Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35282 nr. M |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35282 nr. M |
Vastgesteld 15 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 had kennisgenomen van de brief2 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 april 2023, waarin de Minister de Kamer informeerde over de beheersing van internationale studentenstromen en het voornemen om het voorstel voor de Wet taal en toegankelijkheid3 in te trekken. De fractieleden van de VVD, de Fractie-Nanninga, de SP en de SGP hadden naar aanleiding daarvan nog een aantal vragen. De fractieleden van de ChristenUnie sloten zich bij deze vragen aan.
Naar aanleiding hiervan is op 30 mei 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister heeft op 15 juni 2023 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste voor commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 30 mei 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 21 april 2023, waarin u de Kamer informeert over de beheersing van internationale studentenstromen en het voornemen om het voorstel voor de Wet taal en toegankelijkheid5 in te trekken. De fractieleden van de VVD, de Fractie-Nanninga, de SP en de SGP hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen. De fractieleden van de ChristenUnie sluiten zich graag bij deze vragen aan.
Voornoemde fractieleden vinden het van groot belang dat de hogeronderwijsinstellingen zo snel mogelijk meer mogelijkheden krijgen om te sturen op de instroom van internationale studenten, zodat een betere balans gevonden kan worden tussen enerzijds de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten en het absorptievermogen van instellingen, en anderzijds het aantrekken van internationaal talent.
U schetst in uw brief dat u concrete sturingsinstrumenten wilt uitwerken in een nieuw wetsvoorstel en dat instellingen daarmee op z’n vroegst per collegejaar 2025–2026 deze instrumenten zullen kunnen inzetten. Kunt u dit tijdpad nader toelichten en kunt u toezeggen dat u deze wetgeving met de grootste prioriteit zal voorbereiden? Hoe gaat u vooruitlopend op deze wetgeving, gezien de grote urgentie, instellingen al mogelijkheden geven om – daar waar de kwaliteit in het geding komt – deze instrumenten gericht in te zetten?
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2023
Bij brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 mei jl. zijn door de leden van de fracties van de VVD, de Fractie-Nanninga, de SP en de SGP vragen gesteld naar aanleiding van mijn Kamerbrief van 21 april jl.6 over de beheersing van internationale studentstromen in het hoger onderwijs. De leden van de ChristenUnie fractie sluiten zich bij deze vragen aan. Middels deze brief geef ik graag antwoord op de gestelde vragen.
Op de vraag of ik kan toezeggen dat de wetgeving met de grootste prioriteit wordt voorbereid, kan ik bevestigend antwoorden. Op mijn departement wordt met volle inzet gewerkt aan het wetsvoorstel dat ik in mijn brief heb aangekondigd. De verdere uitwerking van het wetsvoorstel heeft de hoogste prioriteit en er wordt op dit moment door alle betrokken partijen alles op alles gezet om het wetsvoorstel nog deze zomer in consultatie te kunnen brengen.
De leden vroegen voorts naar een nadere toelichting op het tijdpad van de wetgeving. Als vervolg op de consultatie streef ik ernaar om aan het einde van het huidige kalenderjaar het wetsvoorstel ter advisering voor te kunnen leggen aan de Raad van State. Het streven is vervolgens om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2024 in te dienen bij de Tweede Kamer. Alles is er vervolgens op gericht om het wetsvoorstel per 1 september 2024 in werking te laten treden.
Tot slot vroegen de leden naar de mogelijkheden die instellingen hebben om vooruitlopend op de nieuwe wetgeving concrete sturingsinstrumenten in te kunnen zetten, indien zij dit nodig achten om de kwaliteit van het door hen geboden onderwijs te kunnen waarborgen. De huidige wet- en regelgeving biedt instellingen verschillende mogelijkheden die zij zelf kunnen inzetten. Instellingen kunnen met een kritische blik naar het bestaande en nieuwe anderstalige onderwijsaanbod kijken. Daarbij kunnen zij zelfstandig de keuze maken om bestaande opleidingen – gedeeltelijk – in het Nederlands aan te bieden. Ook kunnen ze ervoor kiezen om voorlopig geen anderstalige opleidingen te starten. Eenzelfde terughoudendheid kan worden betracht waar het de wervingsactiviteiten betreft. Indien de onderwijscapaciteit een onbegrensde instroom niet toelaat, dan kan de instelling er voor kiezen om een numerus fixus in te stellen op een opleiding.
Naast de mogelijkheden die instellingen op dit moment al hebben, zijn er ook sturingselementen die nu niet toegestaan zijn. Zo is het op dit moment niet mogelijk om onderscheid te maken op grond van nationaliteit bij de instroom van studenten. Instrumenten als een maximum stellen aan niet-EER studenten binnen een numerus fixus, een numerus fixus op een anderstalig traject of een nood numerus fixus kunnen pas ingezet worden als de wettelijke basis daarvoor geregeld is. Ik zet er alles op in om dit zo snel mogelijk te realiseren, maar tot die tijd kunnen deze instrumenten niet ingezet worden door instellingen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het mijn voorkeur heeft dat de instellingen nu zelf regie nemen en dat we goede afspraken gaan maken. Momenteel voer ik gesprekken met Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen om te komen tot bestuurlijke afspraken, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wet die in voorbereiding is. Recent hebben de Colleges van Besturen van alle universiteiten en hogescholen een brief ontvangen waarin ik nader uitleg geef over de in mijn Kamerbrief gepresenteerde maatregelen en dat ik voornemens ben om ruimte te bieden voor maatwerk en regionale verschillen. Als aanvulling op deze brief hebben zij een handreiking ter verheldering van de huidige regels over opleidingstaal ontvangen. Tegelijkertijd tref ik wel voorbereidingen om dit urgente probleem te kunnen aanpakken wanneer het deze zomer niet, of in onvoldoende mate, lukt om tot bestuurlijke afspraken te komen. Ik overweeg om dan over te gaan tot het wijzigen van mijn beleid inzake de doelmatigheidstoetsing op nieuwe opleidingen, om op deze manier een bewustere afweging over het taalbeleid bij nieuwe opleidingen te stimuleren.
Graag wil ik nogmaals benadrukken dat het opstellen van het aangekondigde wetsvoorstel absolute prioriteit heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Samenstelling tot 13 juni 2023:
Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Krijnen (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35282-M.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.