35 292 Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2018/2002/EU betreffende energie-efficiëntie

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Warmtewet te wijzigen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PbEU 2018, L 328);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel d, komt te luiden:

d. warmte:

thermische energie die ten behoeve van ruimteverwarming of verwarming van tapwater wordt geleverd door middel van transport van water;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een beheerder van een koudenet heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan een eindafnemer een individuele meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die het actuele energieverbruik van koude kan weergeven.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien een meetinrichting wordt geïnstalleerd, is deze op afstand uitleesbaar.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan een op afstand uitleesbare meetinrichting ten minste voldoet, waarbij in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de beveiliging van meetgegevens.

4. Het negende en tiende lid komen te luiden:

  • 9. De installatie van een individuele meter om het koudeverbruik te meten als bedoeld in het achtste lid is in elk geval technisch haalbaar en kostenefficiënt indien:

    • a. een bestaande meter wordt vervangen;

    • b. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • c. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop wordt bepaald in welke andere situaties de installatie van een individuele meter om het koudeverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is.

  • 10. In een appartementengebouw of in een multifunctioneel gebouw baseert de beheerder van een koudenet de aan de verbruiker in rekening te brengen kosten op het verbruik in zijn eenheid en indien van toepassing de kosten voor verbruik van gemeenschappelijke ruimten.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «elektriciteit, gas en warmte» vervangen door «elektriciteit en gas» en vervalt «eerste,»

b. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt vervalt onderdeel e.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een beheerder van een elektriciteitsnet en een beheerder van een gasnet hebben tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan een eindafnemer van elektriciteit en een eindafnemer van gas een individuele meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die het actuele energieverbruik kan weergeven en die informatie kan weergeven over de tijd waarin sprake was van daadwerkelijk verbruik, wanneer:

    • a. een eindafnemer hierom vraagt, tenzij het ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of financieel niet redelijk is;

    • b. een bestaande meter wordt vervangen, tenzij het ter beschikking stellen technisch onmogelijk is of niet kostenefficiënt is in verhouding tot de geraamde potentiële besparingen op lange termijn;

    • c. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • d. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

D

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. eindafnemer van warmte:

    een eindafnemer, niet zijnde een verbruiker als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet;

    b. leverancier van warmte:

    een leverancier als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet.

  • 2. Een leverancier van warmte heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan een eindafnemer een individuele meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die het actuele energieverbruik van warmte kan weergeven.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent:

    • a. de eisen waaraan een meetinrichting als bedoeld in het eerste lid ten minste voldoet;

    • b. de tarieven voor de koop of het gebruik van een meetinrichting als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien een meetinrichting wordt geïnstalleerd, is deze op afstand uitleesbaar.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de eisen waaraan een op afstand uitleesbare meetinrichting ten minste voldoet, waarbij in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de beveiliging van meetgegevens.

  • 6. Een leverancier van warmte installeert een meter bij de afleverset voor warmte.

  • 7. Waar dat technisch haalbaar of kostenefficiënt is installeert een leverancier van warmte tevens een individuele meter om het warmteverbruik te meten in iedere eenheid in een appartementengebouw of iedere eenheid in een multifunctioneel gebouw die warmte ontvangt uit een warmtenet;

  • 8. Als de installatie van een individuele meter niet technisch haalbaar of niet kostenefficiënt is, installeert een leverancier van warmte waar dat kostenefficiënt is individuele kostenverdelers;

  • 9. Als de installatie van individuele kostenverdelers niet kostenefficiënt is, hanteert een leverancier van warmte een andere kostenefficiënte methode voor de meting van het warmteverbruik.

  • 10. De installatie van een individuele meter om het warmteverbruik te meten als bedoeld in het zevende tot en met negende lid is in elk geval technisch haalbaar en kostenefficiënt indien:

    • a. een bestaande meter wordt vervangen;

    • b. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • c. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop wordt bepaald in welke andere situaties de installatie van een individuele meter om het warmteverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is.

  • 11. In een appartementengebouw of in een multifunctioneel gebouw baseert de leverancier van warmte de aan de verbruiker in rekening te brengen kosten op het verbruik in zijn eenheid en indien van toepassing worden de kosten voor verbruik van gemeenschappelijke ruimten verdeeld.

  • 12. Artikelen 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op eindafnemers als bedoeld in het eerste lid.

E

In artikelen 19, 21 en 22, eerste lid, wordt na «6» ingevoegd «, 6a».

F

Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip komen artikelen 2, vierde lid, en 6a, vierde lid, te luiden:

  • 4. Meetinrichtingen zijn op afstand uitleesbaar, tenzij dit niet kostenefficiënt is.

ARTIKEL II

De Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a, tweede lid, van de Warmtewet wordt «negende lid» vervangen door «negende tot en met veertiende lid».

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een leverancier heeft tot taak er zorg voor te dragen dat binnen een redelijke termijn aan een verbruiker een individuele meter ter beschikking wordt gesteld door middel van verhuur die het actuele warmteverbruik kan weergeven.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien een meetinrichting wordt geïnstalleerd, is deze op afstand uitleesbaar.

3. Er worden zes leden toegevoegd, luidende:

  • 10. Een leverancier installeert een meter bij een afleverset voor warmte.

  • 11. In afwijking van het tweede lid, installeert een leverancier tevens een individuele meter om het warmteverbruik te meten in iedere eenheid in een appartementengebouw of iedere eenheid in een multifunctioneel gebouw die warmte ontvangt uit een warmtenet waar dat technisch haalbaar en kostenefficiënt is.

  • 12. Als de installatie van een individuele meter niet technisch haalbaar of niet kostenefficiënt is, installeert een leverancier waar dat kostenefficiënt is individuele warmtekostenverdelers.

  • 13. Als de installatie van individuele warmtekostenverdelers niet kostenefficiënt is, hanteert een leverancier een andere kostenefficiënte methode voor de meting van het warmteverbruik.

  • 14. De installatie van een individuele meter om het warmteverbruik te meten als bedoeld in het elfde tot en met dertiende lid is in elk geval technisch haalbaar en kostenefficiënt indien:

    • a. een bestaande meter wordt vervangen;

    • b. een nieuwe aansluiting wordt gemaakt in een nieuw gebouw;

    • c. een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop wordt bepaald in welke andere situaties de installatie van een individuele meter om het warmteverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is.

C

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen als onderdeel van de kostenverdeelsystematiek aan individuele verbruikers worden toegerekend:

    • a. kosten van verbruik in het gemeenschappelijk belang;

    • b. redelijke kosten voor de uitvoering van de kostenverdeelsystematiek zelf in een appartementengebouw of in een multifunctioneel gebouw indien dit door een ander dan de leverancier geschiedt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. In dit artikel wordt onder een verbruiker mede verstaan een eindgebruiker als bedoeld in artikel 10bis, eerste lid, eerste alinea van richtlijn 2012/27/EU het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PbEU 2012, L315).

D

Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip komt artikel 8, derde lid, te luiden:

  • 3. Meetinrichtingen zijn op afstand uitleesbaar, tenzij dit niet kostenefficiënt is.

ARTIKEL III

Na inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen mede op artikel 2, tweede en zesde lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en artikel 8, zesde lid, van de Warmtewet.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen ervan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Naar boven