35 282 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 oktober 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, komt als volgt te luiden:

A

Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

dd. traject: programma binnen een opleiding waarvan de studielast en de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, gelijk zijn aan die van de opleiding;

ee. anderstalig traject: traject dat wordt verzorgd in een andere taal dan het Nederlands voor het gehele traject dan wel een deel van het traject dat overeenkomst met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;

ff. Nederlandstalige opleiding: opleiding die wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding.

B

In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Aan artikel 1.19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid, eerste volzin, zijn op een opleiding die in het buitenland wordt verzorgd het bepaalde bij artikel 1.3, vijfde lid, laatste volzin en het bepaalde bij of krachtens artikel 1.3, zesde en zevende lid, en artikel 7.2 niet van toepassing.

C

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk is sprake van het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands, indien:

a. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomst met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding; of

b. de andere taal wordt gevoerd op grond van artikel 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, aan een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding.

D

In artikel I, onderdeel D, vervalt in het voorgestelde artikel 5.6, derde lid, onderdeel d, «of een deel van de opleiding».

E

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het voorgestelde artikel 5.6a, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Instemming van het accreditatieorgaan is vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands.

b. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden: Ter verkrijging van instemming dient het instellingsbestuur een aanvraag in bij het accreditatieorgaan.

c. In het derde lid, vervalt «op de andere taal».

d. In het vijfde lid vervalt de laatste zin.

e. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

6. Instemming wordt voor onbepaalde tijd verleend. Het accreditatieorgaan vermeldt in het instemmingsbesluit op welke datum de instemming van kracht wordt.

7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de aanvraagprocedure en de in te dienen aanvraagbescheiden.

8. Geen instemming is vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands indien het een opleiding met betrekking tot die taal betreft.

9. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt binnen bepaalde sectoren, opleidingen of groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor geen instemming is vereist. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.

2. In het voorgestelde artikel 5.6b, eerste lid, vervalt «of het deel van de opleiding».

F

In artikel I, onderdeel G, vervalt in het voorgestelde artikel 5.11, derde lid, onderdeel c, «of een deel van de opleiding».

G

In artikel I, onderdeel J vervalt in het voorgestelde artikel 5.31a, eerste lid, «of een deel van een opleiding».

H

In artikel I worden na onderdeel L drie onderdelen ingevoegd, luidende:

La

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vierde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel w door een komma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

x. of het accreditatieorgaan instemming als bedoeld in artikel 5.6a, eerste lid, of tussentijdse instemming als bedoeld in artikel 5.31a heeft verleend en voor welke taal instemming is verleend,

y. of Onze Minister toestemming als bedoeld in artikel 7.53a, eerste lid, heeft verleend, de duur van de toestemming en, voor zover van toepassing, dat het een anderstalig traject binnen een Nederlandstale opleiding, bedoeld in artikel 7.53a, vierde lid, betreft.

2. In het vijfde lid wordt «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v en w» vervangen door «onderdelen b tot en met g, m, n, o, q, v, w, x en y».

Lb

In artikel 6.14, tweede lid wordt «het besluit, bedoeld in artikel 5.8, eerste lid, artikel 5.16, eerste lid, of artikel 5.22, tweede lid, en het besluit, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid» vervangen door «de besluiten, bedoeld in artikel 5.8, eerste lid, artikel 5.16, eerste lid, artikel 5.6a, vierde lid, artikel 6.2, eerste lid, en artikel 7.53a, tweede lid».

Lc

In artikel 6.15 worden, onder vernummering van het vierde tot het zesde lid, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

4. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onderdeel x, overeenkomstig het besluit, bedoeld in artikel 5.6c.

5. Onze Minister wijzigt de registratie van het gegeven, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onderdeel y, overeenkomstig het besluit, bedoeld in artikel 7.53a, zevende lid.

I

In artikel I, onderdeel M, wordt het voorgestelde artikel 7.2 als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid, onderdeel a vervalt «of een deel van de opleiding».

b. In het tweede lid, onderdeel c, vervallen «naar het oordeel van het accreditatieorgaan» en «De artikelen 5.6a en 5.6b zijn van toepassing.».

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden: In geval van toepassing van het tweede lid, aanhef en onderdeel c, en het verzorgen van de opleiding in een andere taal dan het Nederlands geen opleiding met betrekking tot die taal betreft, stelt het instellingsbestuur daarover beleid vast indien de andere taal wordt gevoerd aan de gehele opleiding of:

b. Onderdelen c en d komen respectievelijk te luiden:

c. aan een deel van de opleiding waarvan de studielast overeenkomt met ten minste een derde deel van het aantal studiepunten van de opleiding;

d. aan een anderstalig traject.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren, opleidingen of groepen van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens dit artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.

J

In artikel I, onderdeel AA, wordt in het voorgestelde artikel 7.52c, onderdeel c, «voor een anderstalig traject» vervangen door «voor een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding».

K

Na onderdeel AA wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

AAa

Na artikel 7.52c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

7.52d. Toepassingsbereik in geval van anderstalig traject binnen Nederlandstalige opleiding

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een opleiding als Nederlandstalige opleiding aangemerkt indien de opleiding wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het aantal studiepunten voor de opleiding, waarbij, in afwijking van artikel 1.1, onderdeel dd, anderstalige trajecten niet in beschouwing worden genomen.

L

Artikel I, onderdeel BB, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het voorgestelde artikel 7.53 wordt «een anderstalig traject» vervangen door «een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding».

2. Onder vernummering van het eerste tot en met zevende lid, tot tweede tot en met achtste lid, van het voorgestelde artikel 7.53a, wordt een lid ingevoegd, luidende:

1. Voor het instellen van een capaciteitsfixus is toestemming van Onze Minister vereist.

3. In het voorgestelde artikel 7.53b vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid en wordt «artikel 7.53a, eerste lid» vervangen door «artikel 7.53a, tweede lid».

M

Na artikel I, onderdeel BB, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BBa

Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de twee studiejaren» vervangen door «de drie studiejaren».

2. In het derde lid wordt «1 mei» vervangen door «1 oktober».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden nadere voorschriften vastgesteld. Deze kunnen in ieder geval betrekking hebben op de situatie waarin het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate overtreft of dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin dit in verband met de beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht.

N

In artikel I, onderdeel DD, komt het voorgestelde artikel 9.18, eerste lid, onderdeel a, te luiden:

a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.

O

In artikel I, onderdeel GG, komt het voorgestelde artikel 10.3c, eerste lid, onderdeel a te luiden:

a. instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z.

P

In artikel I, onderdeel JJ, wordt «instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z» vervangen door «instemmingsrecht op de onderwijs- en examenregeling ten aanzien van de onderwerpen, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onderdelen a1, b, c, d, e, g, v en z».

Q

In artikel I, onderdeel KK, vervalt «onderdeel e,».

R

Artikel I, onderdeel MM, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het voorgestelde artikel 18.93 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van artikel 5.6a, eerste lid, kan het instellingsbestuur in de situatie, bedoeld in het eerste lid, de opleiding of het deel van de opleiding blijven verzorgen in de desbetreffende andere taal totdat door het accreditatieorgaan is beslist op de aanvraag om instemming.

b. In het derde lid (nieuw) wordt «De artikelen 5.6a tot en met 5.6c en 5.31a zijn van toepassing» gewijzigd in «Artikel 5.6b, eerste lid, is van toepassing».

2. In het voorgestelde artikel 18.94, eerste lid, wordt na «Indien het accreditatieorgaan» ingevoegd «in de situatie, bedoeld in het eerste lid,».

S

In artikel II, onderdeel B, wordt aan het voorgestelde artikel 7.1.1 het volgende lid toegevoegd:

5. Onze Minister kan in verband met specifieke regionale of economische omstandigheden of een tekort aan personeel op de arbeidsmarkt voor bepaalde opleidingsdomeinen, een opleiding of groep van opleidingen aanwijzen waarvoor de regels gesteld bij of krachtens dit artikel niet van toepassing zijn. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.

T

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

In artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede met betrekking tot de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek als volgt gewijzigd:

1. Na «de artikelen 2.9, derde lid» wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: «,5.6a, derde en vierde lid, 5.6b, eerste lid, en 5.6c, eerste lid».

2. De zinsnede «6.5 en 15.1, eerste lid» wordt vervangen door «5.31a, eerste lid, 6.5, 15.1, eerste lid, en 18.93, tweede lid».

Toelichting

Algemeen

In deze nota zijn enkele wijzigingen van het wetsvoorstel opgenomen, waarmee omissies worden hersteld. Verder worden met deze nota wijzigingen voorgesteld ten aanzien van het Nederlands onderwijs in het buitenland, het instemmingsvereiste van de Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (hierna: NVAO) en de arbeidsmarktfixus. Daarnaast wordt er een mogelijkheid gecreëerd om de verplichting taalbeleid te maken of instemming te vragen voor anderstalig onderwijs voor specifieke opleidingen uit te zonderen in bijzondere situaties zoals krimp of als er sprake is van een tekort aan personeel binnen een bepaalde sector op de arbeidsmarkt. In de toelichting op onderstaande onderdelen wordt hier nader op ingegaan.

Onderdelen A en L (derde lid)

Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat de Minister toestemming kan verlenen om een capaciteitsfixus vast te stellen voor een opleiding of een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding. In het voorgestelde tweede lid van artikel 7.53b is een grondslag neergelegd om bij ministeriële regeling te bepalen welk deel van een traject anderstalig moet zijn, wil een instellingsbestuur voor dat traject een capaciteitsfixus kunnen aanvragen. Ook kan op grond van dit tweede lid worden vastgesteld wanneer sprake is van een Nederlandstalige opleiding.

De definitie van anderstalig traject of Nederlandstalige opleiding houdt verband met de instemming van de NVAO voor een anderstalige opleiding. Zoals hierna wordt toegelicht, is instemming van de NVAO vereist voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands. Hiervan is sprake als de gehele opleiding in een andere taal wordt verzorgd dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het aantal studiepunten van de opleiding. Voor een Nederlandstalige opleiding geldt het omgekeerde. Hiervan is sprake als de gehele opleiding in het Nederlands wordt verzorgd of een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het aantal studiepunten van de opleiding. Met andere woorden: een opleiding is Nederlandstalig als minder dan een derde deel van de opleiding in een andere taal wordt verzorgd. Dit criterium is nader toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en onder onderdeel I (tweede lid) van deze nota van wijziging.

In lijn hiermee is een traject anderstalig als twee derde deel van het traject in een andere taal wordt verzorgd. De definities van Nederlandstalige opleiding en andertalig traject worden opgenomen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW). Gelet hierop is een grondslag voor nadere uitwerking van voornoemde begrippen in artikel 7.53b niet meer nodig.

Onderdeel B

De verplichting voor hogeronderwijsinstellingen om zich te richten op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands ten aanzien van alle studenten – dus ook niet-Nederlandstalige studenten – gaat niet gelden voor een opleiding die in het buitenland wordt verzorgd. Dit omdat de doelen van deze verplichting niet of in mindere mate van toepassing zijn op dit onderwijs. Zoals is toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is een goede uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands immers belangrijk voor de binding van het onderwijs en studenten in Nederland met de lokale omgeving en nationale samenleving. Deze belangen zijn in mindere mate aan de orde in geval van Nederlands onderwijs in het buitenland. Ook zijn de argumenten van het behoud van de Nederlandse taal als academische taal, het waarborgen van kennisvalorisatie en de deelname van academici aan het publieke debat in Nederland, minder relevant bij een opleiding in het buitenland. Hetzelfde geldt voor de aansluiting van het onderwijs op de Nederlandse arbeidsmarkt. De beroepsuitoefening van studenten die op de Nederlandse arbeidsmarkt instromen vindt immers veelal plaats in het Nederlands, terwijl studenten die op een vestiging in het buitenland hun opleiding hebben genoten veelal zullen instromen op die lokale – buitenlandse – arbeidsmarkt.

Ook het uitgangspunt dat het onderwijs in het Nederlands wordt verzorgd, is gelet op het voorgaande niet passend voor opleidingen die in het buitenland worden verzorgd.

Met het wetsvoorstel is echter niet geregeld dat de artikelen 1.3, vijfde tot en met zevende lid, en 7.2 van de WHW niet gelden voor opleidingen die in het buitenland worden verzorgd. Met deze nota van wijziging gebeurt dit alsnog. Dit betekent dat ten aanzien van die opleidingen geen wettelijke plicht bestaat voor het bevorderen van de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid van studenten, en dat tevens het uitgangspunt «Nederlands, tenzij» voor de onderwijstaal niet geldt. De uitzondering geldt niet voor de nevenvestiging van een opleiding die in Nederland wordt verzorgd. In dit geval gelden de verplichtingen omtrent taal uit de artikelen 1.3, vijfde tot en met zevende lid, en artikel 7.2 van de WHW onverkort.

Onderdelen C tot en met G

In het wetsvoorstel taal en toegankelijkheid wordt geregeld dat de NVAO op grond van de «toets anderstalig onderwijs» instemming kan verlenen aan het instellingsbestuur met het verzorgen van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands. Dit betekent dat een instelling niet eerder tot anderstalig onderwijs mag overgaan dan nadat de NVAO daarmee instemt. Dit wordt met de nota van wijziging expliciet in het wetsvoorstel opgenomen (voorgesteld artikel 5.6a, eerste lid).

Bij de toets anderstalig onderwijs kijkt de NVAO of een andere taal van een opleiding, meer dan het Nederlands, in het belang is van studenten met het oog op de kennis, het inzicht en de vaardigheden die de student moet hebben verworven bij afronding van de opleiding. In het wetsvoorstel was neergelegd dat instellingen op grond van artikel 7.2 taalbeleid moeten vaststellen met betrekking tot dit zogenoemde «meerwaarde-criterium» indien de andere taal wordt gevoerd aan de gehele opleiding of een deel van de opleiding (namelijk de propedeutische fase, afstudeerfase, een derde deel van de opleiding in geval van een opleiding met een studielast van zestig studiepunten of een vijfde deel van de opleiding in geval van andere opleidingen). In haar uitvoeringstoets heeft de NVAO aangegeven dat deze grens niet past bij de werkwijze van de NVAO. Dit vanwege de integrale beoordeling van een opleiding die de NVAO uitvoert. De NVAO heeft verzocht om die grens ten aanzien van instemming van de NVAO te verhogen. Onderhavige nota van wijziging geeft hier uitvoering aan (voorgesteld artikel 5.1, tweede lid).

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat een opleiding niet zonder meer volledig in een andere taal hoeft te worden verzorgd om de voordelen die anderstalig onderwijs kan bieden voor studenten mogelijk te maken. Daarbij is aangegeven dat dit een zekere getraptheid in de benadering van de instelling vergt: eerst volledig Nederlandstalig, dan meertalig en pas dan volledig anderstalig. Aangesloten wordt bij de gevallen waarin sprake is van een volledig anderstalige opleiding of anderstalig traject. Hiervan is sprake als een opleiding in een andere taal dan het Nederlands ten minste twee derde deel van de totale studielast betreft. In dit geval is instemming van de NVAO vereist. In lijn hiermee wordt in de voorgestelde artikelen 5.6, derde lid, onderdeel d, 5.6b, eerste lid, 5.11, derde lid, onderdeel c en 5.31a de zinsnede «een deel van de opleiding» geschrapt.

Gezien de voordelen van meertalig onderwijs is de instemming van de NVAO dus niet nodig als een opleiding meertalig is en niet boven deze grens van twee derde deel van de studielast uitkomt als het gaat om onderwijs in een andere taal.

Voorgaande betekent dat de ondergrens voor de instemming van de NVAO (die met het wetsvoorstel, zoals aangepast met de onderhavige nota van wijziging, wordt neergelegd in artikel 5.1, tweede lid, van de WHW) moet worden onderscheiden van de ondergrens voor de vaststelling van taalbeleid (die met het wetsvoorstel wordt neergelegd in artikel 7.2, derde lid, onderdeel c). Instellingen dienen taalbeleid op te stellen als de gehele propedeutische fase, of de gehele afstudeerfase, of een derde deel van het totaal aantal studiepunten in een andere taal wordt verzorgd. Zie voor een verdere toelichting op dit punt de toelichting bij onderdeel I, punt 2 en onderstaand schema:

Situatie

Taalbeleid verplicht (instellingsniveau)?1

Instemming verplicht (opleiding of anderstalig traject)?

Opleiding

Nederlandstalig (0 tot 1/3 van de totale studielast is in een andere taal dan het Nederlands)

Nee

Nee

Meertalig

(1/3 tot 2/3 van de totale studielast is in een andere taal dan het Nederlands)

Ja

Nee

Anderstalig

(ten minste 2/3 van de totale studielast is in een andere taal dan het Nederlands)

Ja

Ja

Traject

Anderstalig

(ten minste 2/3 van de totale studielast is in een andere taal dan het Nederlands)

Ja

Ja

X Noot
1

Taalbeleid is tevens verplicht wanneer het onderwijs dat in een andere taal dan het Nederlands wordt verzorgd de propedeutische fase of de afstudeerfase betreft.

De bevoegdheid om bij lagere regelgeving regels vast te stellen met betrekking tot de bij de aanvraag om instemming in te dienen aanvraagbescheiden en de aanvraagprocedure, wordt verplaatst van het vijfde lid van artikel 5.6a naar het zevende lid. Deze regels zijn van administratieve aard en kunnen om die reden bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Om die reden wordt voorgesteld om, conform de aanwijzingen voor de regelgeving (aanwijziging 2.25) de bevoegdheid rechtstreeks aan de Minister te delegeren.

Onderdelen E (eerste lid, onderdeel e) en I (eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a); opleidngen met betrekking tot een andere taal

Indien het een opleiding met betrekking tot een andere taal dan het Nederlands betreft, is het niet nodig om instemming aan de NVAO te vragen dan wel taalbeleid vast te stellen. In deze situatie is zo evident dat de anderstaligheid passend is dat geen sprake hoeft te zijn van een nadere belangenafweging met betrekking tot de keuze voor anderstaligheid en geen sprake hoeft te zijn van instemming van de NVAO.

In het voorgestelde artikel 7.2, tweede lid, onderdeel a, is «een deel van de opleiding» geschrapt. Als een deel van een opleiding ziet op een bepaalde taal, maar de opleiding zelf geen taalopleiding betreft dan valt het betreffende deel van de opleiding bij nader inzien onder artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c. Deze dubbeling wordt er met de nota van wijziging uit gehaald.

Onderdelen E (eerste lid, onderdeel e) en I (derde lid) en S; uitzondering specifieke regionale of economische omstandigheden of tekortsectoren

Het zevende lid van artikel 7.2 en het eerste lid, laatste volzin, van artikel 5.6a WHW bieden de mogelijkheid om bij ministeriële regeling bepaalde opleidingen of groepen van opleidingen aan te wijzen die zijn uitgezonderd van de regels van artikel 7.2 WHW, en derhalve ook geen instemming hoeven te vragen bij het accreditatieorgaan met betrekking tot de taal als bedoeld in artikel 5.6a. In verband met specifieke regionale of economische omstandigheden kan aanwijzing van opleidingen of groepen van opleidingen aan de orde zijn. Daarbij kan gedacht worden aan een situatie waarin de regels van artikel 7.2 ongewenste effecten hebben voor bepaalde regio’s waar gezien de demografische ontwikkeling of specifieke samenstelling van de regionale arbeidsmarkt een relatief grote instroom van buitenlandse studenten gewenst is. Ook kunnen opleidingen of groepen van opleidingen worden aangewezen indien sprake is van een tekort aan personeel binnen een bepaalde sector op de arbeidsmarkt. In voornoemde bijzondere situaties kunnen de regionale en economische belangen van zodanige aard zijn dat deze zwaarder wegen dan de belangen die met artikel 7.2 worden nagestreefd.

Onderdeel H

De functie van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (hierna: Croho) is primair dat van een zorgvuldig geordend gegevensbestand (artikel 6.13, eerste lid, van de WHW). Dit bestand dient als informatiebron voor deelnemers, de instellingen zelf en de overheid. Een instelling is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het informeren van het afnemende veld, studenten en overige belanghebbenden over het opleidingenaanbod van de instelling en de bijzonderheden daarvan. Het Croho is hiermee eenduidig gepositioneerd als geautoriseerde kernbron van beslissingen aangaande opleidingen.

Met het wetsvoorstel is de toestemming voor het vaststellen van de numerus fixus geregeld. Met het oog op het belang van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs is transparantie en kenbaarheid van opleidingen met een capaciteitsfixus (hierna: numerus fixus) en anderstalige trajecten binnen Nederlandstalige opleidingen met een numerus fixus van belang. Het is bovendien regeringsbeleid om het aantal opleidingen met een numerus fixus zo veel mogelijk terug te dringen en het aantal anderstalige trajecten met een numerus fixus zo beperkt mogelijk te houden. Om te kunnen bezien of de regering daarin slaagt, is het van belang dat de opleidingen en anderstalige trajecten met een numerus fixus worden geregistreerd. Per abuis is echter met het wetsvoorstel de registratie van opleidingen en anderstalige trajecten met een numerus fixus niet geregeld.

Met het wetsvoorstel is verder de instemming van de NVAO voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal geregeld. Per abuis is daarbij ook niet geregeld dat deze instemming in het Croho wordt geregistreerd.

Met de onderhavige nota van wijziging (artikel 6.13, vierde en vijfde lid, van de WHW) wordt alsnog de registratie van opleidingen en anderstalige trajecten met een numerus fixus en de registratie van de instemming geregeld.

In het geval de NVAO de instemming om het onderwijs in een andere taal dan het Nederlands te verzorgen intrekt (artikel 5.6c van de WHW) of de Minister de toestemming om een numerus fixus vast te stellen intrekt (artikel 7.53a, zesde lid, van de WHW), wijzigt de Minister de registratie in het Croho (artikel 6.15 van de WHW). In het geval de NVAO de instemming intrekt, zal de NVAO een afschrift van de intrekking naar de Minister sturen.

Onderdeel I (eerste lid, onderdeel b)

Op grond van het voorgestelde artikel 5.6a, kan de NVAO instemming verlenen voor het verzorgen van een opleiding in een andere taal. Artikel 7.2 bevat de gronden waarop een instelling kan besluiten anderstalig onderwijs te verzorgen, en betreft de verplichting voor instellingen taalbeleid op te stellen. Hierin speelt de NVAO geen rol. Om die reden wordt in artikel 7.2, tweede lid, onderdeel c, de zinsnede «naar het oordeel van het accreditatieorgaan» geschrapt.

Onderdeel I (tweede lid)

Met onderhavige wijziging wordt de ondergrens wanneer een opleiding taalbeleid moet opstellen voor alle opleidingen gelijkgetrokken. Het werken met verschillende grenzen maakt de regelgeving en de toepassing in de praktijk onnodig ingewikkeld. Met de ondergrens van een derde wordt aangesloten bij ondergrenzen die elders in de regelgeving voor het hoger onderwijs worden gehanteerd.2

Onderdeel J

In artikel 7.53a, derde lid, van het wetsvoorstel is neergelegd dat de toestemming om een capaciteitsfixus vast te stellen betrekking heeft op een opleiding of op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding. In lijn hiermee wordt dit ook in de definitie van capaciteitsfixus opgenomen.

Onderdeel K

Met het wetsvoorstel, zoals gewijzigd met deze nota van wijziging, wordt in artikel 1.1 van de WHW een definitie van Nederlandstalige opleiding opgenomen. De definitie van Nederlandstalige opleiding geeft aan dat van een Nederlandstalige opleiding sprake is als ofwel de gehele opleiding in het Nederlands wordt verzorgd, ofwel een deel van de opleiding dat overeenkomst met ten minste twee derde deel van het aantal studiepunten van de opleiding. Voor de bepaling van het aandeel Nederlandstalig onderwijs wordt bekeken in welke verhouding het Nederlandstalige onderwijs staat tot het anderstalige onderwijs. Daarbij worden ook de anderstalige trajecten in beschouwing genomen. Een traject betreft op grond van de definitie van traject in artikel 1.1 van de WHW immers een programma binnen een opleiding.

De definitie van Nederlandstalige opleiding is van belang in verband met de toestemming voor de capaciteitsfixus. Deze toestemming kan uitsluitend betrekking hebben op een opleiding dan wel op een anderstalig traject binnen een Nederlandstalige opleiding. De definitie van Nederlandstalige opleiding, zoals deze wordt neergelegd in artikel 1.1 van de WHW, zou de ongewenste bijwerking kunnen hebben dat geen numerus fixus mogelijk is voor een anderstalig traject, indien sprake is van een volledig anderstalig traject dan wel meerdere (volledig) anderstalige trajecten. Alsdan zou het aandeel anderstalig onderwijs binnen de opleiding dermate groot kunnen zijn in verhouding tot het aandeel Nederlandstalig onderwijs, dat niet langer sprake is van een Nederlandstalige opleiding. Om deze reden wordt met het voorgestelde artikel 7.52d geregeld dat in dit geval voor de bepaling of sprake is van een Nederlandstalige opleiding, de anderstalige trajecten buiten beschouwing blijven.

Onderdeel L (eerste lid)

De wijzigingen betreffen een redactionele verbetering.

Onderdeel L (tweede lid)

Uit het voorgestelde artikel 7.53a vloeit voort dat voor het instellen van een capaciteitsfixus toestemming van de Minister nodig is. Met de onderhavige wijziging wordt dit geëxpliciteerd.

Onderdeel M

Naast overwegingen ten aanzien van capaciteit, kan een beperkte arbeidsmarktvraag ook reden zijn voor een fixus. Een arbeidsmarktfixus is in de huidige situatie, op grond van artikel 7.56 van de WHW, mogelijk via een ministeriële regeling. Indien een arbeidsmarktfixus wordt vastgesteld is die van toepassing op alle instellingen die de betreffende opleiding verzorgen. Momenteel is geen arbeidsmarktfixus vastgesteld bij ministeriële regeling. Wel kunnen er opleidingen zijn die kiezen voor het instrument capaciteitsfixus in gevallen waarin arbeidsmarktoverwegingen een rol spelen. Het is belangrijk dat dit soort opleidingen in de nieuwe situatie niet tussen wal en schip geraken. Met de onderhavige nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel een grondslag opgenomen om de huidige criteria in de wet voor een arbeidsmarktfixus in een ministeriële regeling nader uit te werken. De regering is voornemens om de commissie die de aanvragen voor een capaciteitsfixus (numerus fixus) gaat beoordelen, zich ook te laten buigen over verzoeken voor een arbeidsmarktfixus, en het proces voor beide fixi gelijk te trekken. In aansluiting op het proces om te komen tot een capaciteitsfixus wordt daarom verder voorgesteld de datum waarop de arbeidsmarktfixus uiterlijk moet zijn vastgesteld te wijzigen van 1 mei naar 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het studiejaar. Beoogd wordt namelijk dat de bezwaarperiode ten aanzien van de besluiten over een capaciteitsfixus vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het studiejaar waarin de capaciteitsfixus, is afgelopen. Het bij ministeriële regeling vaststellen van de arbeidsmarktfixus op 1 mei van het jaar voorafgaand aan het studiejaar waarvoor deze fixus geldt, komt dan te vroeg.

Ook is aansluiting gezocht bij de geldigheidsduur van de capaciteitsfixus: een maximale geldigheidsduur van 3 jaar in plaats van 2 jaar wordt geregeld. Net als bij de capaciteitsfixus geldt voor de arbeidsmarktfixus dat het niet aannemelijk is dat de problematiek op de arbeidsmarkt op korte termijn oplosbaar is.

Onderdelen N, O en P

De wijzigingen betreffen een wetstechnische verbetering.

Onderdeel Q

Abusievelijk wordt in artikel I, onderdeel KK, verwezen naar artikel 11.13, tweede lid, onderdeel e. Dit artikellid kent echter geen onderdeel e. De verwijzing naar dit onderdeel wordt door onderhavige wijziging geschrapt.

Onderdeel R

Het wetsvoorstel bevat overgangsrecht voor opleidingen die op het moment van inwerkingtreding van de Wet taal en toegankelijk anderstalig zijn. Geregeld is op welk moment de aanvraag voor instemming voor het verzorgen van de opleiding in een andere taal moet worden ingediend. Niet geregeld is dat totdat op de aanvraag is beslist, het instellingsbestuur de opleiding mag blijven verzorgen in de desbetreffende andere taal. Met de nota van wijziging wordt dit alsnog geregeld.

Onderdeel T

In artikel 2 van bijlage 2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat tegen besluiten, genomen op grond van de aldaar genoemde voorschriften van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, uitsluitend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden opgekomen als bijzondere bestuursrechter in eerste en enige aanleg. Bij deze besluiten is het met het oog op de voortgang van het onderwijs van bijzonder belang dat op korte termijn een einduitspraak beschikbaar is. Het gaat dan bijvoorbeeld besluiten over de aanvang en beëindiging van de bekostiging, het toekennen van de status rechtspersoon hoger onderwijs of het ontnemen van de rechten die verbonden zijn aan deze status (het verlenen van graden, voltijdse studenten komen in aanmerking voor studiefinanciering) en (andere) sancties.

Met het wetsvoorstel wordt de toets anderstalig onderwijs door de NVAO geregeld. De NVAO kan in dit kader besluiten tot instemming (artikel 5.6a, vierde lid), tussentijdse instemming (artikel 5.31a) en instemming onder voorwaarden (artikel 5.6b, eerste lid) voor het verzorgen van een opleiding of een deel van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands. Ook wordt de intrekking van de instemming geregeld (artikel 5.6c, eerste lid). Verder wordt geregeld dat het accreditatieorgaan in verband met de instemming in de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen kan beoordelen of sprake is van een nieuwe opleiding (artikel 5.6a, derde lid). Ook voor deze besluiten geldt dat het in het belang van de voortgang van het onderwijs is dat op korte termijn een einduitspraak beschikbaar is. De gevolgen van het niet verkrijgen van instemming voor het verzorgen van een opleiding of een deel van een opleiding in een andere taal dan het Nederlands kunnen verstrekkend zijn. Het niet verkrijgen van instemming kan in bepaalde gevallen betekenen dat er een toets nieuwe opleiding moet worden aangevraagd of dat de instelling zelf besluit de opleiding niet te verzorgen of te beëindigen. Per abuis is met het wetsvoorstel echter niet geregeld dat uitsluitend de Afdeling rechtspraak van de Raad van State in eerste en enige aanleg bevoegd is om kennis te nemen van beroepen tegen deze besluiten. Met onderdeel J (artikel IIIa van het voorstel) wordt dit alsnog geregeld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
2

In de Beleidsregel bevoegdheid graadverlening hoger onderwijs is opgenomen dat een aanvrager van toestemming om graden te verlenen ten minste zelf de kern van het curriculum van de opleiding verzorgt. Dat houdt in ieder geval in, dat de aanvrager ten minste de propedeutische fase en de afstudeerrichting van het curriculum van de opleiding zelf verzorgt en dat niet meer dan een derde van het totale curriculum, inclusief stages en afstudeerprojecten, ter verzorging aan derden wordt uitbesteed (artikel 3, derde lid, onderdeel c).

Naar boven