35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

Na de val van het kabinet-Rutte III op 15 januari 2021 heeft uw Kamer het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid op 2 februari 2021 controversieel verklaard. De controversialiteit is vervallen door het aantreden van dit kabinet. Uw Kamer heeft op 19 januari 2021 het voorlopig verslag (EK, 35.285/35.582, H) uitgebracht en wacht op de memorie van antwoord.

De afgelopen weken heb ik mij kunnen beraden op een aantal belangrijke thema’s voor het hogeronderwijsstelsel, waaronder het thema internationalisering.

Ik wil uw Kamer graag nader informeren over wat ik van plan ben met het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid, ook in relatie tot wat in het coalitieakkoord hierover is opgenomen: «Als de bestaande en nog in te voeren instrumenten onvoldoende blijken te zijn om schokken in de (internationale) studentenaantallen te beheersen, dan kijken we of nieuwe instrumenten nodig zijn».

In de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek Internationalisering van het hoger onderwijs1 is aangegeven dat de regering van mening is dat, hoewel internationalisering ook risico’s met zich mee kan brengen, de internationale dimensie van het hoger onderwijs van grote waarde is voor de Nederlandse kenniseconomie, het onderwijs en de wetenschap. Het is bovendien van belang dat talent aangetrokken wordt voor de Nederlandse wetenschap en arbeidsmarkt om de Nederlandse toppositie als kenniseconomie te behouden. Als internationalisering met zorg wordt geïmplementeerd, kan het op diverse manieren van toegevoegde waarde zijn voor de student, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van internationale en interculturele vaardigheden.

Het is daarom van belang een balans te creëren, waarbij de waardevolle aspecten van internationalisering behouden blijven en tevens de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs behouden blijft. De verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek moet bijvoorbeeld door de instelling waargemaakt kunnen worden en ik hecht zeer aan het behoud van het Nederlands als academische taal. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de beperkte beschikbaarheid aan studentenhuisvesting. Bovengenoemde balans creëren is een uitdaging die vraagt om een gezamenlijke inspanning en een gedeelde visie over de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs. Ik wil daarom samen met de instellingen en andere stakeholders, zoals studenten en regionale partijen naar oplossingen zoeken om deze balans te bewerkstelligen en te komen tot een toekomstbestendig bestel.

Momenteel wordt gewerkt aan een Bestuursakkoord tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging Universiteiten van Nederland (UNL). Mijn intentie is om in dit Bestuursakkoord op te nemen dat de komende maanden met de VH, UNL en andere stakeholders gezamenlijk een Toekomstverkenning gestart wordt, op basis waarvan in het voorjaar van 2023 een gezamenlijke visie wordt gepresenteerd. Doel van de verkenning en het opstellen van deze visie is om de toekomstbestendigheid van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te garanderen.

Op basis van de Toekomstverkenning zal ik zo spoedig mogelijk komen tot een omvattend pakket maatregelen en de Kamer hierover informeren. Dit pakket is inclusief mogelijke wettelijke sturingsinstrumenten, die de hoger onderwijsinstellingen in staat stellen de internationale studentenstromen gericht te beheersen, zonder dat de voordelen van internationalisering in het gedrang komen.

Het is echter ook noodzakelijk om op de korte termijn enkele stappen te zetten, aangezien een aantal opleidingen (en een aantal steden) nu al tegen de grenzen van hun capaciteit aanloopt. Universiteiten moeten gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen voor een duurzame, verantwoorde en stabiele onderwijsomgeving. In het Bestuursakkoord wil ik hier een aantal concrete afspraken met hen over maken.

Om die redenen ga ik op dit moment nog niet verder met het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid. Ik houd het wetsvoorstel voorlopig aan en wil eerst de gezamenlijke visie voor ons hogeronderwijsstelsel helder uitwerken. Het vraagstuk van de groeiende internationale instroom kan niet los gezien worden van bijvoorbeeld vraagstukken rond (regionale) arbeidsmarkt(krapte), kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs, Nederlands als academische taal en studentenhuisvesting.

Het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid biedt een pakket aan instrumenten, onder andere op het gebied van onderwijstaal en op capaciteitsbegrenzing via numerus fixusmaatregelen. Het wetsvoorstel biedt echter geen aanpak op macroniveau, terwijl dit wellicht wel noodzakelijk zou kunnen blijken en neemt ook niet alle bovengenoemde aspecten in beschouwing. Het is zeker mijn bedoeling om overheid en instellingen te voorzien van een «gereedschapskist» waarmee gerichter kan worden gestuurd op de instroom, maar dan binnen een bindend kader van gezamenlijke afspraken en doelen. Ik denk dat we de instrumenten scherper kunnen formuleren en wellicht nog instrumenten kunnen toevoegen wanneer we gezamenlijk tot doelen zijn gekomen.

Op dit moment zie ik dat het wetsvoorstel nog niet het definitieve antwoord is op de meer fundamentele vragen over de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van ons hogeronderwijsstelsel als geheel.

Bovenstaande betekent ook dat ik vooralsnog de door uw Kamer gestelde vragen in het voorlopig verslag, niet van een memorie van antwoord kan voorzien.

Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van de voorgenomen Toekomstverkenning en de stappen die ik daarna voornemens ben om te zetten om te komen tot een duurzaam stelsel met balans in internationalisering.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek Internationalisering van het (hoger) onderwijs, 6 september 2019, Kamerstukken II 2018/19, 31 288, 782.

Naar boven