35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

D BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Vice-President van de Raad van State

Den Haag, 3 maart 2020

Bij de Eerste Kamer is momenteel aanhangig het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid).1 De Kamer constateert dat de Afdeling advisering van de Raad van State in haar advies opmerkt dat indien het wetsvoorstel ingrijpend wordt gewijzigd, de Afdeling ervan uitgaat dat de wijziging opnieuw aan haar wordt voorgelegd.2 Gedurende de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is de maatregel die naar het oordeel van de Afdeling advisering het meeste effect zou kunnen hebben, te weten de invoering van een ministerieel toestemmingsvereiste voor het kunnen voeren van een capaciteitsnorm, door amendering veranderd in een toestemmingsvereiste ex post waar binnen de capaciteitsnorm een maximum vastgesteld kan worden voor het aantal niet-EER-studenten.3

Gelet op de aangebrachte wijzigingen verzoekt de Kamer op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State de Afdeling advisering om haar – in het kader van een beleidsanalytische toets – van voorlichting te dienen over de vraag naar de doelmatigheid van deze wijze van vaststelling en beoordeling van een capaciteitsnorm en daarbij tevens te betrekken hoe de eventuele begrenzing van niet-EER-studentewn zich verhoudt tot de Europese en internationale regelgeving. De Kamer ziet met belangstelling uit naar de gevraagde voorlichting.

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, J.A. Bruijn


X Noot
1

Kamerstukken 35 282.

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 35 282, nr. 4, p. 5.

X Noot
3

Zie de amendementen gedrukt als Kamerstukken II 2019/2020, 35 282, nr. 57 en nr. 58.

Naar boven