35 283 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 9 april 2020

Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat en voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Graag beantwoord ik de gestelde vragen. Bij de beantwoording is de indeling van het voorlopig verslag aangehouden.

1. Richtlijn 2019/692

1.1. Bevoegdheden van de Europese Commissie

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Commissie kan afzien van het geven tot een machtiging tot onderhandeling aan een lidstaat indien het aangaan van de onderhandelingen discriminerend zou zijn. Zij vragen of dit nader kan worden geduid en met een voorbeeld kan worden geïllustreerd.

Er kan sprake zijn van discriminatie indien de pijpleiding waarvoor onderhandelingen zouden worden gevoerd zou concurreren met een reeds bestaande pijpleiding waarvoor geen ontheffing is verleend en die dus onderhevig is aan alle bepalingen die volgens de EU-regelgeving gelden voor pijpleidingen. De situatie zou zich dan kunnen voordoen dat op de reeds bestaande pijpleiding toegang voor derden moet worden geboden, terwijl de nieuwe pijpleiding vraagt om exclusiviteit voor één of enkele partijen die daarmee altijd verzekerd zijn van toegang zonder daarvoor te hoeven concurreren met derden.

Overigens heeft een dergelijk voorbeeld van discriminatie zich in de praktijk nog niet voorgedaan.

1.2. Onderhandelingen met derde landen

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de voorwaarden en richtsnoeren kunnen worden omschreven die de Europese Commissie kan meegeven aan lidstaten indien een lidstaat door de Europese Commissie wordt gemachtigd om onderhandelingen (over interconnectoren) te voeren met het derde land.

Het is niet op voorhand aan te geven wat de Commissie van geval tot geval aan voorwaarden en richtsnoeren zal meegeven. Wel zullen deze voorwaarden en richtsnoeren in het verlengde liggen van de geldende EU-wetgeving voor gaspijpleidingen. Het kan dan gaan om het beschikbaar stellen van (een deel van) de capaciteit aan derden, het voldoen aan transparantiebepalingen en het inzichtelijk maken van de tarieven. De Commissie zal daarbij onder meer kijken naar eventuele strijdigheid met het Unierecht, eventuele schade aan het functioneren van de interne markt voor aardgas en of het aangaan van onderhandelingen mogelijk afbreuk doet aan doelstellingen van lopende onderhandelingen of overeenkomsten tussen de Unie en het derde land in een ander (intergouvernementeel of multilateraal) verband.

2. Verordening 2019/942

2.1. Bevoegdheid Acer bij geschillen

Naar aanleiding van het gestelde in de memorie van toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer over de rol van de ACM bij grensoverschrijdende geschillen over interconnectoren, vragen de leden van de PVV-fractie of Acer al dan niet bevoegd is om over klachten te beslissen betreffende een interconnector. Zij verwijzen hierbij naar het tiende lid van artikel 6 in de verordening 2019/942 dat lijkt aan te geven dat Acer bevoegd is om te beslissen over klachten, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden.

Met de voorgestelde wijziging van artikel 20 van de Gaswet is ACM niet bevoegd om te beslissen over een klacht als de interconnector-beheerder waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht valt van een ander land. In dat geval wordt het geschil beslecht door de regelgevende instantie die de rechtsmacht heeft over de interconnector-beheerder die het gebruik van of de toegang tot de interconnector weigert en niet door Acer. Artikel 6, tiende lid, van de verordening 2019/942 betreft de situatie dat een gezamenlijk besluit van ten minste twee regulerende instanties is vereist en deze niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken dan wel de situatie beide instanties Acer vragen om een besluit te nemen.

2.2. Regionale samenwerking

De leden van de PVV-fractie vragen verder of de aanvullende taken die Acer krijgt met betrekking tot regionale samenwerking inzake het energiesysteem, nader kunnen worden beschreven.

De aanvullende taken van Acer zijn onder meer vastgelegd in het hiervoor door de leden van de PVV-fractie genoemde artikel 6, tiende lid, van de verordening dat handelt over de bevoegdheid van Acer ten aanzien reguleringskwesties met gevolgen voor de grensoverschrijdende handel of grensoverschrijdende systeemveiligheid. Andere aanvullende taken met betrekking tot regionale samenwerking volgen onder meer uit artikel 7 (regionale coördinatiecentra), artikel 9 (bevoorradingszekerheid en risicoparaatheid) en artikel 11 (infrastructuur).

3. Verordening 2019/941

De leden van de PVV-fractie vragen of het versterken van de interne elektriciteitsmarkt door onder meer het voorkomen van een ongerechtvaardigde inperking van grensoverschrijdende stromen en zone-overschrijdende transmissiecapaciteit, ertoe kan leiden dat Nederland gedwongen kan worden elektriciteit te leveren tijdens een elektriciteitscrisis, ook als dat ten koste gaat van Nederland zelf.

In de op te stellen risicoparaatheidplannen dienen onder meer regionale en bilaterale maatregelen te worden vastgesteld die er voor moeten zorgen dat de negatieve effecten in het geval van een elektriciteitscrisis zoveel mogelijk worden beperkt, onder meer door het bieden van grensoverschrijdende assistentie. Dit houdt in dat afspraken over het bieden van assistentie moeten worden gemaakt op een moment dat er nog geen sprake is van een crisis. Mocht zich vervolgens, onverhoopt, een crisis voordoen dan dienen deze afspraken uiteraard te worden nagekomen binnen hetgeen dan redelijk en mogelijk is. Het is dus niet zo dat Nederland, of een andere lidstaat, op basis van deze verordening kan worden gedwongen om elektriciteit te leveren tijdens een crisis.

4. Verordening 2017/1938

4.1. Solidariteit

De leden van de PVV-fractie constateren dat Nederland solidariteitsafspraken moet maken met België en Duitsland en, afhankelijk van de uitkomst van Brexit, het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast constateren zij dat Nederland ook nog is ingedeeld in 5 andere risicogroepen en zij vragen of voor deze groepen ook solidariteitsafspraken moeten worden gemaakt.

Er dienen alleen solidariteitsafspraken te worden gemaakt tussen lidstaten waarvan de gassystemen rechtstreeks of via een derde land met elkaar zijn verbonden. Voor Nederland zijn dat België en Duitsland en, afhankelijk van de uitkomst na de transitieperiode van de Brexit, het Verenigd Koninkrijk of Ierland. In het geval het Verenigd Koninkrijk een derde land wordt zal Ierland immers volgens deze regel via het derde land Verenigd Koninkrijk met Nederland verbonden zijn.

Met alle andere lidstaten waarmee Nederland in een risicogroep zit hoeft Nederland geen solidariteitsafspraken te maken.

4.2. (Wit-)Rusland

De leden van de PVV-fractie merken op dat Wit-Rusland samen met België, Duitsland, Estland, Letland, Litouwen, Luxemburg, Polen, Slowakije en Tsjechië in een risicogroep zit en zij vragen of het gas dat Wit-Rusland levert aan deze landen afkomstig is uit Rusland. Daarnaast vragen zij hoeveel gas Rusland aan de EU levert en hoe groot dat aandeel is op het totale gasverbruik van de EU.

Allereerst moet worden opgemerkt dat de risicogroepen zijn genoemd naar het land/de regio waar de nadruk op ligt in de risico-inschatting. Het betekent niet dat deze landen ook onderdeel zijn van een risicogroep. De risicogroepen worden gevormd door EU-lidstaten en dan alleen die lidstaten welke een belangrijk deel van hun gas ontvangen via pijpleidingen die door of vanuit dat land of die regio lopen. Wit-Rusland zit dus niet in de risicogroep Wit-Rusland.

Het is inderdaad zo dat het gas dat via Wit-Rusland wordt geleverd afkomstig is uit Rusland. Overigens geldt dat ook voor het gas waarmee de risicogroepen Oekraïne en Oostzee te maken hebben. Verder is het gas waarmee de risicogroepen Noordoosten en Transbalkan te maken hebben in grote mate afkomstig uit Rusland.

De afgelopen jaren leverde Rusland ca. 165 miljard m3 gas per jaar aan de EU en voorzag daarmee in ca. 35% van het verbruik.

4.3. Gasproductie

De leden van de PVV-fractie vragen of er een situatie denkbaar is waarin Nederland haar gaswinning moet vergroten in verband met de leveringszekerheid van laagcalorisch gas in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Uit deze landen zou de vraag naar gas toe kunnen nemen, zo menen zij.

Met België, Duitsland en Frankrijk zijn duidelijke afspraken gemaakt over de afbouw van het gebruik van uit Nederland afkomstig laagcalorisch gas tussen nu en 2030. De vraag naar laagcalorisch gas zal daardoor in de komende jaren afnemen. Het eventueel vergroten van de Nederlandse winning van laagcalorisch gas vanwege structureel hogere vraag uit deze landen is dan ook niet aan de orde. Wat echter wel het geval kan zijn is dat als gevolg van COVID-19 de ombouw in buitenland mogelijk vertraging oploopt. De komende maanden wordt dit in de Taskforce Monitoring Ombouw Buitenland nader onderzocht. In het volgende rapport van de Taskforce, dat na de zomer wordt gepubliceerd, zal de impact van COVID-19 op de planning van de ombouw behandeld worden. Als eerder bekend is wat de gevolgen zijn, zal ik uw Kamer hier zo spoedig mogelijk over informeren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven