35 296 Voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod)

Nr. 8 VERSLAG

Vastgesteld 30 oktober 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit initiatiefwetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het initiatiefwetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I.

Algemeen

2

 

1.

Inleiding en aanleiding

2

 

2.

Voorgeschiedenis

3

   

2.1

Wet kraken en leegstand

3

   

2.2

Evaluatie Wet kraken en leegstand

3

   

2.3

Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie

4

 

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

5

   

3.2

Rechterlijke toets door de rechter-commissaris

6

   

3.3

Spoedontruiming

8

 

4.

Verhouding tot de Grondwet en het EVRM

9

   

4.1

Grondwet

9

   

4.2

EVRM

9

   

5.3

Verruimen bestuursrechtelijke bevoegdheden burgemeester

9

 

6.

Bestuurlijke en financiële gevolgen

9

 

7.

(Internet)consultatie

10

 

8.

Overig

10

I. Algemeen

1. Inleiding en aanleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Koerhuis en Van Toorenburg tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het wijzigen van de rechterlijke procedure voor de beoordeling van de rechtmatige binnentreding van een woning of lokaal met als doel het verwijderen van personen alsmede voorwerpen die daar worden aangetroffen (Wet handhaving kraakverbod) (hierna: het wetsvoorstel). Kraken is sinds 2010 terecht een misdrijf. Hoe sneller hiertegen wordt opgetreden, hoe beter. Deze leden steunen het sneller handhaven van het kraakverbod. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen in dit wetsvoorstel dat de initiatiefnemers aangeven dat het huidige beleid rondom het kraakverbod structureel door krakers wordt ondermijnd. Kunnen de initiatiefnemers een inschatting geven van het aantal personen dat het kraakverbod de afgelopen vijf jaar heeft overtreden? Kunnen zij toelichten hoe georganiseerde groepen structureel en doelbewust misbruik maken van het huidige beleid? Daarnaast trekken veel krakers hun ingestelde kort geding vlak voor de zitting in. Kunnen de initiatiefnemers inzicht geven in hoe vaak rechters hierdoor onnodig hun tijd besteden aan zaken die nergens toe leiden?

De leden van de CDA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Koerhuis en Van Toorenburg om het kraakverbod effectief te gaan handhaven. Het niet handhaven van het kraakverbod en daarmee het schenden van het eigendomsrecht, is deze leden al langer een doorn in het oog. Zij onderschrijven daarom de doelstelling van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Deze leden willen de initiatiefnemers hierover nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn op voorhand niet overtuigd of deze wet een reëel bestaand probleem oplost en of de wijze waarop dat voorgesteld wordt, wenselijk is. Deze leden laten zich echter graag overtuigen van het tegendeel en hebben daarom enkele vragen. De eerste vraag in dit verband is waarom het zo bezwaarlijk is dat krakers eerst de uitkomst van een kort geding tegen hun uitzetting mogen afwachten alvorens zij uitgezet mogen worden? De huidige praktijk dat zij uiterlijk acht weken op een uitspraak van de voorzieningenrechter mogen wachten is gebaseerd op het huisrecht. Waarom zou, voor de beoordeling of dit huisrecht bescherming geniet, de uitspraak van die voorzieningenrechter niet afgewacht kunnen worden? Dit geldt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie te meer daar in spoedeisende gevallen nu al een pand ontruimd kan worden. Bijvoorbeeld als er sprake is van huisvredebreuk waarbij het huisrecht van een ander wordt geschonden of als een gevaarlijke situatie of verstoring van de openbare orde dreigt. In die gevallen is een termijn van acht weken alvorens te ruimen inderdaad te lang. Maar waarom ook in andere gevallen? Waaruit bestaat de noodzaak van versnelling van de ontruiming als er verder geen spoedeisende redenen zijn, bijvoorbeeld in het geval het desbetreffende pand al lange tijd leeg staat? Over de vermeende tijdswinst hebben de leden van de PvdA-fractie enkele vragen die zij verderop zullen stellen.

De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat in de afgelopen jaren is gebleken dat georganiseerde groepen krakers misbruik maken van de schorsende werking die het aanspannen van een kort geding heeft om op deze wijze structureel en doelbewust de wet te overtreden. Deze leden vragen waaruit dit blijkt. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dat er sprake is van misbruik maken van het aanspannen van een kort geding? Kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeveel gevallen dit vermeende misbruik heeft plaatsgevonden sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010?

De leden van de SP-fractie constateren dat initiatiefnemers van mening zijn dat kraken een structureel karakter heeft en dat er volgens een voormalig politiechef sprake is van een «kraakcarrousel». Hebben deze leden dit juist geconstateerd? Voorts vragen zij of deze «kraakcarrousel» niet in een stroomversnelling terecht zal komen als er meer en sneller ontruimd gaat worden en derhalve een tegenovergesteld effect zal worden bereikt van wat de initiatiefnemers voor ogen hebben.

Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het is van groot belang dat adequaat kan worden opgetreden tegen personen die eigendomsrechten van huiseigenaren schenden. Het wijzigen van de rechterlijke procedure zorgt voor een effectief rechtsmiddel om kraken tegen te gaan.

2. Voorgeschiedenis

2.1 Wet kraken en leegstand

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers het leegstandsbeleid buiten beschouwing laten in dit wetsvoorstel en dat door anderen nieuw beleid op het gebied van leegstand wordt ontwikkeld. Wat rechtvaardigt deze omissie? Bieden de nieuwe ontwikkelingen omtrent leegstandbeleid geen reden de effectiviteit hiervan af te wachten voordat wordt overgegaan op een wetswijziging? Minder leegstaande panden betekent immers ook minder mogelijkheid tot kraken. Graag een reactie van de initiatiefnemers.

De leden van de SP-fractie vragen of een zichtbare toename of afname van het aantal kraakactiviteiten is waargenomen sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010. Kan duidelijk worden gemaakt wat de omvang van het veronderstelde probleem is? Ter verduidelijking vragen deze leden hoeveel eigendommen er zijn gekraakt sinds de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010 waar ook daadwerkelijk aangifte van is gedaan. Daarnaast vragen zij hoe de initiatiefnemers deze toename of afname van het aantal kraakactiviteiten verklaren. Hoe komen initiatiefnemers tot de conclusie dat krakers de procedurele bescherming in de huidige opzet doelbewust misbruiken om kraakactiviteiten voor te zetten? Hoe vaak heeft dit doelbewuste misbruik volgens initiatiefnemers plaatsgevonden? Kan worden geduid of sprake is van een verband tussen de verdubbeling van het aantal daklozen tot bijna 40.000 in de periode 2009–2018 en de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010?

2.2 Evaluatie Wet kraken en leegstand

De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemers onjuiste conclusies trekken uit de evaluatie van de Wet kraken en leegstand. De initiatiefnemers stellen namelijk: «Het onderzoek kon geen causaal verband aantonen tussen kraken en leegstand of andersom». Dit is een opmerkelijke conclusie, aangezien in de evaluatie niet wordt ingegaan op een mogelijk causaal verband tussen kraken en leegstand. In de Kamerbrief1 over het aangehaalde evaluatierapport schrijft toenmalig Minister van der Steur alleen: «Het onderzoek kon echter niet bevestigen dat het kraakverbod effect heeft gehad op de leegstandsproblematiek of andersom het leegstandsbeleid in directe zin enig effect heeft gehad op het kraakfenomeen». Deze uitspraak gaat dus in op het effect van beleid op kraken of leegstand, maar niet over het oorzakelijke verband tussen beide fenomenen. Bovendien wordt het ontbreken van conclusies over het effect van het beleid in de evaluatie verklaard door het ontbreken van data over kraakincidenten en dat leegstand afhankelijk is van (te) veel factoren. Het verband tussen kraken en leegstand wordt dus niet besproken en het effect van het beleid kon niet worden gemeten vanwege methodologische tekortkomingen. De leden van de D66-fractie vragen daarom hoe de initiatiefnemers tot de conclusie zijn gekomen dat de evaluatie van de Wet kraken en leegstand geen causaal verband kon aantonen tussen kraken en leegstand of andersom? Zien de initiatiefnemers in dat het causale verband waar de zij over schrijven in belangrijke mate verschilt van het verband dat toenmalig Minister van der Steur aankaartte?

De leden van de SP-fractie vragen welke effecten de invoering van de Wet kraken en leegstand uit 2010 heeft gehad op het terugdringen van de leegstand. Heeft de wet zijn beoogde doel in dit opzicht bereikt of zijn de resultaten naar verwachting? De voornoemde leden vragen waarom het wetsvoorstel het leegstandsbeleid volledig buiten beschouwing heeft gelaten terwijl de Wet kraken en leegstand juist tot doel had zowel kraken als leegstand tegen te gaan. De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers leegstand als groot maatschappelijk probleem beschouwen. Wat is op dit moment de totale leegstand in Nederland in totale wooneenheden? Daarnaast vragen deze leden of de initiatiefnemers kraken zien als een van de middelen om deze leegstand aan te kaarten en eventueel zelfs te bestrijden.

De leden van de SP-fractie lezen dat uit het evaluatierapport van de Wet kraken en leegstand2 blijkt dat krakers na 2010 meer panden hebben bezet die korter dan één jaar leeg staan. Deze leden vragen dan ook of de initiatiefnemers van mening zijn dat de Wet kraken en leegstand in dit opzicht een negatief effect heeft gecreëerd en in feite een achteruitgang heeft bewerkstelligd op het gebied van het eigendomsrecht.

2.3 Voortzetting van de parlementaire discussie na de evaluatie

De leden van de SP-fractie lezen dat de initiatiefnemers geen reden hebben om aan te nemen dat krakers die het pand vrijwillig verlaten zich vervolgens aan de wet houden. De leden van de SP-fractie vragen welke aanleiding de initiatiefnemers zien om te stellen dat krakers zich na ontruiming niet aan de wet houden. Op welke schaal vindt dit volgens hen plaats? Hoeveel aangiften van een kraak zijn er op jaarbasis? De leden van de SP-fractie zouden graag aantallen willen zien vanaf de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeente Amsterdam de handhaving van de huidige wet actief belemmert, door eigenstandig de voorwaarde toe te voegen dat er niet ontruimd wordt voor leegstand en pandeigenaren oproept geen aangifte te doen. Deze leden constateren dat dit indruist tegen de democratische rechtsstaat waarin de gemeente Amsterdam de nationale wetgeving dient te respecteren. Kan de regering aangeven hoe zij de gemeente Amsterdam met dit wetsvoorstel wil sommeren de nationale wetgeving in acht te nemen?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de nieuwe procedure, waarbij de rechter-commissaris binnen 72 uur een beslissing neemt met betrekking tot de machtiging voor ontruiming aan de officier van justitie. In gevallen waarbij uitzonderlijke omstandigheden spelen kan deze termijn worden overschreden en dient de rechter-commissaris zo snel mogelijk na afloop van deze termijn een beslissing te nemen. Kunnen de initiatiefnemers toelichten wat «zo snel mogelijk» betekent? Is hier een grens aan verbonden? Wanneer heeft de rechter-commissaris niet binnen een redelijke termijn een beslissing genomen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in bijzondere omstandigheden direct zal worden ontruimd. Gedacht moet worden aan huisvredebreuk conform artikel 138 Sr. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of het enkele feit dat krakers zich bevinden in de woning of het pand wat een ander toebehoort al niet voldoende is om te kunnen spreken van huisvredebreuk? Deze leden constateren dat indien de kraker verdacht wordt van andere strafbare feiten waardoor de rechthebbende van het pand ernstig wordt getroffen, er sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor direct zal worden overgegaan op ontruiming. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of het aanrichten van schade in de woning hieronder gekwalificeerd wordt?

De leden van de SGP-fractie constateren dat op grond van artikel 139 Sr de persoon die is binnengedrongen zich op vordering van de rechthebbende aanstonds dient te verwijderen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of aanstonds in overeenstemming is met de drie maal 24 uur die hun wetsvoorstel beoogt of dat aanstonds daadwerkelijk direct betekent?

3.1 Verschil oude en nieuwe procedure

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de rechterlijke procedures. De initiatiefnemers leggen de beslissing tot ontruiming nu bij de rechter-commissaris en niet meer bij de voorzieningenrechter. Klopt het dat hierdoor minder zaken bij de voorzieningenrechter komen en de rechter-commissarissen door dit wetsvoorstel meer taken en bevoegdheden krijgen? Kunnen de initiatiefnemers een inschatting geven van de verschuiving in werklast die hierdoor ontstaat?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er inderdaad sprake is van een kraakcaroussel. Deze leden vragen de initiatiefnemers te verduidelijken hoe dit wetsvoorstel eraan gaat bijdragen dat effectief kan worden opgetreden tegen groeperingen als de »we-are-here» beweging, die van pand naar pand trekken en continue vertrekken voordat maatregelen genomen kunnen worden. Gaat het versnellen van de procedure, zo begrijpen deze leden uit dit wetsvoorstel, er echt toe bijdragen dat aan de handelwijze van deze groepen paal en perk gesteld wordt? Verwachten de initiatiefnemers dat het versnellen van de procedure afdoende is teneinde de kraakcaroussel te stoppen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers door middel van dit wetsvoorstel tijdwinst verwachten te bewerkstelligen tussen de aangifte van kraken en de ontruiming van het pand in kwestie. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe groot deze tijdwinst naar schatting zal zijn? Achten zij het realistisch dat een eventuele ontruiming door de politie eerder wordt gepland dan nu het geval is? Het risico bestaat dat ontruimingen zich minder vaak vrijwillig zullen voordoen, als ze significant eerder plaatsvinden. De wachttijd voor de uitspraak in een kort geding aangaande een ontruiming geven de verdachten van kraken de tijd om te verhuizen uit het pand. Deze wet verkort deze tijd tot 72 uur en zal daarom de mogelijkheid voor de verdachten om het gekraakte pand op tijd te verlaten sterk verkleinen, waardoor vrijwillige ontruiming mogelijk zal verminderen. Erkennen de initiatiefnemers dit risico? Achten de initiatiefnemers het wenselijk dat kraakpanden vaker door de politie zullen moeten worden ontruimd? Welke gevolgen zal de meer veelvuldige inzet van de politie bij de ontruiming hebben voor de veronderstelde tijdswinst? Zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwt, zal de officier van justitie voor elk ontruimingsverzoek een volledig dossier moeten aanleveren bij de rechter-commissaris, indien deze wetswijziging wordt doorgevoerd. Kunnen de initiatiefnemers ook ingaan op de gevolgen die dit zal hebben voor de veronderstelde tijdwinst?

De leden van de SP-fractie merken op dat in de voorgenomen nieuwe situatie pandeigenaren niet meer hoeven aan te tonen dat het pand gebruikt wordt of op korte termijn in gebruik komt. Deze leden vragen of in de ogen van de initiatiefnemers leegstand een recht is van pandeigenaren. Daarnaast vragen deze leden hoe de initiatiefnemers het recht op voldoende woongelegenheid zien in relatie tot dit initiatief. Conflicteert dit?

Wat is de gemiddelde doorlooptijd van procedures die te maken hebben met kraken, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan dit worden uitgesplitst in jaren vanaf de invoering van de Wet kraken en leegstand in 2010? Welke concrete tijdswinst zou met dit voorstel worden gewonnen? Voorts willen de voornoemde leden graag weten wat de gemiddelde duur van de leegstand was voorafgaand aan het kraken van een wooneenheid.

Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen het feit dat er gemeenten zijn in Nederland die stellen dat ontruiming voor leegstand geen enkele meerwaarde heeft bij het tegengaan van kraken en bij het oplossen van leegstand? De leden van de SP-fractie vragen of pandeigenaren volgens de initiatiefnemers de keuze moeten hebben om geen aangifte te doen tegen een kraak van een pand in hun eigendom. Daarnaast vragen deze leden aan de initiatiefnemers of het bestaan van lege wooneenheden volgens hen aanzet tot kraken of dat het gebrek aan beschikbare woningen aanzet te kraken. Kan dit door de initiatiefnemers worden toegelicht?

3.2 Rechterlijke toets door de rechter-commissaris

De leden van de VVD-fractie lezen dat in uitzonderlijke situaties het huisrecht van de krakers kan prevaleren boven het kraakverbod waardoor ontruiming niet mogelijk is. Zij zijn hierbij van mening dat dit tot het absolute minimum beperkt zou moeten blijven, aangezien kraken een misdrijf is. Kunnen de initiatiefnemers een situatie schetsen waarbij het huisrecht prevaleert boven het kraakverbod?

De leden van de D66-fractie vragen de indieners om nader toe te lichten waarom precies is gekozen voor een beslissingstermijn van 72 uur voor een machtiging tot ontruiming. De indieners schrijven, onder andere, dat hierdoor de beslissingstermijn aansluit bij de maximale termijn voor inverzekeringstelling. Voor een verlenging van inverzekeringstelling moet dus ook door de rechter-commissaris een oordeel binnen 72 uur geven. Zien de indieners in dat deze situaties verschillen in feit omdat bij inverzekeringstelling de verdachte altijd juist kan worden geïnformeerd over een verlengingsverzoek en vrijwel altijd in staat is om hierover gehoord te worden, terwijl dit niet per se het geval is bij ontruimingsverzoeken? Kunnen de indieners aangeven hoe ervoor kan worden gezorgd dat personen die verdacht worden van kraken op tijd kennisnemen van de oproeping van de rechter-commissaris? De indieners schrijven dat de rechter-commissaris een moment vaststelt binnen 72 uur waarop de verdachten hun zienswijze kenbaar kunnen maken. Is nog sprake van effectief rechtsmiddel binnen het kader van artikel 13 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), als een verdachte pas kennisneemt van de oproeping na dit moment of vlak voor het einde van de termijn van 72 uur? Is het hierbij niet van belang dat de rechter-commissaris zekerheid heeft over of de vordering tot ontruiming de verdachte krakers bereikt heeft? Kunnen de indieners toelichten hoe de verdachten, de eigenaar van het pand en hun eventuele raadsman of raadsvrouw voldoende de mogelijkheid zullen worden gegarandeerd om voldoende kennis te nemen van het dossier binnen 72 uur? In hoeverre is nog sprake van een effectief rechtsmiddel, wanneer de betrokken personen door de tijdsdruk niet in staat zijn om zich te verdiepen in de grond van het ontruimingsverzoek?

De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak een ontruiming plaatsvindt waarna het pand direct weer leeg komt te staan en op termijn geen nieuwe functie krijgt. Deze leden willen daarnaast graag weten hoe de initiatiefnemers komen tot de termijn van 72 uur waarbinnen de procedure bij de rechter-commissaris geacht wordt te zijn afgerond. Wat is nu de gemiddelde termijn waarnaar wordt overgaan tot ontruiming? De aan het woord zijnde leden lezen dat de initiatiefnemers ook situaties denkbaar achten dat deze termijn van 72 uur zal worden overschreden. Welke mogelijke scenario’s zouden een overschrijding van deze voorgenomen norm rechtvaardigen?

De initiatiefnemers veronderstellen dat een kraker die in het gelijk wordt gesteld, maar al te maken heeft gehad met een ontruiming, weer kan worden toegelaten tot het gekraakte pand, zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze leden vragen waarom niet gewoon het hoger beroep tegen de uitspraak van rechter-commissaris kan worden afgewacht, waarbij zorgvuldig gekeken kan worden of de kraker een verdedigbare klacht heeft.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de toetsing van de bevoegdheid tot ontruimen precies in het Wetboek van Strafvordering willen passen. Delen de initiatiefnemers de mening dat het onderwerp dat ter toetsing aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd per definitie niet strafrechtelijk is (onrechtmatige bewoning is immers het uitgangspunt), omdat het juist gaat om de vraag of het huisrecht van de kraker zwaarder weegt dan het eigendomsdomsrecht van de eigenaar? Kunnen de initiatiefnemers verduidelijken waarom zij denken dat de rechter-commissaris in strafzaken (en in hoger beroep de strafkamer van de rechtbank) adequaat is toegerust op het afwegen van een in de kern civielrechtelijk belangenconflict? Kunnen de initiatiefnemers ingaan op elk van de zes punten die de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) aan de orde stelt in haar consultatiereactie op dit punt en schetsen hoe zij de procedure bij de rechter-commissaris precies vorm willen geven?

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of het klopt dat, als het wetsvoorstel wordt aangenomen, de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier moet samenstellen alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming kan verzoeken, terwijl in de huidige situatie het zo is dat het vaker voorkomt dat een kort geding wordt ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt? Kunnen de initiatiefnemers verduidelijken waarom zij denken dat het wetsvoorstel dan tóch tot een substantiële tijdwinst zal leiden. Kunnen zij tevens de zorg wegnemen dat dit wetsvoorstel fors meer extra tijd en capaciteit zal kosten voor de betrokken instanties? Zijn de initiatiefnemers bereid extra geld vrij te maken voor de betrokken instanties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar moet dit geld precies gevonden worden? In de memorie van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat de initiatiefnemers het hebben over een «herprioritering binnen de bestaande begrotingen». Wat wordt hier nu concreet mee bedoeld? Wat moet er volgens de initiatiefnemers dan precies minder prioriteit krijgen om de handhaving van het kraakverbod meer prioriteit te geven?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers beogen om het uitzetten van krakers sneller dan volgens de huidige procedure mogelijk te maken. Daartoe kan onder andere een rechter-commissaris op vordering van het OM binnen 72 uur een machtiging tot ontruiming geven in plaats van binnen de acht weken die een voorzieningenrechter nodig kan hebben. De aan het woord zijnde leden hebben ook kennisgenomen van de bezwaren van de VNG tegen het voorliggend wetsvoorstel. Die luiden onder andere dat er met dit wetsvoorstel geen substantiële winst zal worden «behaald in de snelheid van de ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk. Het initiatiefwetsvoorstel leidt tot minder doelmatigheid. Het leidt tot meer werklast voor politie, OM en de rechterlijke macht en leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod. Om deze redenen is de VNG geen voorstander van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel leidt niet tot een verbetering van de handhaving van het kraakverbod en gaat ten koste van de handhavingscapaciteit op andere thema’s». Ook de afdeling Advisering van de Raad van State wijst op de mogelijkheid dat de door de initiatiefnemers beoogde procedure via een rechter-commissaris langer kan gaan duren dan de huidige praktijk. De VNG wijst er onder andere op dat de officier van justitie eerst een omvangrijk dossier moet samenstellen alvorens hij de rechter-commissaris om een machtiging tot ontruiming kan verzoeken. Hoe beoordelen de initiatiefnemers dit met het oog op de door hen beoogde tijdswinst? Of menen de initiatiefnemers dat de rechter-commissaris een minder zorgvuldig onderbouwd besluit zal nemen dan de voorzieningenrechter? Kan de rechter-commissaris alvorens tot ontruiming te beslissen de krakers horen? Zal dit naar verwachting ook gaan gebeuren? En hoe beoordelen de initiatiefnemers het feit dat – in tegenstelling tot in het voorliggend voorstel – nu lang niet in alle gevallen het OM tijd en capaciteit moet besteden aan dossieropbouw omdat het vaker voorkomt dat een kort geding wordt ingetrokken, en dat de rechtbank er helemaal niet aan te pas komt?

3.3 Spoedontruiming

De leden van de PvdA-fractie hebben gelezen dat de VNG erop wijst dat in de huidige praktijk de driehoek afstemt wanneer een pand wordt ontruimd. «Het OM bepaalt of een pand ontruimd kan worden en de burgemeester maakt de afweging m.b.t. de openbare orde. Dat maatwerk is niet meer aan de orde in het initiatiefwetsvoorstel. Zo lijkt het er ook op dat met het initiatiefwetsvoorstel een spoedontruiming niet of niet goed meer mogelijk is. In de huidige situatie kan dit nog heel snel worden geregeld». Kunnen de initiatiefnemers hierop ingaan?

De leden van de SGP-fractie constateren dat indien de kraak binnen 24 uur wordt ontdekt, de krakers zich niet kunnen beroepen op hun huisrecht en direct verwijderd kunnen worden door een opsporingsambtenaar. Kunt u aangeven hoe in de praktijk gecontroleerd wordt dat daadwerkelijk sprake is van meer of minder dan 24 uur verblijf in de woning? De leden van de SGP-fractie constateren dat in het burgerlijk recht bij onroerende zaken sprake is van verjaring na een bezit van 10 jaar. Kunt u aangeven waarom slechts 24 uur nodig zijn om te kunnen spreken van het huisrecht van de kraker?

4. Verhouding tot de Grondwet en het EVRM

4.1 Grondwet

De leden van de SP-fractie vragen om verdere verduidelijking van mogelijke conflicterende belangen die spelen tussen kraker(s) en eigenaar van het gekraakte gebouw. Wordt er indien nodig gekozen voor een principiële leegstand om het eigendomsrecht te beschermen ten opzichte van de bescherming van de woning? Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of het onmogelijk maken van een kort geding geen gevaar oplevert voor het waarborgen van het woonrecht, waarbij de rechter de afweging kan maken tussen het huisrecht van de krakers en het eigendomsrecht van de eigenaar.

De leden van de SGP-fractie constateren dat artikel 12 Grondwet de burger beschermt tegen het binnentreden van zijn woning door een overheidsfunctionaris. Deze leden constateren dat het ingeval van kraken gaat om het eigendom van de rechthebbende. Kunt u aangeven waarom van het huisrecht van de kraker wordt uitgegaan ingeval van toepassing van artikel 12 Grondwet en niet van het eigendomsrecht van de rechthebbende en er dus binnengetreden kan worden door een overheidsfunctionaris?

4.2 EVRM

De leden van de SGP-fractie constateren dat in de huidige praktijk sprake is van een «kraakcaroussel». Dit gedrag van krakers is mogelijk omdat de wetgeving is ingericht op incidentele, losstaande misdrijven, waar het kraken zelf in toenemende mate een structureel karakter heeft. Deze leden constateren dat het huisrecht niet kan worden gebruikt om telkens voor enkele weken een nieuwe woning te kraken. Voornoemde leden constateren dat dit wetsvoorstel ziet op het wijzigen van de rechterlijke procedure omtrent het versneld ontruimen van een kraakpand. De leden van de SGP-fractie constateren eveneens dat in dit wetsvoorstel niets is geregeld om de «kraakcaroussel» tot een halt te roepen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe zij met dit wetsvoorstel het recidiverisico verminderen daar kraken een structureel karakter heeft?

5.3 Verruimen bestuursrechtelijke bevoegdheden burgemeester

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen bij de afweging om niet te kiezen voor het verruimen van de bestuursrechtelijke bevoegdheden van burgemeesters. De initiatiefnemers stellen dat een bestuursrechtelijke aanpak leidt tot een slechtere rechtsbescherming voor de verdachte. Zouden zij dit nader kunnen toelichten? Daarnaast zou de bestuursrechtelijke weg de strafrechtelijke vervolging voor het plegen van een misdrijf door het OM in de weg kunnen zitten. Zouden de initiatiefnemers dit tevens nader kunnen toelichten?

6. Bestuurlijke en financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de bestuurlijke gevolgen. De initiatiefnemers schrijven dat dit wetsvoorstel op korte termijn waarschijnlijk tot meer handhaving zal leiden. Kunnen de initiatiefnemers nader ingaan op de zorgen die de VNG heeft aankaart over dit wetsvoorstel?

7. (Internet)consultatie

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de consultatie. Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen de stelling dat de officier van justitie in alle gevallen een dossier moeten samenstellen op grond waarvan de rechter kan toetsen of de ontruiming terecht is? Hoe taxeren de initiatiefnemers het risico dat hierdoor mogelijk een verhoging van de benodigde capaciteit zal ontstaan?

De leden van de D66-fractie verzoeken de indieners om de adviezen van de NOvA, het OM, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Raad voor de rechtspraak aangaande deze wet openbaar te maken. Inzicht in deze adviezen zal namelijk zowel de transparantie als de beoordeling van deze wet bevorderen.

De leden van de SP-fractie vragen of alle adviezen, vanuit de advocatuur, OM en de NVvR aan de Kamer kunnen worden meegestuurd met de beantwoording van deze vragen.

Deze leden hebben kennisgenomen van het zeer kritische standpunt van de VNG ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel. Zo schrijft de VNG dat er geen substantiële winst te behalen is in de snelheid van de ontruiming ten opzichte van de huidige praktijk; het wetsvoorstel leidt tot minder doelmatigheid; het wetsvoorstel leidt tot meer werklast voor politie (en dus minder handhavingscapaciteit op andere thema’s), OM en de rechterlijke macht; én het voorstel leidt tot minder maatwerk bij de handhaving van het kraakverbod. Kunnen de initiatiefnemers op al deze kritische punten uitvoerig ingaan?

8. Overig

De leden van de CDA-fractie constateren dat er gemeenten zijn die het niet zo hebben op het eigendomsrecht. Zij refereren daarbij aan de brief van de gemeente Amsterdam van 28 maart 2018, waarin pandeigenaren wordt verzocht hun verzoek tot ontruiming van gekraakte panden voor bepaalde tijd op te schorten. De voornoemde leden vragen de initiatiefnemers duidelijk te maken of dit wetsvoorstel ook de beweegruimte van gemeenten beperkt om het strafrechtelijk kraakverbod te ondermijnen? Dicht dit wetsvoorstel eveneens het democratisch tekort dat door sommige gemeenten gecreëerd wordt door wetten in formele zin, het strafrechtelijk kraakverbod, te ondermijnen?

De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen toelichten op welke wijze emotionele schade wordt geleden door pandjeseigenaren waarvan hun bezit gekraakt wordt. Daarnaast vragen deze leden hoe de initiatiefnemers aankijken tegen woningzoekenden die geen woning kunnen bemachtigen via de reguliere paden. Hebben zij wellicht ook te maken met emotionele schade vanwege de grootste schaarste op de woningmarkt?

De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of verkrotting van panden om mee te speculeren een onwenselijk verschijnsel vormt volgens de initiatiefnemers. Hoe wordt hier tegenaan gekeken? Zijn er voorbeelden waaruit blijkt dat het bewust laten leegstaan van panden een onwenselijk verschijnsel vormt en kunnen hier voorbeelden van worden gegeven? Daarnaast vragen deze leden welke maatregelen hiertegen kunnen worden getroffen naast het invoeren van een leegstandsregister.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels


X Noot
1

Kamerstuk 31 560, nr. 36.

X Noot
2

Kamerstuk 31 560, nr. 36, bijlage.

Naar boven