijk, aangezien een aantal gemeenten moedwillig de handhaving van het kraakverbod bemoeilijkt en in het verleden pandeigenaren heeft afgeraden om aangifte te doen.
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de consultatie. Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen de stelling dat de officier van justitie in alle gevallen een dossier moeten samenstellen op grond waarvan de rechter kan toetsen of de ontruiming terecht is? Hoe taxeren de initiatiefnemers het risico dat hierdoor mogelijk een verhoging van de benodigde capaciteit zal ontstaan?
De initiatiefnemers onderschrijven dat deze wetswijziging tot extra handhaving kan leiden. Afhankelijk van het moment waarop een kort geding werd ingetrokken in de oude systematiek, zou hierbij in meer gevallen een dossier moeten worden opgemaakt. Tegelijkertijd geldt dat het op basis van cijfers over 2019 om maximaal 22 extra zaken op jaarbasis gaat, waarbij voor zaken die kort voor de zitting werden ingetrokken reeds (vergaande) dossiervorming moet hebben plaatsgevonden. Hier staat tegenover dat als er sneller wordt opgetreden tegen krakers er veel leed, zowel emotioneel als financieel, bij de eigenaar van een woning, winkel-, kantoor- of bedrijfspand wordt voorkomen. Bovendien schatten zij in dat als gevolg van deze snellere en doelmatigere aanpak op de middellange termijn er nauwelijks nog zal worden, wat uiteindelijk de werklast zal verlichten voor het Openbaar Ministerie.
De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Koerhuis en Van Toorenburg om het kraakverbod effectief te gaan handhaven. Het niet handhaven van het kraakverbod – en daarmee het schenden van het eigendomsrecht – is deze leden al langer een doorn in het oog. Zij onderschrijven daarom de doelstelling van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er inderdaad sprake is van een kraakcaroussel. Deze leden vragen de initiatiefnemers te verduidelijken hoe dit wetsvoorstel eraan gaat bijdragen dat er effectief kan worden opgetreden tegen groeperingen als de we-are-here beweging, die van pand-naar-pand trekken en continue vertrekken voordat er maatregelen genomen kunnen worden. Gaat het versnellen van de procedure – zo begrijpen deze leden uit dit wetsvoorstel – er echt aan bijdragen dat aan de handelwijze van deze groepen paal en perk gesteld wordt? Verwachten de initiatiefnemers dat het versnellen van de procedure afdoende is om de kraakcaroussel te stoppen?
De initiatiefnemers zien dat groeperingen als «We are here» pand na pand kraken. Er is hier sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten tot kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken. Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode om gratis en illegaal ergens te wonen. Door de tijd tot de zitting tot verkorten tot in beginsel 72 uur, loont het niet meer voor die groeperingen om te kraken. Daarom verwachten de initiatiefnemers dat deze wet kraken als illegaal woonmodel ontmoedigt en de kraakcaroussel zal stoppen. De initiatiefnemers merken in dit verband op dat zij juist in dergelijke situaties hechten aan snel handelen. Het optreden van groeperingen als «We are here» blijkt veel onrust in de samenleving teweeg te brengen nu het beeld ontstaat dat de overheid tegen groeperingen als deze machteloos staat. Daar komt bij dat er alle reden is om lokale bestuurders die in de voorbije jaren de handhaving van het kraakverbod hebben belet, ervan te doordringen dat de wetgever kraken als misdrijf heeft bestempeld. Op hen rust een belangrijke verantwoordelijkheid hun inwoners en ondernemers zo goed mogelijk te beschermen tegen lieden die weigeren de wet te respecteren en die het eigendom van hun medeburgers schenden. Dat is immers een fundamenteel beginsel van onze rechtstaat.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er gemeenten zijn die het niet zo op hebben met het eigendomsrecht. De leden van de CDA-fractie refereren daarbij aan de brief van de gemeente Amsterdam van 28 maart 2018 waarin pandeigenaren wordt verzocht hun verzoek tot ontruiming van gekraakte panden voor bepaalde tijd op te schorten. De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers duidelijk te maken of dit wetsvoorstel ook de beweegruimte van gemeenten beperkt om het strafrechtelijk kraakverbod te ondermijnen? Dicht dit wetsvoorstel eveneens het democratisch tekort wat door sommige gemeenten gecreëerd wordt door wetten in formele zin – het strafrechtelijke kraakverbod- te ondermijnen?
Zowel in de nieuwe procedure als bij de oude procedure moet een eigenaar aangifte doen. De initiatiefnemers zijn van mening dat eigenaren altijd aangifte zouden moeten doen, maar de eigenaar mag dit vanzelfsprekend zelf beslissen. In Amsterdam is door het college aan eigenaren verzocht om dit niet te doen. Er was en is geen juridische grondslag voor die oproep. De initiatiefnemers menen dat Amsterdam een grote misstap begaan heeft met deze oproep. De overheid, zowel lokaal als landelijk, moet zich inzetten om naleving van de wet te handhaven en haar inwoners te beschermen tegen misdrijven. De initiatiefnemers zijn van mening dat de wet geen ruimte voor lokale willekeur in de handhaving van het kraakverbod biedt. De wet dient dan ook in het hele land te worden gehandhaafd. Hier is immers via een formele wet democratisch toe besloten.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wet handhaving kraakverbod. Deze leden willen de indieners hierover nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners leegstandsbeleid buiten beschouwing laten in dit wetsvoorstel en dat door anderen nieuw beleid op het gebied van leegstand wordt ontwikkeld. Wat rechtvaardigt deze omissie? Bieden de nieuwe ontwikkelingen omtrent leegstandbeleid geen reden om de effectiviteit hiervan af te wachten voordat wordt overgegaan op een wetswijziging. Minder leegstaande panden betekent immers ook minder mogelijkheid tot kraken. Graag een reactie van de indieners.
De indieners van de Wet Kraken en Leegstand stelden op principiële gronden de norm dat kraken verboden is. Deze indieners onderschrijven dat en hebben geconstateerd het geldende kraakverbod niet goed wordt gehandhaafd. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die wet wel goed gehandhaafd kan gaan worden. De indieners vinden niet dat de nieuwe ontwikkelingen omtrent leegstandbeleid reden zijn om de effectiviteit af te wachten. Allereerst omdat zo’n verband in het evaluatierapport van de Wet kraken en leegstand niet is aangetoond, zoals ook blijkt uit de volgende vragen van de D66-fractie. Daarnaast is op dit moment sprake van een zeer lage leegstand van 1,2%, terwijl het Planbureau voor de Leefomgeving een leegstand van 2% als gezond beschouwt1. Ondanks deze zeer lage leegstand wordt er nog steeds gekraakt. Bovendien voert de regering al actief beleid op het transformeren van leegstaande panden naar nieuwe woningen, via onder andere de transformatiefaciliteit. De indieners vinden het zeer verstandig dat de regering bevordert dat leegstaande panden worden getransformeerd naar woningen, maar zien hier geen reden in om de handhaving van het kraakverbod te laten verslappen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de indieners onjuiste conclusies trekken uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand. De indieners stellen namelijk «Het onderzoek kon geen causaal verband aantonen tussen kraken en leegstand of andersom». Dit is een opmerkelijke conclusie, aangezien in de evaluatie niet wordt ingegaan op een mogelijk causaal verband tussen kraken en leegstand. In de Kamerbrief over het aangehaalde evaluatierapport schrijft toenmalig Minister van der Steur alleen «Het onderzoek kon echter niet bevestigen dat het kraakverbod effect heeft gehad op de leegstandsproblematiek of andersom het leegstandsbeleid in directe zin enig effect heeft gehad op het kraakfenomeen». Deze uitspraak gaat dus in op het effect van beleid op kraken of leegstand, maar niet over het oorzakelijke verband tussen beide fenomenen. Bovendien wordt het ontbreken van conclusies over het effect van het beleid in de evaluatie verklaard door het ontbreken van data over kraakincidenten en dat leegstand afhankelijk is van (te) veel factoren. Het verband tussen kraken en leegstand wordt dus niet besproken en het effect van het beleid kon niet worden gemeten vanwege methodologische tekortkomingen. De leden van de D66-fractie vragen daarom de indieners hoe zij tot de conclusie zijn gekomen dat de evaluatie van de Wet kraken en leegstand geen causaal verband kon aantonen tussen kraken en leegstand of andersom? Zien de indieners in dat het causale verband waar de zij over schrijven in belangrijke mate verschilt van het verband dat toenmalig Minister van der Steur aankaartte?
De indieners zijn op zichzelf voorstander van leegstandbeleid, maar zijn van mening dat dit losstaat van het vraagstuk om kraken tegen te gaan. De indieners hebben in deze passage gerefereerd aan het feit dat de Wet kraken en leegstand een sterke samenhang tussen kraken en leegstandsbeleid veronderstelde. Goed leegstandbeleid zou bijdragen aan minder kraken. Dat oorzakelijk verband, oftewel deze causaliteit, kon echter niet worden aangetoond. De indieners hopen hiermee de vragen van de D66-fractie te hebben opgehelderd. Daarnaast wijzen zij erop dat cijfers van het Openbaar Ministerie laten zien dat 79% van alle kraakzaken sinds 2014 plaatsvond in Amsterdam, Utrecht en Haarlem en dit geenszins verklaarbaar is door de leegstand in deze drie gemeenten. Tot slot verwijzen zij naar het voorgaande antwoord op vragen van de D66-fractie over de momenteel zeer lage leegstand en het Rijksbeleid aangaande het omzetten van leegstaande panden naar woningen. Tot slot roepen de initiatiefnemers de leden van de D66-fractie in herinnering dat de politie in de hoorzitting die op de evaluatie volgde haar frustratie heeft uitgesproken over de ontstane situatie, namelijk dat het kraakverbod door nadere richtlijnen de facto is uitgehold.
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners door middel van dit wetsvoorstel tijdwinst verwachten te bewerkstelligen tussen de aangifte van kraken en de ontruiming van het pand in kwestie. Kunnen de indieners aangeven hoe groot deze tijdwinst naar schatting zal zijn? Achten de indieners het realistisch dat een eventuele ontruiming door de politie eerder wordt gepland dan nu het geval is? Het risico bestaat dat ontruimingen minder vaak vrijwillig zich zullen voordoen, als ze significant eerder plaatsvinden. De wachttijd voor de uitspraak in een kort geding aangaande een ontruiming geven de verdachten van kraken de tijd om te verhuizen uit het pand. Deze wet verkort deze tijd tot 72 uur en zal daarom de mogelijkheid voor de verdachten van kraken om het pand op tijd te verlaten sterk verkleinen, waardoor vrijwillige ontruiming mogelijk zal verminderen. Erkennen de indieners dit risico? Achten de indieners het wenselijk dat kraakpanden vaker door de politie zullen moeten worden ontruimd? Welke gevolgen zal de meer veelvuldige inzet van de politie bij de ontruiming hebben voor de veronderstelde tijdswinst? Zoals de VNG waarschuwt, zal de officier van justitie voor elk ontruimingsverzoek een volledig dossier moeten aanleveren bij de rechter-commissaris, indien deze wetswijziging wordt doorgevoerd. Kunnen de indieners ook ingaan op de gevolgen die dit zal hebben voor de veronderstelde tijdwinst?
De doorlooptijd van het kort geding is gemiddeld tussen de drie en bijna acht weken, zoals toegelicht in de memorie van toelichting. Dit wordt door het wetsvoorstel teruggebracht tot (in beginsel) 72 uur. De verwachte tijdswinst zal daarmee enkele weken zijn. De indieners achten het daarbij realistisch dat een ontruiming eerder wordt gepland, omdat deze doorgaans wordt gepland na de uitspraak van een rechter. De indieners erkennen ook dat het aantal vrijwillige ontruimingen in het begin zal kunnen afnemen. Daarbij geldt echter dat dit geen rol mag spelen in wetgeving en besluitvorming. Anders zou agressief gedrag van mensen die een misdrijf plegen ons beleid dicteren. Zij zijn van mening dat daar niet aan mag worden toegegeven. Het klopt dat de officier van justitie een dossier bij de rechter-commissaris aan zal moeten leveren. Vanwege de aard van het misdrijf, waarbij het duidelijk is dat er gekraakt wordt, kan dit relatief snel en kort. De tijdswinst zal zoals eerder betoogd aanzienlijk zijn. Tot slot verwijzen de indieners ook naar eerdere antwoorden op de vragen van de VVD-fractie en CDA-fractie over de verwachtte gevolgen en de opmerkingen van de VNG.
De leden van de D66-fractie vragen de indieners om nader toe te lichten waarom precies is gekozen is voor een beslissingstermijn van 72 uur voor een machtiging tot ontruiming? De indieners schrijven, onder andere, dat hierdoor de beslissingstermijn aansluit bij de maximale termijn voor inverzekeringstelling. Voor een verlenging van inverzekeringstelling moet dus ook door de rechter-commissaris een oordeel binnen 72 uur worden gegeven. Zien de indieners in dat deze situaties verschillen in het feit dat bij inverzekeringstelling de verdachte altijd juist kan worden geïnformeerd over een verlengingsverzoek en vrijwel altijd in staat is om hierover gehoord te worden, terwijl dit niet per se het geval is bij ontruimingsverzoeken? Kunnen de indieners aangeven hoe ervoor kan worden gezorgd dat personen die verdacht worden van kraken op tijd kennisnemen van de oproeping van de rechter-commissaris? De indieners schrijven dat de rechter-commissaris een moment vaststelt binnen 72 uur waarop de verdachten hun zienswijze kenbaar kunnen maken. Is er nog sprake van effectief rechtsmiddel binnen het kader van artikel 13 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), als een verdachte pas kennisneemt van de oproeping na dit moment of vlak voor het einde van de termijn van 72 uur? Is het hierbij niet van belang dat de rechter-commissaris zekerheid heeft over of de vordering tot ontruiming de verdachte krakers bereikt heeft? Kunnen de indieners toelichten hoe de verdachten, de eigenaar van het pand en hun eventuele raadsman of raadsvrouw voldoende de mogelijkheid zullen worden gegarandeerd om voldoende kennis te nemen van het dossier binnen 72 uur? In hoeverre is er nog sprake van een van een effectief rechtsmiddel, wanneer de betrokken personen door de tijdsdruk niet in staat zijn om zich te verdiepen in de grond van het ontruimingsverzoek?
De indieners zijn van mening dat er in de huidige praktijk te veel tijd verstrijkt tussen het moment dat een pand wordt gekraakt en het moment dat het kraakverbod wordt gehandhaafd. Zij beogen met dit wetsvoorstel deze tijd sterk te verkorten en hebben hierbij aansluiting gezocht bij de termijn van 72 uur die wordt gehanteerd bij een inverzekeringstelling. Het klopt dat er verschillen zijn tussen een verlenging van inverzekeringstelling en de ontruiming van een kraakpand. Het is weliswaar gemakkelijker de verdachte op de hoogte te stellen van een verlenging inverzekeringstelling, maar tegelijkertijd is de inbreuk op grondrechten bij een inverzekeringstelling aanzienlijk ingrijpender dan bij de ontruiming van een kraakpand. De oproeping van krakers kan in principe op een vergelijkbare wijze plaatsvinden als in de huidige praktijk, bijvoorbeeld door deze oproeping op het betreffende pand te plakken. De krakers zullen weliswaar snel moeten handelen, maar gezien het feit dat zij gedurende deze periode inbreuk maken op het eigendomsrecht van de eigenaar en het feit dat breed bekend is dat kraken een misdrijf is, valt dit te rechtvaardigen. Doordat de van kraken verdachte personen in de gelegenheid zijn aan de rechter-commissaris kenbaar te maken waarom hun aanwezigheid in een pand niet in strijd zou zijn met het kraakverbod en er dus geen grond is voor uitzetting, is er sprake van een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 EVRM. Er blijft sprake van een proportionaliteitstoets door de rechter. De indieners zijn niet van mening dat het opnemen van extra waarborgen wenselijk is, aangezien het wetsvoorstel reeds voorziet in een procedure waarbij er sprake is van een effectief rechtsmiddel. Extra waarborgen kunnen worden misbruikt om de procedure te frustreren. Zij wijzen er hierbij op dat krakers in de huidige praktijk bijvoorbeeld gebruikt servies meenemen om te betwisten dat er sprake is van een ontdekking op heterdaad, waarbij op basis van jurisprudentie nog geen sprake is van bescherming onder het huisrecht.
De leden van de D66-fractie verzoeken de indieners om de adviezen van de Nederlandse Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Raad voor de Rechtspraak aangaande deze wet openbaar te maken. Inzicht in deze adviezen zal namelijk zowel de transparantie als de beoordeling van deze wet bevorderen.
De indieners zijn hier graag toe bereid en zullen de Nederlandse Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak vragen of zij de adviezen openbaar mogen maken. Indien de betreffende instanties dit goed vinden, zullen zij ervoor zorgen dat deze adviezen bij de Kamer terecht gekomen. Aan de Raad voor de Rechtspraak is vooruitlopend op het formele advies, informeel advies gevraagd. Inmiddels is een formele adviesaanvraag gedaan. De indieners verwachten dan ook dat dit advies spoedig voorhanden zal zijn.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Deze leden zijn op voorhand niet overtuigd of deze wet een reëel bestaand probleem oplost en of de wijze waarop dat voorgesteld wordt wenselijk is. Deze leden laten zich echter graag overtuigen van het tegendeel en hebben daarom enkele vragen.
De eerste vraag in dit verband is waarom het zo bezwaarlijk is dat krakers eerst de uitkomst van een kort geding tegen hun uitzetting mogen afwachten alvorens zij uitgezet mogen worden? De huidige praktijk dat zij uiterlijk acht weken op een uitspraak van de voorzieningenrechter mogen wachten is gebaseerd op het huisrecht. Waarom zou voor de beoordeling of dit huisrecht bescherming geniet de uitspraak van die voorzieningenrechter niet afgewacht kunnen worden? Dit geldt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie te meer daar in spoedeisende gevallen nu al een pand ontruimd kan worden. Bijvoorbeeld als er sprake is van huisvredebreuk waarbij het huisrecht van een ander wordt geschonden of als er een gevaarlijke situatie of verstoring van de openbare orde dreigt. In die gevallen is een termijn van acht weken alvorens te ontruimen inderdaad te lang. Maar waarom ook in andere gevallen? Waaruit bestaat de noodzaak van versnelling van de ontruiming als er verder geen spoedeisende redenen zijn bijvoorbeeld in het geval het desbetreffende pand al lange tijd leeg staat? Over de vermeende tijdswinst hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen die zij verderop zullen stellen (paragraaf 3.2).
De initiatiefnemers hebben er geen bezwaar tegen dat krakers eerst de uitkomst van de uitspraak af moeten wachten. Wel zijn zij van mening dat het te lang duurt tot deze uitkomst er is. Daarom stellen zij met deze wet voor die periode te verkorten zonder het beginsel van een rechterlijke toets te verlaten. De uitspraak van de voorzieningenrechter laat gemiddeld tussen de drie en bijna acht weken op zich wachten. De krakers wachten deze uitspraak vaak niet eens af, maar gebruiken deze periode om illegaal en gratis in het pand te wonen. Dit gaat vaak gepaard met veel schades en hoge kosten voor de eigenaar, die bovendien niet verzekerbaar zijn. Dit leidde er recent bijvoorbeeld in de praktijk toe dat een ondernemer die met zijn zaak stopte wekenlang in zijn bedrijfspand sliep, omdat er krakers dreigden zijn pand binnen te gaan. De wet voorziet op dit moment onvoldoende in het aanpakken van deze misstanden. De initiatiefnemers zien vaak zelfs dat krakers vervolgens door gaan naar een ander pand en er een herhaling van dit proces optreedt. Deze wet verkort de tijd dat krakers illegaal in een pand kunnen verblijven fors, om zo het woonmodel te doorbreken.
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers beogen om het uitzetten van krakers sneller dan volgens de huidige procedure mogelijk te maken. Daartoe kan onder andere een rechter-commissaris op vordering van het Openbaar Ministerie binnen 72 uur een machtiging tot ontruiming geven in plaats van binnen de acht weken die een voorzieningenrechter nodig kan hebben. De aan het woord zijnde leden hebben ook kennisgenomen van de bezwaren van de VNG tegen het voorliggend wetsvoorstel. Die luiden onder andere dat er met dit wetsvoorstel geen substantiële winst zal worden «behaald in de snelheid van de ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk. Het initiatiefwetsvoorstel leidt tot minder doelmatigheid. Het leidt tot meer werklast voor politie, OM en de rechterlijke macht en leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod. Om deze redenen is de VNG geen voorstander van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel leidt niet tot een verbetering van de handhaving van het kraakverbod en gaat ten koste van de handhavingscapaciteit op andere thema’s». Ook de afdeling Advisering van de Raad van State wijst op de mogelijkheid dat de door de initiatiefnemers beoogde procedure via een rechter-commissaris langer kan gaan duren dan de huidige praktijk. De VNG wijst er onder andere op dat de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier moet samenstellen alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming kan verzoeken. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dit met het oog op de door hen beoogde tijdswinst? Of menen de initiatiefnemers dat de rechter-commissaris een minder zorgvuldig onderbouwd besluit zal nemen dan de voorzieningenrechter? Kan de rechter-commissaris alvorens tot ontruiming te beslissen de krakers horen? Zal dit naar verwachting ook gaan gebeuren? En hoe beoordelen de initiatiefnemers het feit dat -in tegenstelling tot in het voorliggend voorstel- nu lang niet in alle gevallen het OM tijd en capaciteit moet besteden aan dossieropbouw omdat het vaker voorkomt dat een kort geding wordt ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt?
De initiatiefnemers stellen allereerst vast dat het kritiekpunt van de Raad van State waar de PvdA-fractie naar verwijst, slaat op de spoedontruiming. Zij hebben naar aanleiding van de kritiek van de Raad van State een verbetering aangebracht in het onderhavige wetsvoorstel en de memorie van toelichting op diverse punten verduidelijkt. De initiatiefnemers menen dat de rechter-commissaris een onafhankelijk oordeel dient te vellen. Zij voorzien met deze wet weliswaar in een korte procedure, maar menen dat deze voldoet aan de eisen die bijvoorbeeld op basis van artikel 13 EVRM gelden. Voor de overige vragen over snelheid en de gevolgen voor capaciteit, verwijzen zij naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de PvdA-fractie hebben gelezen dat de VNG erop wijst dat in de huidige praktijk de driehoek afstemt wanneer een pand wordt ontruimd. «Het OM bepaalt of een pand ontruimd kan worden en de burgemeester maakt de afweging m.b.t. de openbare orde. Dat maatwerk is niet meer aan de orde in het initiatiefwetsvoorstel. Zo lijkt het er ook op dat met het initiatiefwetsvoorstel een spoedontruiming niet of niet goed meer mogelijk is. In de huidige situatie kan dit nog heel snel worden geregeld». Kunnen de initiatiefnemers hierop ingaan?
De initiatiefnemers verwijzen hierbij mede naar de antwoorden op de vragen die de VVD-fractie en de D66-fractie hierover gesteld hebben. De uitzondering op de hoorplicht (spoedontruiming) vereist in de nieuwe systematiek toestemming van de rechter-commissaris. De initiatiefnemers hebben voor deze route gekozen, omdat er in de nieuwe systematiek geen kort geding meer plaatsvindt. In de huidige systematiek kan een spoedontruiming na afloop worden getoetst door de voorzieningenrechter. Aangezien de procedure bij de voorzieningenrechter geheel verdwijnt, is gekozen voor een herziene spoedprocedure via de rechter-commissaris. De initiatiefnemers verwachten dat de rechter-commissaris relatief snel toestemming kan geven in deze situaties, aangezien het wetsvoorstel ook duidelijk richting geeft wanneer dit van toepassing wordt geacht. Wanneer de rechter-commissaris van oordeel is dat een spoedontruiming niet geoorloofd is, zal hij beslissen dat de krakers in de gelegenheid gesteld worden om gehoord te worden binnen 72 uur.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat in de afgelopen jaren is gebleken dat georganiseerde groepen krakers misbruik maken van de schorsende werking die het aanspannen van een kort geding heeft om op deze wijze structureel en doelbewust de wet te overtreden. De leden van de SP-fractie vragen waaruit dit blijkt. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dat er sprake is van misbruik maken van het aanspannen van een kort geding zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeveel gevallen dit vermeende misbruik heeft plaatsgevonden sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010 zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers zien in het feit dat circa 73% van de aangekondigde kort gedingen voor de zitting wordt ingetrokken dat er structureel en doelbewust misbruik wordt gemaakt van de schorsende werking. In deze gevallen is de zaak volledig kansloos, maar kunnen de krakers lopende deze procedure langer illegaal in het gekraakte pand wonen. Daarnaast staan in de memorie van toelichting diverse voorbeelden beschreven van dit fenomeen.
De leden van de SP-fractie constateren dat initiatiefnemers van mening zijn dat kraken een structureel karakter heeft en dat er volgens een voormalige politiechef sprake is van een kraakcarrousel. Hebben de leden van de SP-fractie dit juist geconstateerd zo vragen zij. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of deze «kraakcarrousel» niet in een stroomversnelling terecht zal komen als er meer en sneller ontruimd gaat worden en derhalve een tegenovergesteld effect zal worden bereikt van wat de initiatiefnemers voor ogen hebben.
De initiatiefnemers onderschrijven dat kraken een structureel karakter heeft en dat er sprake is van een kraakcarrousel. Zij denken juist dat dit doorbroken zal worden, vanwege de verkorte periode dat krakers illegaal en (voor hen) gratis in een pand kunnen wonen. Zij verwijzen ook naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie en de CDA-fractie over de verwachtingen op de handhaving.
De leden van de SP-fractie vragen of er een zichtbare toename of afname van het aantal kraakactiviteiten is waargenomen sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010. Kan duidelijk worden gemaakt wat de omvang van het veronderstelde probleem is zo vragen de leden van de SP-fractie. Ter verduidelijking vragen de leden van de SP-fractie hoeveel eigendommen zijn er gekraakt sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010 waar ook daadwerkelijk aangifte voor is gedaan. Daarnaast vragen deze leden hoe de initiatiefnemers deze toename of afname van het aantal kraakactiviteiten verklaren. Hoe komen initiatiefnemers tot de conclusie dat krakers de procedurele bescherming in de huidige opzet doelbewust misbruiken om kraakactiviteiten voor te zetten zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoe vaak heeft dit doelbewuste misbruik volgens initiatiefnemers plaatsgevonden.
Uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand blijkt dat er tot 2010 nauwelijks werd gehandhaafd op kraken. Zo waren er in 2010 slechts 9 dagvaardingen en was dit in 2014 opgelopen tot 181. In de afgelopen jaren is het beeld redelijk stabiel. De initiatiefnemers verwijzen hierbij ook naar de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie, waarin is aangegeven dat uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen 2014 en 2019 in totaal 287 keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus bijna iedere week een kort geding tegen krakers aangekondigd. Daarbij wijzen de initiatiefnemers erop dat deze cijfers een onderschatting zijn van het aantal malen dat een pand wordt gekraakt, omdat niet in alle gevallen een kort geding wordt aangekondigd. Voor de vragen over het structurele en doelbewuste misbruik verwijzen zij naar het eerdere antwoord dat circa 73% van de aangekondigde kort gedingen voor de zitting wordt ingetrokken.
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden geduid of er sprake is van een verband tussen de verdubbeling van het aantal daklozen tot bijna 40.000 in de periode 2009–2018 en de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010.
De initiatiefnemers zien geen aanleiding een verband te veronderstellen tussen de verdubbeling van het aantal daklozen en de invoering van de Wet Kraken en Leegstand. Hen is geen onderzoek bekend dat dit verband aantoont.
De leden van de SP-fractie vragen welke effecten de invoering van de Wet kraken en leegstand uit 2010 heeft gehad op het terugdringen van de leegstand. Heeft de wet zijn beoogde doel in dit opzicht bereikt of zijn de resultaten naar verwachting zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie vragen waarom het wetsvoorstel het leegstandsbeleid volledig buiten beschouwing heeft gelaten terwijl de Wet kraken en leegstand juist als doel had om zowel kraken als leegstand tegen te gaan. De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers leegstand als groot maatschappelijk probleem beschouwen. Wat is op dit moment de totale leegstand in Nederland in totale wooneenheden zo vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast vragen deze leden of dezelfde initiatiefnemers kraken zien als een van de middelen om deze leegstand aan te kaarten en eventueel zelfs te bestrijden.
De initiatiefnemers wijzen erop dat de leegstand met 1,2% zeer laag is, zoals eerder aangegeven in antwoord op de D66-fractie. Zij zijn ook voorstander van leegstandbeleid. Zoals in de memorie van toelichting is omschreven wordt hier ook nieuw beleid op ontwikkeld en maken ook gemeenten hier actief werk van. Daarnaast is er Rijksbeleid om leegstaande panden te transformeren naar woningen. In kraken, een misdrijf, zien zij geen oplossing om leegstand tegen te gaan.
De leden van de SP-fractie lezen dat uit het evaluatierapport van de Wet kraken en leegstand, welke is aangeboden aan de Kamer op 1 februari 2016, blijkt dat krakers na 2010 meer panden hebben bezet die korter dan één jaar leeg staan. De leden van de SP-fractie vragen dan ook of de initiatiefnemers van mening zijn dat de Wet kraken en leegstand in dit opzicht een negatief effect heeft gecreëerd en in feite een achteruitgang heeft bewerkstelligd op het gebied van het eigendomsrecht.
De initiatiefnemers wijzen er daarbij op dat er tot 2010 niet werd gehandhaafd bij panden die langer dan een jaar leeg stonden. Hoe dit precies leidt tot een achteruitgang van het eigendomsrecht, blijkt niet uit de argumentatie van de SP-fractie. De initiatiefnemers zijn voorts van mening dat het eigendomsrecht veel beter beschermd dient te worden en hebben om die reden ook deze wet ingediend.
De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers geen reden hebben om aan te nemen dat krakers die het pand vrijwillig verlaten zich vervolgens aan de wet houden. De leden van de SP-fractie vragen welke aanleiding de initiatiefnemers zien dat krakers zich na ontruiming niet aan de wet houden. Op welke schaal vindt dit volgens hen plaats zo vragen de leden van de SP-fractie. Hoeveel aangiften van een kraak zijn er op jaarbasis zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie zouden graag aantallen willen zien vanaf de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010.
Dit baseren de initiatiefnemers op het feit dat groepen krakers na ontruiming vaak nieuwe panden kraken. Een bekend voorbeeld hiervan, dat diverse malen de landelijke media gehaald heeft, is de groep «We are here-krakers». Na de ontruiming van het ADM-terrein in Amsterdam, was eveneens te zien dat de groep krakers op zoek ging naar nieuwe panden om te kraken. In de memorie van toelichting zijn nog enkele voorbeelden van zulke groepen geschetst. De berichtgeving door de jaren heen in diverse media, laat zien dat groepen krakers georganiseerd te werk gaan en na een ontruiming vaak op zoek gaan naar nieuwe panden om te kraken. De initiatiefnemers zijn van mening dat dit moet stoppen.
De initiatiefnemers beschikken niet over cijfers van het aantal aangiften per jaar. In antwoord op voorgaande vragen van de SP-fractie zijn cijfers over het aantal dagvaardingen en kort gedingen weergegeven. Uit cijfers van het Openbaar Ministerie blijkt dat tussen 2014 en 2019 in totaal 287 keer een kort geding is aangekondigd. Gemiddeld wordt dus bijna iedere week een kort geding tegen krakers aangekondigd. Het aantal malen dat een pand wordt gekraakt is in de ogen van de initiatiefnemers veel te hoog. Kraken is een misdrijf, dus elke kraak is er één te veel.
In de voorgenomen nieuwe situatie hoeven pandeigenaren niet meer aan te tonen dat het pand gebruikt wordt of op korte termijn in gebruikt komt zo lezen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie vragen of in de ogen van de initiatiefnemers leegstand een recht is van pandeigenaren. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie het hoe de initiatiefnemers het recht op voldoende woongelegenheid zien in relatie tot dit initiatief. Conflicteert dit zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers merken allereerst op dat het kraken van een ongebruikt pand een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 138a Sr. Daarnaast willen de initiatiefnemers opmerken dat deze wet niet bepaalt dat kraken strafbaar wordt, dat is namelijk al bij de bestaande wet geregeld. Dit wetsvoorstel gaat over het beter handhaven van de bestaande wet zonder het beginsel van een rechtelijke toets te verlaten. Ook is het door de SP-fractie benoemd «recht op voldoende woongelegenheden» een feitelijk onjuiste uitleg van artikel 22, tweede lid, Grondwet. De regering voert samen met de decentrale overheden beleid dat gericht is op de vergroting van de beschikbaarheid van woongelegenheden en het terugdringen van leegstand. Voor specifieke vragen over dit onderwerp, verwijzen de initiatiefnemers de leden van de SP-fractie naar de regelmatig plaatsvindende debatten met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over die onderwerp. In het kader van leegstandsbeleid, verwijzen de initiatiefnemers naar de beantwoording van de vragen die de D66-fractie hierover heeft gesteld.
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van procedures die te maken hebben met kraken vragen de leden van de SP-fractie. Kan dit worden uitgesplitst in jaren vanaf de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010 zo vragen deze leden. Welke concrete tijdswinst zou met dit voorstel worden gewonnen zo vragen de leden van de SP-fractie. Voorts willen de leden graag weten wat de gemiddelde duur van de leegstand was voorafgaand aan het kraken van een wooneenheid.
De doorlooptijd van het kort geding is gemiddeld tussen de drie weken en bijna acht weken, zoals toegelicht in de memorie van toelichting. Dit wordt door het wetsvoorstel teruggebracht tot (in beginsel) 72 uur. De verwachte tijdswinst zal daarmee enkele weken zijn. De initiatiefnemers beschikken niet over uitgesplitste cijfers vanaf 2010. Zij verwijzen verder naar de eerdere antwoorden op vragen van de D66-fractie over de tijdswinst.
De initiatiefnemers beschikken niet over cijfers aangaande de gemiddelde duur van de leegstand, anders dan wat bleek uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand waar de SP-fractie zelf eerder al aan refereerde. Zij merken daarbij op dat het kraken van een leegstaand pand een misdrijf is op grond van het strafrecht en de exacte duur van de leegstand dus niet relevant is voor deze wet.
Hoe kijken de initiatiefnemers aan dat er gemeenten zijn in Nederland die stellen dat ontruiming voor leegstand geen enkele meerwaarde heeft bij tegengaan van kraken en bij het oplossen van leegstand zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie vragen of pandeigenaren volgens hen de keuze moeten hebben om geen aangifte te doen tegen een kraak van een pand in hun eigendom. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie aan de initiatiefnemers of het bestaan van lege wooneenheden volgens hen aanzet tot kraken of dat het gebrek aan beschikbare woningen aanzet te kraken. De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting van dit antwoord.
Voor de vragen aangaande de leegstand en de beschikbaarheid van woningen, verwijzen de initiatiefnemers naar eerdere antwoorden op vragen hierover van de D66-fractie en de SP-fractie. De initiatiefnemers wijzen erop dat kraken een misdrijf is en zijn van mening dat eigenaren altijd aangifte moeten doen van dit misdrijf. Nederland is een rechtstaat. Dat betekent dat de overheid binnen de grenzen van de wet leegstandsbeleid voert en zo nodig de wet wijzigt wanneer dit leegstandsbeleid onvoldoende effectief is. In onze Grondwet is verankerd hoe dit plaatsvindt. Een vorm van eigenrichting zoals kraken, kan nooit een legitieme vorm van leegstandsbeleid zijn en dient dan ook te worden bestreden met de wettelijke middelen die de staat ter beschikking staan.
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak een ontruiming plaatsvindt waarna het pand direct weer leeg komt te staan en op termijn geen nieuwe functie krijgt. De leden van de SP-fractie willen daarnaast graag weten hoe de initiatiefnemers komen tot de termijn van 72 uur waarbinnen de procedure bij de rechter-commissaris geacht wordt te zijn afgerond. Wat is nu de gemiddelde termijn waarnaar wordt overgaan tot ontruiming zo vragen de leden van de SP-fractie. De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers ook situaties denkbaar achten dat deze termijn van 72 uur zal worden overschreden. Welke mogelijke scenario’s zouden een overschrijding van deze voorgenomen norm rechtvaardigen zo vragen de leden van de SP-fractie.
In de huidige praktijk vindt de ontruiming pas plaats na het kort geding. Aangezien het kort geding tussen de drie weken en bijna acht weken duurt, vindt na deze periode de ontruiming plaats. Zoals aangegeven in antwoorden op de VVD-fractie, voorziet de wet in de mogelijkheid dat de rechter-commissaris niet binnen 72 uur kan beslissen. De initiatiefnemers zijn van mening dat dit slechts bij uitzonderlijke en zeer complexe zaken nodig zal zijn. Het is voorstelbaar dat de rechter-commissaris in zo’n geval één of enkele dagen extra nodig heeft en tot zo’n verlenging beslist. Hierbij geldt wel dat het uitgangspunt van deze wet een beslissing binnen 72 uur is en dat de redelijke termijn een zo kort mogelijk uitstel inhoudt. De initiatiefnemers is geen register bekend waarmee een antwoord op de eerste vraag van de SP-fractie gegeven kan worden. Tot slot merken zij op dat het tegengaan van leegstand, geen legitimatie is voor kraken. Kraken is immers een misdrijf. De overheid voert actief beleid om leegstaande panden te transformeren naar woningen, zoals opgemerkt in eerdere antwoorden.
De initiatiefnemers veronderstellen dat een kraker die in het gelijk wordt gesteld, maar al te maken heeft gehad met een ontruiming, weer kan worden toegelaten tot het gekraakte pand zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen waarom niet gewoon het hoger beroep tegen de uitspraak van rechter-commissaris kan worden afgewacht, waarbij zorgvuldig gekeken kan worden of de kraker een verdedigbare klacht heeft.
De vraag van de SP-fractie gaat over het onderdeel uit het voorstel waarin staat dat het instellen van een hoger beroep geen schorsende werking heeft. De initiatiefnemers wijzen erop dat het instellen van een hoger beroep in de huidige praktijk ook geen schorsende werking heeft. Alleen het instellen van een beroep in kort geding bij de voorzieningenrechter heeft een schorsende werking. Dit wetsvoorstel beoogt de toets door de voorzieningenrechter te vervangen door een toets van de rechter-commissaris. Krakers kunnen beroep instellen tegen de beslissing van de rechter-commissaris. Het is logisch dat dit beroep geen schorsende werking heeft, aangezien de krakers in het pand van iemand anders verblijven.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de toetsing van de bevoegdheid tot ontruimen precies in het Wetboek van Strafvordering willen passen. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat het onderwerp dat ter toetsing aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd per definitie niet strafrechtelijk is (onrechtmatige bewoning is immers het uitgangspunt), omdat het juist gaat om de vraag of het huisrecht van de kraker zwaarder weegt dan het eigendomsdomsrecht van de eigenaar? Kunnen de initiatiefnemers verduidelijken waarom zij denken dat de rechter-commissaris in strafzaken (en in hoger beroep de strafkamer van de rechtbank) adequaat is toegerust op het afwegen van een in de kern civielrechtelijk belangenconflict? Kunnen de initiatiefnemers ingaan op elk van de zes punten die de Nederlandse Orde van Advocaten aan de orde stelt in haar consultatiereactie op dit punt en schetsen hoe zij de procedure bij de rechter-commissaris precies vorm willen geven?
De initiatiefnemers delen deze opvatting niet. In de huidige praktijk wordt juist het handhavend optreden tegen een misdrijf op grond van het strafrecht getoetst door de civiele rechter. De rechter-commissaris is bij uitstek geëquipeerd om af te wegen of het optreden tegen een verdenking van een misdrijf (in casu: kraken) de inbreuk op grondrechten rechtvaardigt (in casu: het huisrecht). In de memorie van toelichting geven de initiatiefnemers bijvoorbeeld aan dat ook de beslissing om een inverzekeringstelling te verlengen aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd en de verdachte daarbij de mogelijkheid heeft te worden gehoord.
De Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA) noemt een zestal punten. Daarvan zien de punten één tot en met vier op de uitvoering van deze wet en niet zozeer op de wet zelf. De initiatiefnemers zijn de NOVA erkentelijk voor haar bijdrage aan het denken hierover. De NOVA noemt als vijfde punt dat de cassatiemogelijkheid voor de krakers moet worden opgenomen in de wet zelf. De initiatiefnemers delen deze opvatting niet, omdat artikel 427, eerste lid, al in deze cassatiemogelijkheid voorziet. Als zesde punt noemt de NOVA dat de beroepstermijn zou moeten lopen vanaf de betekening (het moment van kennisgave door de gerechtsdeurwaarder) in plaats van de dagtekening. De initiatiefnemers zijn van oordeel dat krakers al de gelegenheid hebben om hoger beroep in te stellen en delen deze analyse dus niet.
De leden van de SP-fractie vragen om verdere verduidelijking van mogelijke conflicterende belangen die spelen tussen kraker(s) en eigenaar van het gekraakte gebouw. Wordt er indien nodig gekozen voor een principiële leegstand om het eigendomsrecht te beschermen ten opzichte van de bescherming van de woning zo vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of het onmogelijk maken van een kort geding geen gevaar oplevert voor het waarborgen van het woonrecht, waarbij de rechter de afweging kan maken tussen het huisrecht van de krakers en het eigendomsrecht van de eigenaar.
De door de SP-fractie genoemde afweging wordt nog steeds gemaakt in de nieuwe procedure. Echter, deze zal worden gemaakt door de rechter-commissaris. Hiermee voldoet het wetsvoorstel aan de eisen uit artikel 13 EVRM. Daarbij houden de krakers ook nog steeds de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De initiatiefnemers stellen vast dat kraken een misdrijf is en geen vorm van leegstandsbeleid. Tot slot verwijzen zij naar eerdere antwoorden aan onder meer de D66-fractie en de SP-fractie dat er tegenwoordig een zeer lage leegstand is en dat zowel de regering als gemeenten actief beleid voeren tegen leegstand, bijvoorbeeld door te stimuleren dat leegstaande panden worden getransformeerd naar woningen.
Kunnen de initiatiefnemers toelichten op welke wijze emotionele schade wordt geleden door pandjeseigenaren waarvan hun bezit gekraakt wordt, zo vragen de leden van SP-fractie. Daarnaast vragen deze leden hoe de initiatiefnemers aankijken tegen woningzoekenden die geen woning kunnen bemachtigen via de reguliere paden. Hebben zij wellicht ook te maken met emotionele schade vanwege de grootste schaarste op de woningmarkt zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers willen graag opnieuw aangeven dat deze wet kraken niet strafbaar maakt, dat is al het geval. Deze wet zorgt ervoor dat het bestaande verbod beter kan worden gehandhaafd. Voor een voorbeeld van de emotionele schade die pandeigenaren op kunnen lopen noemen zij graag een voorbeeld van een Amsterdamse ondernemer2. Deze ondernemer liet zijn pand opknappen om het te betrekken. Voor hij dit kon doen werd het pand gekraakt. Zo zegt hij: «Ik ben een kleine ondernemer die gewoon zelf gebruik maakt van zijn pand en door hen loop ik nu mijn zaken mis.» Ook zegt hij over al het afval: «Dit is toch te gek voor woorden, hier komen alleen maar ratten en muizen op af.» Om een impressie te krijgen van de gevolgen voor de eigenaar van zo’n pand, verwijzen de initiatiefnemers verder naar de reportage die De Telegraaf deze zomer maakte3. Er zijn veel vergelijkbare zaken waarbij kleine ondernemers ten einde raad in hun eigen pand slapen, om maar te voorkomen dat een groep krakers het pand binnendringt met alle gevolgen van dien. Dit zijn hardwerkende Nederlanders, die hun ziel en zaligheid in hun bedrijf leggen en daar vaak ook al hun geld in hebben zitten. Deze burgers worden ernstig gedupeerd door het kraken van hun pand. De initiatiefnemers delen dat ook mensen die geen woning kunnen vinden, hier emotioneel onder kunnen lijden. Zij delen niet de implicatie dat eigenrichting en het plegen van misdrijven daarom zouden zijn toegestaan.
De leden van de SP-fractie vragen of alle adviezen, vanuit de advocatuur, OM en NVVR aan de Kamer kan worden meegestuurd met de beantwoording van deze vragen.
De initiatiefnemers zijn daar van harte toe bereid en zullen de Nederlandse Orde van Advocaten, het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak vragen of zij de adviezen openbaar mogen maken. Indien zij dit goed vinden zullen zij ervoor zorgen dat deze adviezen bij de Kamer terecht gekomen.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of verkrotting van panden om mee te speculeren een onwenselijk verschijnsel vormt volgens de initiatiefnemers. Hoe wordt hier tegenaan gekeken vragen de aan het woord zijnde leden. Zijn er voorbeelden waaruit blijkt dat het bewust laten leegstaan van panden een onwenselijk verschijnsel vormt en kunnen hier voorbeelden van worden gegeven zo vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie welke maatregelen hiertegen kunnen worden getroffen naast het invoeren van een leegstandsregister.
De initiatiefnemers vinden verkrotting van panden een onwenselijk verschijnsel. Een voorbeeld is het verdienmodel van Bever Holding4, waarover één van de initiatiefnemers eerder Kamervragen over heeft gesteld. Dit wetsvoorstel gaat echter over het handhaven van het bestaande kraakverbod. Maatregelen om verkrotting tegen te gaan vallen buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het zeer kritische standpunt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel. Zo schrijft VNG dat: er geen substantiële winst te behalen is in de snelheid van de ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk; het wetsvoorstel leidt tot minder doelmatigheid; het wetsvoorstel leidt tot meer werklast voor politie (en dus minder handhavingscapaciteit op andere thema’s), OM en de rechterlijke macht; én het voorstel leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod. Kunnen de initiatiefnemers op al deze kritische punten uitvoerig ingaan zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers zijn van mening dat er op korte termijn inderdaad meer handhaving nodig is. Dit vinden zij ook wenselijk omdat het gaat om een misdrijf en deze wet beoogd om kraken als illegaal woonmodel te ontmoedigen. De snellere en doelmatigere handhaving zal er oe leiden dat kraken niet meer loont voor krakers. Door het doorbreken van dit patroon, verwachten zij dat op de middellange termijn nauwelijks nog gekraakt zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de handhaving.
In dat licht herkennen zij zich in het algemene standpunt van de VNG dat kraakpanden snel en doelmatig ontruimd moeten worden. Zij maken echter een andere afweging dan de VNG ten aanzien van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel draagt in de ogen van de initiatiefnemers juist bij aan het snel en doelmatig ontruimen van kraakpanden. Ook wijzen zij erop dat het wetsvoorstel op diverse punten is verbeterd, naar aanleiding van het advies van de Raad van State, waaronder op het punt van de spoedontruiming. Tot slot merken zij op dat de VNG een erg positieve kijk uitdraagt over het lokale maatwerk met betrekking tot de handhaving van het kraakverbod. Zij vinden dit opmerkelijk, aangezien een aantal gemeenten moedwillig de handhaving van het kraakverbod bemoeilijkt en in het verleden pandeigenaren heeft afgeraden om aangifte te doen.
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of het klopt dat, als het wetsvoorstel wordt aangenomen, de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier moet samenstellen alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming kan verzoeken, terwijl in de huidige situatie het zo is dat het vaker voorkomt dat een kort geding wordt ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt? Kunnen de initiatiefnemers verduidelijken waarom zij denken dat het wetsvoorstel dan tóch tot een substantiële tijdwinst zal leiden. Kunnen zij tevens de zorg wegnemen dat dit wetsvoorstel fors meer extra tijd en capaciteit zal kosten voor de betrokken instanties? Zijn de initiatiefnemers bereid extra geld vrij te maken voor de betrokken instanties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar moet dit geld precies gevonden worden? In de memorie van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat de initiatiefnemers het hebben over een «herprioritering binnen de bestaande begrotingen». Wat wordt hier nu concreet mee bedoeld? Wat moet er volgens de initiatiefnemers dan precies minder prioriteit krijgen om de handhaving van het kraakverbod meer prioriteit te geven zo vragen de leden van de SP-fractie.
De initiatiefnemers onderschrijven dat de officier van justitie een dossier samen moet stellen. Zij verwachten niet dat dit een omvangrijk dossier is, zoals uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting. Tegelijkertijd geldt dat het op basis van cijfers over 2019 om gemiddeld 22 extra zaken per jaar gaat. Tegenover deze extra werklast staat dat er sneller en doelmatiger wordt opgetreden tegen krakers en veel leed, zowel emotioneel als financieel, bij de eigenaar van een woning, winkel-, kantoor- of bedrijfspand wordt voorkomen. Zij erkennen dat er op de korte termijn meer capaciteit gevraagd zal worden van de instanties. Echter, zoals eerder aangegeven, schatten zij in dat als gevolg van deze effectievere aanpak op de middellange termijn er nauwelijks nog gekraakt zal worden, wat uiteindelijk de werklast verlicht voor de instanties. Zodra de norm is hersteld, is kraken als illegaal woonmodel immers ten einde. De initiatiefnemers begrijpen uit de vragen dat de SP-fractie graag extra middelen vrijmaakt voor de handhaving van het kraakverbod en nemen graag de uitgestoken hand van de SP-fractie aan om te zoeken hoe hier extra middelen voor kunnen worden vrijgemaakt.
Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het voorstel om te komen tot een wijziging het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure om het kraakverbod te handhaven. Het is van groot belang dat adequaat kan worden opgetreden tegen personen die eigendomsrechten van huiseigenaren schenden. Het wijzigen van de rechterlijke procedure zorgt voor een effectief rechtsmiddel om kraken tegen te gaan.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeente Amsterdam de handhaving van de huidige wet actief belemmert, door eigenstandig de voorwaarde toe te voegen dat er niet ontruimd wordt voor leegstand en pandeigenaren oproept geen aangifte te doen. De leden van de SGP-fractie constateren dat dit indruist tegen de democratische rechtsstaat waarin de gemeente Amsterdam de nationale wetgeving dient te respecteren. Kan de regering aangeven hoe zij de gemeente Amsterdam met dit wetsvoorstel wil sommeren de nationale wetgeving in acht te nemen?
De initiatiefnemers onderschrijven de opvatting van de SGP-fractie. Kraken is een misdrijf en een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht. De eigenaar van een woning of pand wordt hierdoor gedupeerd. Het is onverantwoordelijk dat sommige gemeenten de handhaving van het kraakverbod frustreren. Zij duperen hiermee hun inwoners die slachtoffer worden van krakers en die in een rechtstaat mogen verwachten dat de overheid optreedt tegen krakers die hun woning of pand binnendringen.
Zowel in de nieuwe als oude procedure moet een eigenaar aangifte doen. De initiatiefnemers zijn van mening dat mensen altijd aangifte zouden moeten doen, maar de eigenaar mag dit vanzelfsprekend zelf beslissen. In de gemeente Amsterdam is door het college aan pandeigenaren verzocht om dit niet te doen. Er was en is geen juridische grondslag voor die oproep. Zij menen dat de gemeente Amsterdam een grote misstap heeft begaan met deze oproep. De overheid, zowel gemeentelijk als landelijk, moet zich inzetten om naleving van de wet te handhaven en inwoners te beschermen tegen misdrijven. De initiatiefnemers zijn van mening dat de wet geen ruimte biedt voor lokale willekeur in de handhaving van het kraakverbod. De wet dient dan ook in het hele land te worden gehandhaafd. De initiatiefnemers ondersteunen de opvatting van de SGP-fractie dat gemeenten landelijke wetgeving in acht moeten nemen. Zij kunnen zich voorstellen dat de Kamer dit tijdens de parlementaire behandeling van deze wet nogmaals bekrachtigd.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in bijzondere omstandigheden direct zal worden ontruimd. Gedacht moet worden aan huisvredebreuk conform artikel 138 Wetboek van Strafrecht. Kan de regering aangeven of het enkele feit dat krakers zich bevinden in de woning of het pand wat een ander toebehoort al niet voldoende is om te kunnen spreken van huisvredebreuk?
Helaas is dit niet het geval. Er is sprake van huisvredebreuk bij het kraken van een bewoonde woning. Op dit moment kan bij huisvredebreuk direct worden ontruimd. De krakers krijgen dan geen gelegenheid een kort geding in te stellen voorafgaand aan de ontruiming, maar alleen achteraf. Omdat het kort geding bij de voorzieningenrechter door dit wetsvoorstel helemaal verdwijnt, is in dit wetsvoorstel een nieuwe spoedprocedure opgenomen via de rechter-commissaris. Bij huisvredebreuk geeft de rechter-commissaris (mondeling) toestemming voor de spoedontruiming. Met die (mondelinge) toestemming, kan de Officier van Justitie direct overgaan tot de ontruiming. De krakers hebben dan, net als nu, geen gelegenheid om zich voorafgaand hieraan te laten horen. Zij kunnen wel achteraf beroep instellen tegen de beslissing van de rechter-commissaris.
De leden van de SGP-fractie constateren dat indien de kraker verdacht wordt van andere strafbare feiten waardoor de rechthebbende van het pand ernstig wordt getroffen, er sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor direct zal worden overgegaan op ontruiming. Kan de regering aangeven of het aanrichten van schade in de woning hieronder gekwalificeerd wordt?
Hoewel de vraag strikt genomen tot de regering is gericht, merken initiatiefnemers het volgende op. Het aanrichten van schade aan de woning kan zowel worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad, als een strafbaar feit. Niet is gezegd dat hiertegen in de praktijk altijd strafrechtelijk wordt opgetreden. Overigens merken de initiatiefnemers hierbij op dat het aanrichten van schade aan een woning of pand een belangrijke reden is om de kraak zo kort mogelijk te laten duren. Dit onderstreept de noodzaak van de nieuwe, korte procedure bij de rechter-commissaris ten opzichte van de huidige, lange procedure bij de voorzieningenrechter.
De leden van de SGP-fractie constateren dat op grond van artikel 139 Wetboek van Strafrecht de persoon die is binnengedrongen zich op vordering van de rechthebbende aanstonds dient te verwijderen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of aanstonds in overeenstemming is met de drie maal 24 uur die hun wetsvoorstel beoogt of dat aanstonds daadwerkelijk direct betekent?
De initiatiefnemers kunnen bevestigen dat hier «direct» wordt bedoeld. Helaas houden krakers zich hier vaak niet aan, waardoor de eigenaar genoodzaakt is aangifte te doen en er een procedure wordt gestart. Dit wetsvoorstel beoogt dat de rechter-commissaris in die procedure binnen 72 uur een beslissing neemt om de woning of het pand te ontruimen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat indien de kraak binnen 24 uur wordt ontdekt, de krakers zich niet kunnen beroepen op hun huisrecht en kunnen direct verwijderd worden door een opsporingsambtenaar. Kan de regering aangeven hoe in de praktijk gecontroleerd wordt dat daadwerkelijk sprake is van meer of minder dan 24 uur verblijf in de woning? De leden van de SGP-fractie constateren dat in het burgerlijk recht bij onroerende zaken sprake is van verjaring na een bezit van 10 jaar. Kan de regering aangeven waarom slechts 24 uur nodig zijn om te kunnen spreken van het huisrecht van de kraker?
De initiatiefnemers zijn van mening dat de SGP-fractie hiermee een fundamentele en interessante vraag aansnijdt. Het aantonen van de grens van 24 uur is ingewikkeld. Wanneer er snel aangifte wordt gedaan en de eigenaar of een ander aantoonbaar binnen de grens van 24 uur voorafgaand aan de constatering nog in het pand was, is dit goed aan te tonen. Bij panden waar niet dagelijks iemand is, is dit problematischer. Het komt bijvoorbeeld voor dat krakers gebruikt servies meenemen, als «bewijs» dat zij langer dan 24 uur in het pand verblijven. De grens van 24 uur geldt op basis van de huidige jurisprudentie. De initiatiefnemers zien op dit moment helaas geen praktische mogelijkheden deze grens fors te verhogen, zoals de SGP-fractie suggereert, ondanks dat zij positief tegenover deze gedachte staan. Met de leden van de SGP horen de initiatiefnemers ook graag hoe de regering dit beoordeelt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat artikel 12 Grondwet de burger beschermt tegen het binnentreden van zijn woning door een overheidsfunctionaris. De leden van de SGP-fractie constateren dat het ingeval van kraken gaat om het eigendom van de rechthebbende. Kan de regering aangeven waarom van het huisrecht van de kraker wordt uitgegaan ingeval van toepassing van artikel 12 Grondwet en niet van het eigendomsrecht van de rechthebbende en er dus binnengetreden kan worden door een overheidsfunctionaris?
Wederom stelt de SGP-fractie hier een fundamentele en interessante vraag. In de memorie van toelichting is op verschillende punten aangehaald dat er relevante jurisprudentie is ontwikkeld door de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hoewel dit gezien het verbod op constitutionele toetsing niet direct op artikel 12 Grondwet slaat, maar op artikel 8 EHRM, is het op grond van relevante jurisprudentie noodzakelijk dat het voornemen tot een ontruiming wordt getoetst als inbreuk op het huisrecht van de krakers. De initiatiefnemers menen in de vragen van de SGP-fractie te lezen dat dit principieel vreemd is en delen dit principe. Zij zien op dit moment helaas geen praktische mogelijkheden dit met deze wet recht te zetten, zoals de SGP-fractie suggereert, ondanks dat zij positief tegenover deze gedachte staan. Met de leden van de SGP-fractie horen de initiatiefnemers wederom ook graag hoe de regering dit beoordeelt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de huidige praktijk sprake is van een «kraakcaroussel». Dit gedrag van krakers is mogelijk omdat de wetgeving is ingericht op incidentele, losstaande misdrijven, waar het kraken zelf in toenemende mate een structureel karakter heeft. De leden van de SGP-fractie constateren dat het huisrecht niet kan worden gebruikt om telkens voor enkele weken een nieuwe woning te kraken. De leden van de SGP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel ziet op het wijzigen van de rechterlijke procedure omtrent het versneld ontruimen van een kraakpand. De leden van de SGP-fractie constateren eveneens dat in dit wetsvoorstel niets is geregeld om de «kraakcaroussel» tot een halt te roepen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe zij met dit wetsvoorstel het recidiverisico te verminderen daar kraken een structureel karakter heeft?
De initiatiefnemers zien dat groeperingen als «We are here» pand na pand kraken. Er is hier sprake van een vast patroon waarbij zij een kort geding aanspannen, wachten tot kort voor de zittingsdatum en even voor de zittingsdatum het kort geding intrekken. Hiermee gebruiken zij de tijd die het duurt tot een zitting wordt gepland als periode om gratis en illegaal ergens te wonen. Door de tijd tot de zitting tot verkorten tot in beginsel 72 uur, loont het niet meer voor die groeperingen om te kraken. Daarom verwachten de initiatiefnemers dat deze wet kraken als illegaal woonmodel ontmoedigt en de kraakcaroussel een halt zal toeroepen. Daarbij wordt tevens het kraakverbod in ere hersteld.
Koerhuis Van Toorenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35296-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.