35 295 EU en de rechtsstaat

AK VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2023

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft tijdens haar commissievergadering van 14 februari 2023 haar leden gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen over de brief van 23 december 2022 over de hernieuwde Rijksbrede strategie voor het beschermen van het vrije en open publieke debat tegen desinformatie.2 De leden van de fracties van PvdA en de PvdD hebben van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt.

Naar aanleiding hiervan is op 17 februari 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 17 maart 2023 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk was.

De Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben op 31 maart 2023 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 17 februari 2023

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft tijdens haar commissievergadering van 14 februari 2023 haar leden gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen over uw brief van 23 december 2022 over de hernieuwde Rijksbrede strategie voor het beschermen van het vrije en open publieke debat tegen desinformatie.3 De leden van de fracties van PvdA en de PvdD hebben van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief. Zij waarderen de poging om tot een integrale aanpak te komen. Veel zal afhangen van de specifieke uitwerking van de in de brief genoemde voornemens. Niettemin hebben de leden van de PvdA-fractie nu reeds enkele vragen.

In de brief wordt gesteld dat u een breed maatschappelijk debat organiseert over waar de morele, ethische en maatschappelijk grenzen van desinformatie op online platforms liggen. Wanneer start deze brede maatschappelijke discussie? En op welke wijze, naast het in de brief aangegeven publieke alternatief voor online platforms? En welk publiek alternatief is dit?

In de brief staat tevens: «Nederland staat een alternatief voor op content controle, waarin mensenrechten gewaarborgd en desinformatiecampagnes op effectieve wijze worden aangepakt.» Wat is de precieze inhoud van dit alternatief?

Verder schrijft u: «Nederland zal zich met gelijkgezinde landen inzetten voor internationaal gedeelde normen voor de aanpak van desinformatie en erkent de EU hierbinnen als normerend. Daarbij worden online platforms zo gereguleerd dat desinformatiecampagnes worden tegengegaan zonder dat dit invloed heeft op de vrijheid van meningsuiting van individuele burgers». Kunt u aangeven om welke internationaal gedeelde normen het hier gaat? Waarom is de EU hier normerend en niet (ook) organisaties als de Raad van Europa of de VN? Hoe vindt genoemde regulering van online platforms precies plaats? En hoe wordt gegarandeerd dat de vrijheid van meningsuiting van individuele burgers en de persvrijheid hierdoor niet worden aangetast?

Tot slot merkt u op: «Er is een breed scala aan strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies beschikbaar, waarmee illegale en onrechtmatige vormen van online materiaal kunnen worden aangepakt via een juridische weg». Kunt u dat brede scala in een overzicht aan deze Kamer beschikbaar stellen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de PvdD-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van uw brief van 23 december 2022. In uw brief stelt u voorop dat het «bestempelen van desinformatie als zodanig en factchecken primair geen taak is van overheden». U vervolgt dan: «Wanneer de nationale veiligheid, volksgezondheid, maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, kan de overheid wel optreden en desinformatie tegenspreken». Kunt u een overzicht geven van overheidshandelen dat op tegenspreken is gericht, op elk van die terreinen waarbij dat de laatste drie jaren heeft plaatsgevonden?

Ook wordt in uw brief opgemerkt: «Daarnaast kan desinformatie over ziekte of remedies een risico vormen voor de volksgezondheid. Zo gingen er over corona mis- en desinformatie narratieven rond, onder andere over de oorzaak van het virus, mogelijke remedies en over de maatregelen en intenties van de overheid, met als risico dat de bestrijding van de pandemie werd ondermijnd.»

Hoe is deze desinformatie bestreden?

In uw brief wordt opgemerkt: «Daarnaast wijzen de AIVD en de NCTV op de risico’s van bepaalde complottheorieën». De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Wordt van overheidswege gemonitord of via sociale media een complottheorie verspreid wordt? Wie beoordeelt of een complottheorie een bedreiging vormt voor de democratische rechtsstaat en/of een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft? Als wordt geoordeeld dat dat het geval is, welke overheidsinstanties hebben dan bevoegdheden en taken om de als desinformatie aangemerkte complottheorie tegen te spreken en op welke wijze zal dat volgens de bewindslieden dienen te geschieden?

In welke gevallen behoort het tot de bevoegdheden en taken van de veiligheids- en inlichtingendiensten om desinformatie te bestrijden? Zijn die diensten daarvoor voldoende uitgerust?

In uw brief wordt gewezen op groepen die nepaccounts aanmaakten om desinformatie te verspreiden. Is het aanmaken van een nepaccount met dat doel strafbaar? Op welke wijze kan dat aanmaken van nepaccounts worden voorkomen?

In uw brief acht u van belang dat burgers mediawijs worden gemaakt zodat zij zelf desinformatie kunnen herkennen. U schrijft dat burgers informatie en tips over desinformatie en over nepnieuws kunnen vinden op crisis.nl. Bij het op die site invullen van de zoekterm «desinformatie» en de zoekterm «nepnieuws» worden geen resultaten gemeld. Wat is uw oordeel daarover?

Blijkens uw brief acht u het van belang dat de site www.isdatechtzo.nl wordt gepromoot. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende vijf vragen. Heeft u onderzocht welke groepen in de samenleving gevoelig zijn voor complottheorieën? En hoe die groepen het beste bereikt kunnen worden om te voorkomen dat zij zich door desinformatie en complottheorieën laten leiden? Deelt u de mening van de leden van de fractie van de PvdD dat het taalgebruik en de intellectuele benadering die op de site www.isdatechtzo.nl wordt gehanteerd niet zal aansluiten bij groepen in de samenleving die zich door desinformatie laten leiden? Hoe oordeelt u in dat verband bijvoorbeeld over de «tips» op de betreffende site die te vinden zijn in: «Praten met vrienden of familie die in complottheorieën geloven? 5 tips voor een goed gesprek.»

In de rubriek «hoe wordt nepnieuws verspreid» van de site www.isdatechtzo.nl, gaat het over hoe je uit je «filterbubbel» kan komen. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Deelt u de mening van de fractieleden van de PvdD dat de groepen die gevoelig zijn voor desinformatie en complottheorieën het begrip «filterbubbel» niet zullen kennen. En als er wordt aangeraden: «volg meerdere nieuwszenders of kranten», hoe zal dat advies uitwerken op mensen die sowieso geen kranten lezen? Kunt u daarop reflecteren? En daarbij ook betrekken welke doelgroep bereikt wordt met tips als: «Je kunt minder sporen achterlaten door een adblocker of anti-tracker tool te installeren; test je privacy met CyberskillsTest van Alert Online».

U schrijft: «Ook bibliotheken, musea en andere maatschappelijke organisaties ondernemen activiteiten om mensen bewuster te maken van het werken en het herkennen van desinformatie». Op grond van welke informatie meent u dat de belangrijkste groepen in de samenleving die gevoelig zijn voor desinformatie en complottheorieën langs die weg bereikt zullen kunnen worden?

Bent u bekend met de website https://www.geefboerentoekomst.nl/? De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende vier vragen. Bent u ervan op de hoogte dat de initiatiefnemers achter deze website onder andere agrarische belangengroepen en bedrijven zijn zoals ZLTO, Voergroep Zuid, LTO Noord en Trouw Nutrition en De Heus? Deelt u het oordeel van de PvdD-fractieleden dat via deze alternatieve kieswijzer misleidende stemadviezen tegen een achtergrond van onware stellingen worden gegeven en dat hier sprake is van het bewust verspreiden van desinformatie om de uitslag van de verkiezingen te beïnvloeden, ten gunste van de in de vorige vraag genoemde agrarische belangengroepen en bedrijven? Kunt u daarbij de vragen betrekken hoeveel procent van het in Nederland geconsumeerde voedsel een herkomst heeft die buiten Nederland ligt en hoeveel procent van in Nederland geproduceerde landbouwproducten geëxporteerd wordt en in hoeverre dus van bewuste misleiding sprake is? Hoe verwacht u dat kiezers moeten herkennen dat de informatie die op deze website wordt gepresenteerd niet objectief is, maar gekleurd en goeddeels onwaar en afkomstig van financieel belanghebbenden? Hoe verhouden de door u in de brief voorgestelde maatregelen zich daartoe?

Heeft u kennis genomen van het bericht in de NRC van 16 februari 2023 met de titel «Spookbedrijf manipuleert verkiezingen»? Blijkens het onderzoek van de journalisten beschikt «Team Jorge» over software waarmee met enkele muisklikken nepprofielen op sociale media en andere websites aangemaakt kunnen worden. Via dat programma, Aims, beheerde Team Jorge meer dan dertigduizend profielen, die kunnen worden ingezet voor desinformatiecampagnes. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Houdt u er rekening mee dat zulke programma’s ook in Nederland kunnen worden toegepast? Welke middelen heeft de Nederlandse overheid om zulke desinformatieprogamma’s te voorkomen en te bestrijden als deze worden ingezet bij verkiezingen? Is het uitgesloten dat vergelijkbare programma’s worden ingezet bij de komende verkiezingen in Nederland?

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Een gelijkluidende brief is gestuurd aan de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2023

Hiermee deel ik u, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede dat de schriftelijke reactie op de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van PvdA en PvdD, met dagtekening 17 februari 2023 en kenmerk 172562.01 U, niet binnen de door u gevraagde vier weken kunnen worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat er vanwege de benodigde interdepartementale afstemming meer tijd nodig is. U ontvangt de schriftelijke antwoorden zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 31 maart.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2023

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/ Algemene Zaken en Huis van de Koning naar aanleiding van de brief van 23 december 2022 over de hernieuwde Rijksbrede strategie voor het beschermen van het vrije en open publieke debat tegen desinformatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

In de brief wordt gesteld dat u een breed maatschappelijk debat organiseert over waar de morele, ethische en maatschappelijk grenzen van desinformatie op online platforms liggen. Wanneer start deze brede maatschappelijke discussie? En op welke wijze, naast het in de brief aangegeven publieke alternatief voor online platforms? En welk publiek alternatief is dit?

Antwoord: Dit jaar zal deze brede maatschappelijke discussie starten. Op dit moment wordt daar met verschillende partijen, waaronder het Rathenau Instituut, over gesproken. Zij hebben een zelfstandige opdracht in het organiseren van het debat over de impact van wetenschap, technologie en innovatie op de samenleving en hebben recent onderzoek verricht naar online normvervaging. Dit debat vindt idealiter zowel offline als online plaats, in de samenleving en op online platformen. Op dit moment ontwikkelen verschillende alternatieve online platformen zich in Nederland, zoals «Pubhubs», Mastodon en Pol.is. Voor de zomer zullen wij u verder informeren over dit debat en over de inzet van alternatieve online platformen bij maatschappelijke discussies over waardengedreven digitaliseren.

In de brief staat tevens: «Nederland staat een alternatief voor op content controle, waarin mensenrechten gewaarborgd en desinformatiecampagnes op effectieve wijze worden aangepakt.» Wat is de precieze inhoud van dit alternatief?

Antwoord: De discussie rondom het tegengaan van desinformatie is ook in multilaterale fora sterk politiek geladen; de instrumenten voor het reguleren van online content vormen in staten zonder sterke democratie en rechtsstaat ook een risico voor censuur. Om deze reden draagt Nederland in multilaterale fora het belang van het recht op vrije meningsuiting en andere mensenrechten uit steevast uit in discussies over de aanpak van desinformatie.

Ook onderstreept Nederland in VN Fora (zoals UNESCO, de mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering) dat nationale wet- en regelgeving op contentmoderatie toe zou moeten zien op de processen rondom content moderatie, niet op de content zelf. Voorbeelden hiervan zijn afspraken rondom transparantie voor de algoritmische processen voor de nieuwsfeed en modereren van berichten en duidelijke mogelijkheden voor beroep van gebruikers op het verwijderen van content. Deze principes komen ook naar voren in de Digitale Dienstenverordening (DSA).

Naast duidelijke afspraken over het reguleren van platformen staat Nederland ook voor duidelijke afspraken met staten over het tegengaan van desinformatie. Eerder is de Tweede Kamer geïnformeerd over het initiatief dat Minister Hoekstra en zijn Canadese ambtsgenoot Joly namen voor het tegengaan van desinformatie wereldwijd. Zij kondigden aan samen te gaan werken aan «Rules of the Road»: een eerste stap tot concrete internationale actie tegen desinformatie waarbij instrumenten worden ontwikkeld om desinformatie, verspreid door statelijke actoren, te bestrijden. Deze principes worden momenteel door Nederland en Canada verder uitgewerkt.

Verder schrijft u: «Nederland zal zich met gelijkgezinde landen inzetten voor internationaal gedeelde normen voor de aanpak van desinformatie en erkent de EU hierbinnen als normerend. Daarbij worden online platforms zo gereguleerd dat desinformatiecampagnes worden tegengegaan zonder dat dit invloed heeft op de vrijheid van meningsuiting van individuele burgers». Kunt u aangeven om welke internationaal gedeelde normen het hier gaat? Waarom is de EU hier normerend en niet (ook) organisaties als de Raad van Europa of de VN? Hoe vindt genoemde regulering van online platforms precies plaats? En hoe wordt gegarandeerd dat de vrijheid van meningsuiting van individuele burgers en de persvrijheid hierdoor niet worden aangetast?

Antwoord: De internationaal gedeelde normen staan opgenomen in DSA en de praktijkcode tegen desinformatie (praktijkcode) en houden in dat platformen zelf verantwoordelijk zijn voor het omgaan met desinformatie. De platformen zijn verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan, zoals het beperken van de verspreiding van misleidende inhoud, het versterken van de transparantie van online-advertenties en het verwijderen van illegale content. De EU is hier normerend omdat zij wetgeving kan initiëren. Voor brede internationale normen vindt ook overleg plaats in de Raad van Europa en de VN.

Binnen de DSA en de praktijkcode is een balans gevonden tussen enerzijds de bescherming van, onder andere, de nationale veiligheid, volksgezondheid, maatschappelijke en/of economische stabiliteit en anderzijds de grondrechten als de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Dat gebeurt bijvoorbeeld doordat iedereen melding mag doen van illegale content. Online dienstverleners moeten ervoor zorgen dat er eenvoudig toegankelijke middelen beschikbaar zijn waarmee gebruikers illegale inhoud kunnen melden. Vervolgens hebben zij de plicht om meldingen snel en effectief op te pakken en af te handelen. Tegelijkertijd is bepaald dat eenieder in bezwaar kan gaan indien content van een platform wordt verwijderd.

Tot slot merkt u op: «Er is een breed scala aan strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies beschikbaar, waarmee illegale en onrechtmatige vormen van online-materiaal kunnen worden aangepakt via een juridische weg». Kunt u dat brede scala in een overzicht aan deze Kamer beschikbaar stellen?

Antwoord: Hieronder worden een aantal interventies benoemd, waarbij onderscheid gemaakt dient te worden tussen de typen online materiaal en vervolgens de verschillende gronden van interventie om hiertegen op te treden. Het is daarbij goed om aan te tekenen dat onrechtmatig handelen ook een strafbaar feit kan behelzen. Het is daarom niet uitgesloten dat verschillende juridische interventies kunnen worden gecombineerd, afhankelijk van het beoogde doel en degene die de procedure initieert.

Strafrechtelijke interventies

Verschillende strafbare gedragingen kunnen online worden begaan door het creëren, plaatsen of verspreiden van bepaalde content, zoals uitingen of afbeeldingen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan smaad (artikel 261 Sr), laster (artikel 262 Sr) of zonder toestemming van de afgebeelde persoon vervaardigen of verspreiden van seksueel deepfake beeldmateriaal (artikel 139h Sr). Tegen de verdachte van deze strafbare feiten kan strafvervolging worden ingesteld.

Als het noodzakelijk is ter beëindiging van het strafbare feit kan de officier van justitie – ook voordat een verdachte voor het strafbare feit is veroordeeld – in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, met een machtiging van de rechter-commissaris aan een aanbieder van een communicatiedienst bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken (artikel 125p Sv).

Civielrechtelijke interventies

Er kan voor bepaalde content ook civielrechtelijke aansprakelijkheid bestaan waarbij een slachtoffer direct een dader aan kan spreken op onrechtmatige inhoud. Dit wordt getoetst aan de voorwaarden van de onrechtmatige daad uit artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Er zijn drie soorten onrechtmatige gedragingen die volgen uit dit artikel: 1) een inbreuk op een recht 2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht 3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan identiteitsfraude, zoals nepprofielen op social media (artikel 231b Sr) en inbreuk op het portretrecht (artikel 21 Auteurswet).

Daarnaast regelt artikel 6:196c Burgerlijk Wetboek wanneer aanbieders van tussenhandeldiensten niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de door hen opgeslagen informatie. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden kan ook een hostingdienst of online platform zelf via civielrechtelijke weg aansprakelijk worden gesteld.

Bestuursrechtelijke interventies

De huidige mogelijkheden in wet- en regelgeving in het bestuursrecht met betrekking tot het verwijderen van online inhoud is nu nog beperkt, maar daar komt verandering in met de inwerkingtreding van een tweetal nieuwe juridische instrumenten.

De DSA wordt in februari 2024 in zijn geheel van toepassing, maar wordt dit jaar al van toepassing op zeer grote online platformen en zeer grote online zoekmachines. Daarin worden geharmoniseerde regels gesteld voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving. Deze verordening bevat ook regels over de voorwaardelijke aansprakelijkheidsvrijstelling van aanbieders van tussenhandeldiensten, zoals momenteel vastgelegd in artikel 6:196c BW. De verordening stelt ook verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen aan tussenhandeldiensten, waaronder online platformen. Voor het toezicht op de Digital Services Act zal elke lidstaat een digitaledienstencoördinator moeten aanwijzen. Die toezichthouder zal ook de bevoegdheid krijgen om geldboeten of een dwangsom op te leggen.

Daarnaast zal de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch materiaal (ATKM) na inwerkingtreding van de Uitvoeringswet TOI-verordening ten aanzien van terroristisch online inhoud in de zin van de TOI-verordening (na inwerkingtreding Uitvoeringswet TOI-verordening) de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch materiaal (ATKM) i.o. de bevoegdheid hebben om een verwijderingsbevel uit te vaardigen en een blootstellingsbesluit te nemen. De ATKM kan ook handhaven door het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de PvdD-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van uw brief van 23 december 2022. In uw brief stelt u voorop dat het «bestempelen van desinformatie als zodanig en factchecken primair geen taak is van overheden». U vervolgt dan: «Wanneer de nationale veiligheid, volksgezondheid, maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, kan de overheid wel optreden en desinformatie tegenspreken». Kunt u een overzicht geven van overheidshandelen dat op tegenspreken is gericht, op elk van die terreinen waarbij dat de laatste drie jaren heeft plaatsgevonden?

Antwoord: Er bestaat geen centraal overzicht van overheidshandelen gericht op tegenspreken en de redenen hierachter. Er kunnen ook verschillende redenen zijn voor dergelijk handelen.

Waar het gaat om het tegenspreken van desinformatie door de overheid is het belangrijk te benadrukken dat de rijksoverheid desinformatie definieert als het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke debat, democratische processen, de open en kenniseconomie of volksgezondheid. Dit betekent dat voor het bestempelen van een bericht als desinformatie een uitspraak gedaan moet kunnen worden over de intentie van de verspreider of producent van dat bericht. Om die reden is het bestempelen van desinformatie als zodanig primair geen taak van overheden, maar van onafhankelijke media en factcheckers. Er zijn op dit moment geen voorbeelden bekend van berichten die door de overheid zijn tegengesproken waarbij de overheid bij het tegenspreken uitspraken heeft gedaan over de kwade intentie van de verspreider of producent om bewust desinformatie te verspreiden.

Wel komt het voor dat de overheid berichten tegenspreekt wanneer die onjuiste of misleidende informatie bevatten, zonder dat de overheid daarbij een uitspraak doet over de intentie van de verspreider/producent. Een voorbeeld daarbij is een bericht dat op Facebook en Twitter werd verspreid, waarin werd gezegd dat je deze verkiezingen twee vakjes rood mocht kleuren op het stembiljet. «Twijfel je nog steeds tussen de PVV en FvD? Vergeet niet, dit jaar mag je twee vakjes rood kleuren op het stembiljet», was te lezen in diverse berichten. Deze informatie is op 16 maart 2021 ontkracht door onafhankelijke factcheckers van DPA-factchecking. Het Ministerie van BZK heeft daarom een bericht op Twitter geplaatst in reactie op deze berichtgeving. Het inkleuren van twee vakjes leidt namelijk tot een ongeldige stem.

Een ander voorbeeld is de respons op een bericht in de campagnestijl van de vaccinatiecampagne, waarin stond dat het kabinet ondernemers verplichtte om zich te laten vaccineren. Dat is door het Ministerie van EZK in een sociale media post ontkracht.4

Ook wordt in uw brief opgemerkt: «Daarnaast kan desinformatie over ziekte of remedies een risico vormen voor de volksgezondheid. Zo gingen er over corona mis- en desinformatie narratieven rond, onder andere over de oorzaak van het virus, mogelijke remedies en over de maatregelen en intenties van de overheid, met als risico dat de bestrijding van de pandemie werd ondermijnd.»

Hoe is deze desinformatie bestreden?

Het uiteindelijke doel van de desinformatie-aanpak tijdens de coronapandemie was om de informatiepositie van de burgers te verstevigen. Dit gebeurde door feitelijke informatie toegankelijk, onderbouwd en in begrijpelijke taal (b1 niveau) te presenteren. Daarvoor is samengewerkt met inhoudelijk experts (zoals artsen en deskundigen) om feitelijke informatie te verspreiden.

Met name op het thema vaccinatie tegen corona ging veel des- of misinformatie rond. Feitelijke informatie hierover werd onder de aandacht van burgers gebracht via de website www.coronavaccinatie.nl/feiten, op sociale media, online campagnes, filmpjes, en diverse blogartikelen, zoals «Zijn er alternatieven voor coronavaccinatie», «Coronavaccin bij zwangerschap en kinderwens» en «Zijn snel ontwikkelde coronavaccins wel veilig». Zie voor een volledig overzicht: https://www.coronavaccinatie.nl/weblogs. Op de website www.overvaccineren.nl, die is bedoeld voor mensen die nog twijfelen over vaccineren, werden ook veel onderwerpen behandeld waar des- of misinformatie over rondging. Ook het webcareteam heeft vele vragen beantwoord die raken aan des- of misinformatie. Zo hielpen we mensen op weg naar de feitelijke informatie (bronnen) zoals coronavaccinatie.nl, maar ook naar informatie van partners zoals het RIVM, GGD, CBG en Lareb.

De aanpak van desinformatie is uitvoerig beschreven in de «commissiebrief over informatievoorziening en desinformatie».5

Daarnaast is, naar aanleiding van de dalende vaccinatiegraad van vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en desinformatie daarover, in 2019 de onafhankelijk denktank desinformatie gestart. Dit was na een oproep van de Staatssecretaris van VWS bij een bijeenkomst van de Vaccinatiealliantie. De denktank desinformatie bestaat uit zo’n 35 professionals en richt zich onder andere op het weerspreken van desinformatie op sociale media en het beschikbaar en vindbaar maken van de juiste en betrouwbare informatie. Deelnemers van de denktank reageren op persoonlijke titel en vanuit eigen expertise op basis van de meest recent beschikbare wetenschappelijke kennis. Deelnemers van de denktank maken zelf de afweging of zij reageren op desinformatie en wat deze reactie inhoudt. Daarmee is de onafhankelijkheid van de deelnemers geborgd. De rol van het Ministerie van VWS ten opzichte van de denktank is faciliterend.6

In uw brief wordt opgemerkt: «Daarnaast wijzen de AIVD en de NCTV op de risico’s van bepaalde complottheorieën». De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Wordt van overheidswege gemonitord of via sociale media een complottheorie verspreid wordt? Wie beoordeelt of een complottheorie een bedreiging vormt voor de democratische rechtsstaat en/of een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft? Als wordt geoordeeld dat dat het geval is, welke overheidsinstanties hebben dan bevoegdheden en taken om de als desinformatie aangemerkte complottheorie tegen te spreken en op welke wijze zal dat volgens de bewindslieden dienen te geschieden?

Antwoord: Zoals aangegeven in de Kamerbrief, kan de overheid bij een dreiging voor de politieke, economische stabiliteit, volksgezondheid of nationale veiligheid besluiten desinformatie tegen te spreken. Zij kan dit ook doen bij andere vormen van misleidende of onjuiste informatie. In principe heeft elk departement de mogelijkheid om dit te doen via de eigen sociale mediakanalen. Dit zijn kleine communicatie-acties (in het algemeen niet meer dan het plaatsen van een post op sociale media, die soms gedeeld wordt door andere ministeries). Het kabinet is en blijft terughoudend in het tegenspreken van misleidende berichten. Het onderzoeken van personen en/of groeperingen waarvan een ernstig vermoeden bestaat dat zij een dreiging vormen tegen de nationale veiligheid is voorbehouden aan de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

In welke gevallen behoort het tot de bevoegdheden en taken van de veiligheids- en inlichtingendiensten om desinformatie te bestrijden? Zijn die diensten daarvoor voldoende uitgerust?

Antwoord: De taken van de AIVD en MIVD, zoals omschreven in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017), omvatten niet het bestrijden van desinformatie als fenomeen. De diensten verrichten binnen de kaders van de Wiv 2017 en op basis van de Geïntegreerde Aanwijzing onderzoek naar personen, organisaties en landen waarvan een (mogelijke) dreiging uitgaat jegens de nationale veiligheid, inclusief de democratische rechtsorde. Vanuit deze hoedanigheid hebben AIVD en MIVD wel aandacht voor het onderwerp desinformatie. De diensten rapporteren hun bevindingen waar mogelijk in het openbaar en anders via de geëigende kanalen.

In uw brief wordt gewezen op groepen die nepaccounts aanmaakten om desinformatie te verspreiden. Is het aanmaken van een nepaccount met dat doel strafbaar? Op welke wijze kan dat aanmaken van nepaccounts worden voorkomen?

Antwoord: In juni 2022 hebben 34 betrokken organisaties, waaronder veel online platformen, zich verbonden aan de nieuwe praktijkcode tegen desinformatie. Deze praktijkcode kwam voort uit een oproep van de Europese Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden, de European Regulators Group for Audiovisual Media Services (ERGA) en de European Digital Media Observatory (EDMO). Onder deze code rapporteren deze organisaties over het aantal verwijderde nepaccounts, en werken zij aan gezamenlijke definities. Veel online platformen hebben in hun gebruikersvoorwaarden opgenomen dat het aanmaken van nepaccounts met het doel om desinformatie te verspreiden niet is toegestaan. Het is aan online platformen om hiertegen op te treden.

Onder de DSA, die nog dit jaar in werking treedt voor zeer grote online platformen en zeer grote online zoekmachines, dienen deze platformen en zoekmachines een risicobeoordeling uit te voeren van de impact van hun diensten op «eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de burgerdialoog en verkiezingsprocessen» en dienen zij te analyseren «of en hoe de risico’s worden beïnvloed door opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door niet-authentiek gebruik of geautomatiseerde exploitatie van de dienst». Zij zijn vervolgens ook verplicht om risico-beperkende maatregelen te nemen, en hierop een onafhankelijke controle uit te laten voeren. De geldboeten die kunnen worden opgelegd wegens niet-naleving van een verplichting uit de verordening bedraagt maximaal 6% van de wereldwijde omzet van de betrokken aanbieder.

In uw brief acht u van belang dat burgers mediawijs worden gemaakt zodat zij zelf desinformatie kunnen herkennen. U schrijft dat burgers informatie en tips over desinformatie en over nepnieuws kunnen vinden op crisis.nl. Bij het op die site invullen van de zoekterm «desinformatie» en de zoek- term «nepnieuws» worden geen resultaten gemeld. Wat is uw oordeel daarover?

Antwoord: Crisis.nl wordt ingezet tijdens een crisis ten behoeve van de crisiscommunicatie. Dan zal er ten tijde van een crisis ook informatie over desinformatie (in relatie tot de specifieke crisis) te vinden zijn. Recentelijk is de website denkvooruit.nl gelanceerd met daarin tips over hoe men zich op eventuele risico’s kan voorbereiden. De informatie met tips over hoe desinformatie te herkennen die op crisis.nl stond is geactualiseerd en naar denkvooruit.nl verplaatst. Op crisis.nl wordt expliciet doorgelinkt naar denkvooruit.nl.

Blijkens uw brief acht u het van belang dat de site www.isdatechtzo.nl wordt gepromoot. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende vijf vragen. Heeft u onderzocht welke groepen in de samenleving gevoelig zijn voor complottheorieën? En hoe die groepen het beste bereikt kunnen worden om te voorkomen dat zij zich door desinformatie en complottheorieën laten leiden? Deelt u de mening van de leden van de fractie van de PvdD dat het taalgebruik en de intellectuele benadering die op de site www.isdatechtzo.nl wordt gehanteerd niet zal aansluiten bij groepen in de samenleving die zich door desinformatie laten leiden? Hoe oordeelt u in dat verband bijvoorbeeld over de «tips» op de betreffende site die te vinden zijn in: «Praten met vrienden of familie die in complottheorieën geloven? 5 tips voor een goed gesprek.»

Antwoord: Zoals aangegeven in de Kamerbrief toont wetenschappelijk onderzoek aan dat mensen uit alle lagen van de bevolking vatbaar zijn voor desinformatie. De vatbaarheid zit hem met name in hun persoonlijke interesse voor een onderwerp in combinatie met een minder kritische houding. Daarbij kan desinformatie inspelen op de emoties van mensen door feiten te verdraaien of uit hun verband te trekken, of door de context weg te laten. Behalve boosheid of angst wekt een dergelijk verhaal vaak ook interesse. Het brede bereik van desinformatie vraagt daarom om een breed palet aan oplossingen.

De website isdatechtzo.nl is op 5 februari 2021 gelanceerd, mede met het oog op de landelijke verkiezingen in maart 2021. Daarbij heeft «No Ties» in opdracht van Netwerk Mediawijsheid onderzocht7 of Nederlanders weten wat desinformatie is, hoe ze dit kunnen herkennen en hoe de Nederlanders over desinformatie denken. Daar kwam uit dat drie kwart van de Nederlanders denkt wekelijks of vaker desinformatie tegen te komen. In de leeftijdsgroep van 30 tot 49 jaar gaf 82 procent aan dat zij wekelijks of vaker nepnieuws tegenkomen. De doelgroep van isdatechtzo.nl is de gehele Nederlandse bevolking waarbij voor communicatie doeleinden een focus ligt op de beroepsbevolking 30–50 jaar. Voor de toegankelijkheid van de site wordt rekening gehouden met mensen met een opleidingsniveau vanaf mbo en taalniveau B1.

Isdatechtzo.nl is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en ontvangt hiervoor subsidie. Daarbij is vastgelegd dat Netwerk Mediawijsheid verantwoordelijk is voor alle inhoud en volledig onafhankelijk van het Ministerie van BZK opereert.

In de rubriek «hoe wordt nepnieuws verspreid» van de site www.isdatechtzo.nl, gaat het over hoe je uit je «filterbubbel» kan komen. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Deelt u de mening van de fractieleden van de PvdD dat de groepen die gevoelig zijn voor desinformatie en complottheorieën het begrip «filterbubbel» niet zullen kennen. En als er wordt aangeraden: «volg meerdere nieuwszenders of kranten», hoe zal dat advies uitwerken op mensen die sowieso geen kranten lezen? Kunt u daarop reflecteren? En daarbij ook betrekken welke doelgroep bereikt wordt met tips als: «Je kunt minder sporen achterlaten door een adblocker of anti-tracker tool te installeren; test je privacy met CyberskillsTest van Alert Online».

Antwoord: Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, is vastgelegd dat Netwerk Mediawijsheid verantwoordelijk is voor alle inhoud en volledig onafhankelijk van het Ministerie van BZK opereert.

U schrijft: «Ook bibliotheken, musea en andere maatschappelijke organisaties ondernemen activiteiten om mensen bewuster te maken van het werken en het herkennen van desinformatie». Op grond van welke informatie meent u dat de belangrijkste groepen in de samenleving die gevoelig zijn voor desinformatie en complottheorieën langs die weg bereikt zullen kunnen worden?

Antwoord: Zoals aangegeven in de antwoorden hierboven, toont wetenschappelijk onderzoek aan dat mensen uit alle lagen van de bevolking vatbaar zijn voor desinformatie. Het beleid van de rijksoverheid is er daarom niet op gericht om alleen de «belangrijkste groepen» te bereiken, maar om álle burgers in staat te stellen zichzelf weerbaar te maken tegen des- of misinformatie. Dit vraagt om een breed palet aan oplossingen, waarbij samenwerking met de maatschappij van belang is. Bibliotheken, musea en andere maatschappelijke organisaties kunnen hier goed bij helpen. Het kabinet verwelkomt zulke maatschappelijke initiatieven van harte, omdat deze ook kunnen bijdragen aan het verkleinen van de voedingsbodem voor desinformatie bij verschillende groepen in onze samenleving.

Bent u bekend met de website https://www.geefboerentoekomst.nl/? De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende vier vragen. Bent u ervan op de hoogte dat de initiatiefnemers achter deze website onder andere agrarische belangengroepen en bedrijven zijn zoals ZLTO, Voergroep Zuid, LTO Noord en Trouw Nutrition en De Heus? Deelt u het oordeel van de PvdD-fractieleden dat via deze alternatieve kieswijzer misleidende stemadviezen tegen een achtergrond van onware stellingen worden gegeven en dat hier sprake is van het bewust verspreiden van desinformatie om de uitslag van de verkiezingen te beïnvloeden, ten gunste van de in de vorige vraag genoemde agrarische belangengroepen en bedrijven? Kunt u daarbij de vragen betrekken hoeveel procent van het in Nederland geconsumeerde voedsel een herkomst heeft die buiten Nederland ligt en hoeveel procent van in Nederland geproduceerde landbouwproducten geëxporteerd wordt en in hoeverre dus van bewuste misleiding sprake is? Hoe verwacht u dat kiezers moeten herkennen dat de informatie die op deze website wordt gepresenteerd niet objectief is, maar gekleurd en goeddeels onwaar en afkomstig van financieel belanghebbenden? Hoe verhouden de door u in de brief voorgestelde maatregelen zich daartoe?

Antwoord: De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de Kieswet, die de aankomende verkiezingen regelt. Het beschikbaar stellen van stemhulpen valt niet onder die verantwoordelijkheid. Zo wordt de StemWijzer gemaakt door ProDemos en is Kieskompas een onafhankelijke organisatie. Het Ministerie van BZK heeft hierbij geen betrokkenheid en het is niet aan het kabinet om de inhoud van stemhulpen te beoordelen. Daarnaast staat het politieke partijen en anderen vrij om campagne te voeren en politieke standpunten voor het voetlicht te brengen.

Heeft u kennisgenomen van het bericht in de NRC van 16 februari 2023 met de titel «Spookbedrijf manipuleert verkiezingen»? Blijkens het onderzoek van de journalisten beschikt «Team Jorge» over software waarmee met enkele muisklikken nepprofielen op sociale media en andere websites aangemaakt kunnen worden. Via dat programma, Aims, beheerde Team Jorge meer dan dertigduizend profielen, die kunnen worden ingezet voor desinformatiecampagnes. De leden van de PvdD-fractie hebben daarover de volgende drie vragen. Houdt u er rekening mee dat zulke programma’s ook in Nederland kunnen worden toegepast? Welke middelen heeft de Nederlandse overheid om zulke desinformatieprogamma’s te voorkomen en te bestrijden als deze worden ingezet bij verkiezingen? Is het uitgesloten dat vergelijkbare programma’s worden ingezet bij de komende verkiezingen in Nederland?

Antwoord: Ja, wij kennen dit bericht. Wij zijn ons ervan bewust dat zulke programma’s ook kunnen worden toegepast in Nederland. In de Kamerbrief benadrukken wij daarom dat het verspreiden van desinformatie een product kan zijn om geld mee te verdienen, bijvoorbeeld het verkopen van een zogeheten botnetwerk.

Op dit moment is het onder art. 127 Sr strafbaar om met een bedrieglijke handeling ervoor te zorgen dat een stem van een ander van onwaarde wordt, of dat iemand een stem op een andere persoon uitbrengt dan de bedoeling was. Dat betekent dus dat beïnvloeding van het verkiezingsproces door middel van desinformatie strafbaar kan zijn. Hierbij moet wel de causaliteit tussen de desinformatie berichten en, bijvoorbeeld, het ongeldig worden van de stem aangetoond kunnen worden.

De Digital Service Act en de Praktijkcode tegen Desinformatie verplichten hele grote online platformen ook om actie te nemen om risico’s van hun diensten te beperken. Hier valt o.a. de verspreiding van desinformatie onder, zoals ook via nepaccounts/bots. Vanuit de online platformen kan er dus ook meer actie ondernomen worden, en hier zal in de toekomst door de Europese Commissie en het kabinet op toegezien worden.


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
2

Kamerstukken I 2022/23, 35 295, AG.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 35 295, AG.

Naar boven