35 295 EU en de rechtsstaat

V GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID VAN ROOIJEN C.S. TER VERVANGING VAN DE MOTIE GEPUBLICEERD ONDER LETTER U

Voorgesteld op 8 februari 2022

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende

  • dat het geen incident meer is dat de rechter wetgeving anders interpreteert dan de wetgever heeft bedoeld te formuleren;

  • dat wetteksten het Staatsblad hebben bereikt die kennelijk ruimte geven voor verschillende interpretatie;

  • dat dit van doen kan hebben met niet adequate wetstechniek;

  • dat ook niet steeds voldoende acht wordt geslagen op de advisering van de Raad van State bij aanvang van een proces van wetgeving;

  • dat dit evenzeer zijn grond kan vinden in de omstandigheid dat er ruimte is tussen de duiding van de wetgever en de tekst van de wet;

  • dat het toetsen van de wet in beginsel niet een taak is van de rechterlijke macht;

  • dat een gebrek aan kwaliteit of van eenduidigheid van wetgeving in alle omstandigheden dient te worden vermeden;

  • dat er geen enkel inzicht bestaat welke wetten vergelijkbare problemen kennen als hierboven geformuleerd;

  • dat mitsdien beleid, zelfs van ingrijpende aard, op onzekere basis zou kunnen rusten;

van oordeel

  • dat correcte wetgeving een wezenlijk element is van een rechtsstaat;

Vraagt de regering in deze kwestie onverwijld actie te ondernemen, onder meer door het instellen van een taskforce van voortreffelijke wetgevingsjuristen ter inventarisering en ter toetsing van wetgeving sinds de eeuwwisseling.

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Rooijen

Otten

Naar boven